1.
Er waren nogal wat spanningen rondom de studio-opname van de opera ‘Turandot’ van Giacomo Puccini (1858-1924) die tussen 3 en 11 juli 1965 werd gemaakt in het Teatro dell’Opera van Rome. Maar het uiteindelijke resultaat is nog steeds de eerste keuze op CD.
De Zweedse hochdramatische sopraan Birgit Nilsson had haar roldebuut als Turandot in 1956 in Stockholm gemaakt – in het Zweeds – en de titelpartij in juli 1959 ook al in het Teatro dell’Opera van Rome voor RCA opgenomen onder leiding van Erich Leinsdorf. Bij Leinsdorf had Nilsson meer ruimte dan zij op deze opname kreeg, maar haar koperen klank is ideaal voor de rol en haar hoge noten zijn als laserstralen.
De voorstellingen van ‘Turandot’ die Nilsson met de Italiaanse spintotenor Franco Corelli als Calaf in 1961 en 1966 met de Metropolitan Opera gaf zijn legendarisch en dikwijls. Het gevecht om de hoge C aan het einde van “In questa reggia” won Corelli volgens Nilsson in haar autobiografie het vaakst. De “Prince of tenors” had zijn roldebuut als Calaf in 1958 in Pisa gemaakt en is de meest glansrijke Calaf op CD. Hier opteert hij aan het einde van de raadselscène in “ardente” voor de hoge C en dan begrijp je de opwindende werking van hoge noten in opera.
De Italiaanse sopraan Renata Scotto verving – op voorspraak van Corelli – op het laatste moment de verhinderde Mirella Freni als Liù. Scotto was hier op haar hoogtepunt als een gevoelige, lyrische Liù, voordat de te zware rollen hun tol zouden eisen. De Italiaanse bas Bonaldo Giaiotti is fantastisch als Calafs vader Timur.
De Italiaanse dirigent Francesco Molinari-Pradelli verving Sir John Barbirolli die Corelli niet zou hebben gewild en derhalve zelf het veld moest ruimen. Nilsson had ‘Turandot’ al in 1961 in Wenen onder leiding van Molinari-Pradelli gezongen en toch zouden zowel Nilsson, Corelli als Scotto – volgens Nilsson – tijdens de opnamen problemen hebben gehad met de dirigent. Vanwege deze spanningen zouden Nilsson en Corelli de finale op verschillende plaatsen hebben opgenomen, die later werd ingemixt.
Molinari-Pradelli had zijn eerste ‘Turandot’ in 1951 in Cesena gedirigeerd en geeft op deze opname met het Orchestra del Teatro dell’Opera di Roma niet de meest bevlogen lezing. De tempi zijn aan de snelle kant waardoor het statige sfeer niet goed uit de verf komt. De opname eindigt met de finale die Franco Alfano voltooide aan de hand van het nagelaten materiaal van Puccini zelf.
Warner Classics 5099921546020 Puccini The Operas (17CDs)
2.
Twaalf jaar na de wereldpremière van ‘Turandot’ op 25 april 1926 in de Milanese Scala ontstond al de eerste integrale opname van de opera. Het label Cetra maakte de registratie tussen 4 en 15 september 1938 in Turijn op 31 grammofoonplaten en de bezetting was 100% Italiaans.
De sopraan Gina Cigna had de rol van Turandot op 12 april 1935 voor het eerst in de Scala gezongen naast Giacomo Lauri-Volpi als Calaf en zou de rol in haar carrière zo’n 500 keer hebben vertolkt. Cigna is één van de meest indrukwekkende prinsessen op de plaat. Haar egale, ronde sopraan, sterk imponerend met enorme Durchschlagkraft – ook al zijn de hoge Cs niet haar forte – en een opvallend ontroerend en melancholisch timbre. Haar carrière eindigde abrupt in 1948, nadat zij betrokken was bij een auto-ongeluk en een hartaanval kreeg. Uiteindelijk overleed zij in 2001 op 101-jarige leeftijd.
De hier 51-jarige tenor Francesco Merli zong de rol van Calaf al binnen een jaar na de wereldpremière in de Scala, in 1926 in de première in Rome, in 1927 in de Britse première in Covent Garden en in 1928 in de Australische première. Merli is een dramatische Calaf. Zijn tenor is hier voller van klank dan op de 1930-opname van “In questa reggia” met Bianca Scacciati en hij is ideaal als de onstuimige prins.
De hier 28-jarige sopraan Magda Olivero is helaas een flakkerende Liù en de hier pas 31-jarige bas Luciano Neroni een timide Timur. Neroni overleed in 1951 totaal onverwachts op 42-jarige leeftijd aan een hartaanval, net voor een engagement aan de Met. Ping is luxe bezet met de bariton Afro Poli, de belangrijke bariton van de Scala rondom de Tweede Wereldoorlog. Dirigent Franco Ghione geeft met het orkest van de Italiaanse omroep een opwindende lezing en ook hier wordt de Alfano-finale gespeeld maar zonder “Del primo pianto”.
Naxos 8.110193-94 (2CDs)
3.
Een verrassend goede studio-opname van ‘Turandot’ werd tussen 1 en 23 augustus 1972 in Kingsway Hall te Londen gemaakt. Verrassend aangezien de Australische sopraan Joan Sutherland, die de titelrol nooit op het toneel vertolkte, een uitstekende Turandot is. Haar egale, grote en in de hoogte ronde sopraan zorgt voor een overtuigende, ijzige prinses, ook al is zijn niet altijd overal verstaanbaar.
Dit was ook de eerste keer dat de Italiaanse tenor Luciano Pavarotti de partij van Calaf zong, want zijn roldebuut zou pas in 1977 in San Francisco plaatsvinden. De lirico-spintotenor van de “King of the High Cs” is ideaal voor Calaf. Dit was ook de tijd dat Pavarotti nog niet te breed zong en zijn klank is luxueus en heerlijk. Zijn “Nessun dorma” is onovertroffen en ook hij opteert uiteraard aan het einde van de raadselscène in “ardente” voor de hoge C.
De Spaanse sopraan Montserrat Caballé is een muzikaal beeldschone Liù. Haar klank is wellicht iets te monochroom, enigszins kil en niet echt contrasterend met Sutherland, maar wat een fraseringen, wat een lijnen en wat een prachtig verstilde tonen! De Bulgaarse bas Nicolai Ghiaurov is een uitstekende Timur en de opname is bezet met luxe bijrollen, waaronder Tom Krause als Ping en Peter Pears als Altoum.
De opname is mede de moeite waard vanwege de Indiaase dirigent Zubin Mehta die met het London Philharmonic Orchestra laat horen – zoals altijd – goed gevoel voor Puccini te hebben. Zijn lezing is opwindend en het drama heeft drive. Ook hier de Alfano-finale.
Decca 00028941427427 (2CDs)
4.
Twaalf jaar eerder ook in Rome – maar dan in de Accademia di Santa Cecilia – was ‘Turandot’ tussen 2 juli en 7 augustus 1953 door Decca al opgenomen. De Duitse hochdramatische sopraan Inge Borkh zong hier Turandot envertelt in haar autobiografie dat zij zichzelf eigenlijk “überfordert” vond voor de titelpartij omdat zij geen trompetachtige, stralende sopraan bezat. Toch was Borkh naast Birgit Nilsson en Gertrude Grob-Prandl (zie Bonus) de belangrijke Turandot in de jaren vijftig en zestig. Haar grote stem, zekere hoogte en dieptepsychologie maken haar prinses fascinerend.
Haar Calaf was hier de Italiaanse tenor Mario Del Monaco. Hij had zijn roldebuut als Calaf in 1945 in Trieste gemaakt naast Gina Cigna en deze studio-opname was zijn laatste vertolking van de onbekende prins. Een jaar eerder had hij de rol van zijn repertoire geschrapt na zijn laatste optreden als Calaf in Rome. Del Monaco is niet zo zeer een spintotenor als wel een dramatische tenor – een Otello en Alvaro – en de hoge C was niet zijn metier. En toch werkt zijn stentor, trompetachtige stem hier viriel en indrukwekkend voor de onstuimige, moedige prins.
De Italiaanse sopraan Renata Tebaldi zong de rol van Liù nooit op het toneel, maar nam de partij twee maal op. Nilsson schrijft in haar autobiografie dat Tebaldi voor de RCA-opname in 1959 veel coaching nodig had voor de partij. De slavin is eigenlijk buiten het diva-karakter van Tebaldi, maar zij weet Liù als een innemend personage te portretteren. De Italiaanse bas Nicola Zaccaria is net als vier jaar later in de Milanese studio (zie 5.) de meest overtuigende, tragische vader Timur.
De Italiaanse dirigent Alberto Erede geeft de zangers alle ruimte en benadrukt met het Orchestra dell’Accademia Nazionale di Santa Cecilia de structuur en strakke ritmiek van de partituur. De geluidskwaliteit van de Decca-opname is uitstekend, met een nadrukkelijke gong. Ook hier de Alfano-finale.
Decca 452 964-2 (2CDs)
5.
De sopraan Maria Callas vertolkte de rol van Turandot tussen haar roldebuut op 29 januari 1948 in Venetië en haar laatste optreden als de prinses op 22 juni 1949 in Buenos Aires 24 keer. De bestaande opname van een kort fragment uit de derde akte van ‘Turandot’ uit Buenos Aires laat een adembenemende Callas horen, haar aanzetten opwindend, haar temperament vol en de stem stralend. Acht jaar later stond zij voor de studio-opname van de partij tussen 9 en 15 juli 1957 in het Teatro alla Scala van Milaan.
Ook in 1957 vertolkte Callas nog een heerszuchtige Turandot. Zij biedt niet alleen het kille personage, maar ook het onderliggende, boeiende vuur. In de raadselscène toont zij een breekbare prinses met verschillende stemmingen, ongeduldig, bang, kwaad en altijd geloofwaardig. Vocaal is er echter in het kopregister een spanning die er in haar beginjaren nog niet was. Op de coverfoto heeft Callas overigens de hoofdtooi op die Rosa Raisa bij de wereldpremière droeg.
Voor het overige doet deze opname enigszins kunstmatig aan. Er zijn weinig opnamen van de Italiaanse lirico-spintotenor Eugenio Fernandi en het is onduidelijk waarom hij hier als Calaf werd gecast. Hij is een enigszins onderontwikkelde, stuntelige Calaf en de hoge C op “ardente” aan het einde van de raadselscène is wel erg lelijk ingemixt. De Duitse sopraan Elisabeth Schwarzkopf verdwaald in het Italiaanse repertoire.
Geaffecteerd, onverstaanbaar en met bleke, witte tonen suggereert zij Liù en elke noot wordt apart aangezet. Nicola Zaccaria is opnieuw een geloofwaardig droevige, sombere vader Timur en zingt ook de partij van de Mandarin onder het pseudoniem Giulio Mauri. De Italiaanse tenor Giuseppe Nessi – Pong bij de wereldpremière van ‘Turandot’ in 1926 – zingt hier op 69-jarige leeftijd de partij van de keizer Altoum.
Tullio Serafin had al de Amerikaanse première van ‘Turandot’ in 1926 in de Metropolitan Opera van New York gedirigeerd met Maria Jeritza als Turandot en Giacomo Lauri-Volpi als Calaf. Hier met het Orchestra del Teatro alla Scala geeft hij drama, kleur en sfeer aan de opera. Uiteraard is er de Alfano-finale, inclusief “Del primo pianto”.
Warner Classics 0825646341009 (2CDs)
Bonus:
1.
De Nederlandse sopraan Cristina Deutekom verraste toen zij begin jaren tachtig de rol van Turandot op haar repertoire nam. Op 21 mei 1982 maakte zij haar roldebuut in ‘Turandot’ in San Diego en zong bij het gezelschap vier uitvoeringen van de opera en van één daarvan is een opname bewaard.
Deutekom laat horen dat de partij alleen gezongen kan worden en slechts dan kracht bezit met een stem die open is en vol resonansen. Vocaal zingt zij de hele partij stralend en zeker. Haar Turandot is geen feeks maar een vrouw die met zichzelf overhoop ligt. Op 29 december 1985 vertolkte Deutekom de rol bij De Nederlandse Operastichting, kort na haar hartoperatie in april van dat jaar. Van deze productie bestaat geluids- én beeldmateriaal.
De Italiaanse lirico-spintotenor Carlo Bini doet als Calaf qua timbre in zijn brede hoogte denken aan Adriaan van Limpt. Maar in de Amerikaanse pers werd zijn geluid omschreven als nasaal, kelig, gespannen en klein. Enkele maanden na deze ‘Turandot’ veroorzaakte hij een heuse rel toen hij in de Met voor Plácido Domingo inviel na de eerste akte van ‘La Gioconda’ en zijn partij onvoldoende bleek te beheersen.
De Amerikaanse sopraan Pamela Myers als Liù en haar landgenoot en bas Paul Plishka als Timur hoort men even. De Spaans-Amerikaanse dirigent Theo Alcántara geeft met het Chorus and Orchestra of the San Diego Opera Association een spannende uitvoering. In het CD-boekje wordt de dirigent “Alvatara” genoemd en de datum 16 mei 1982 is onjuist. Helaas is de confrontatie van Turandot en Liù in de eerste helft van de derde akte niet op deze uitgave, maar wel de Alfano-finale inclusief “Del prima pianto”.
Gala 100.584 (2CDs)
2.
Irmgard Seefried zei ooit dat als de Weense hochdramatische sopraan Gertrude Grob-Prandl de rol Turandot zong de muren beefden. Een voorstelling van ‘Turandot’ met Grob-Prandl werd ooit onderbroken door brandweerlieden, omdat buiten de voorbijgangers haar stem voor het brandalarm hadden aangehoord. Grob-Prandl zong de rol in de Wiener Staatsoper tussen 1949 en 1958 29 maal in het Duits en er bestaan drie complete opnamen van haar als Turandot: Wenen 1956 in het Duits, Florence 1958 in het Italiaans – die nooit op CD verscheen – en deze radio-opname uit Venetië van 24 juni 1953 in het Italiaans.
Grob-Prandl is de meest opwindende Turandot op CD. Zij is een zingende vulkaan die uitbarst en er is een muur van geluid. Haar prinses krijgt niet zo een psychologische tekening als haar Duitstalige rollen en haar Italiaans bezit een heerlijk Duits accent; zo wordt “Quel” tot “Kvel”. Er bestaan overigens ook nog opnamefragmenten van haar ‘Turandot’ uit 1955 in Londen in het Engels!
Ook de andere zangers hebben dubbele achternamen. De Italiaanse tenor Antonio Spruzzola-Zola is een sullige Calaf en Renata Ferrari-Ongara is een Liù voor in de huiskamer. De Amerikaanse bas Norman Scott als Timur is de enige naast Grob-Prandl met een grote carrière. Twee jaren eerder had hij zijn debuut in de Metropolitan Opera gemaakt en in dezelfde maand van deze ‘Turandot’ zong hij Blauwbaard in het Holland Festival. Overigens is het trio Ping, Pang en Pong opvallend levendig.
De Italiaan Franco Capuana maakte voor Cetra en Decca een aantal studio-opnamen en toont zich een zangersdirigent. Hij laat met het Koor en orkest van het Teatro La Fenice di Venezia de opera zinderen en vlammen. Capuana overleed in 1969 op 75-jarige leeftijd tijdens een voorstelling van ‘Mosè’ van Rossini. Ook hier de Alfano-finale maar zonder “Del primo pianto”.
Walhall Eternity Series WLCD 0139 (2CDs)
3.
Het Coronation Season van het Royal Opera House Covent Garden van Londen kende tussen 19 april en eind juni 1937 een ongelooflijke weelde aan voorstellingen. Zo zong Gina Cigna op de kroningsavond van George VI de titelrol in ‘Aida’ en waren er op 30 april, 5 en 10 mei 1937 drie uitvoeringen van ‘Turandot’. Na de première van ‘Turandot’ waren de reacties zo euforisch dat men besloot geluidsopnamen te maken van de laatste twee uitvoeringen.
De Britse hochdramatische sopraan Eva Turner zong La Principessa Turandot. Zij was aanwezig geweest bij de wereldpremière van ‘Turandot’ en had de rol acht maanden later al op 18 december 1926 in Brescia gezongen. Turner vertolkte de titelrol in zes seizoenen in Covent Garden, waarvan deze uitvoering de derde was. Zij had “In questa reggia” in 1928 al twee maal in de studio opgenomen, maar haar sensationele stem op een live-opname te horen – op beide avonden in de aria en de raadselscène – is enerverend. Haar sopraan snijdt als een zeis door het koor en orkest en de hoge Cs zijn opwindend. Alfano zou gezegd hebben dat Turner haar voorgangsters had overtroffen. In Turners biografie van Linda Esther Gray wordt de sopraan geciteerd als zij over Turandot vertelt: “To me her overriding emotion is fear […] her voice mounts and mounts in the ecstasy of fear “Non guardarmi così””. Luister overigens ook naar de opnamen van “In questa reggia” door de andere vroege Turandots uit de jaren twintig: Bianca Scacciati, Mária Németh en Anne Roselle.
De Italiaanse tenor Giovanni Martinelli had zijn debuut in Covent Garden in 1912 gemaakt en er in 1919 voor het laatst gezongen. Puccini en Toscanini zouden Martinelli als Calaf voor de wereldpremière hebben gewild, maar Gatti-Casazza – de intendant van de Metropolitan – wilde hem niet laten gaan. Martinelli zong hier in 1937 Calaf voor de eerste én laatste keer. Zijn aristocratische stijl en edele portrettering maken hem een ideale “onbekende prins”. Aan het einde van de raadselscène zingt hij op “argente” de hoge C, maar vooraf geen G maar een D. Zijn beide aria’s zijn van beide avonden opgenomen en voor zijn “Nessun dorma” op 10 mei neemt hij alle tijd en krijgt hij – op 5 mei niet – applaus. Martinelli vertolkte overigens de rol van Altoum één enkele keer in 1967 op 81-jarige leeftijd ter gelegenheid van de 50ste verjaardag van de Seattle Opera.
Op 5 mei zong de Italiaanse sopraan Mafalda Favero de rol van Liù, maar haar “Signora ascolta” horen we niet, slechts haar hartverscheurende snikken tijdens “Non piangere Liù”. Die aria is wel te horen door de Italiaans-Amerikaanse sopraan Licia Albanese, die haar met een geknepen geluid op de derde avond zong. De Italiaanse bas en later acteur Giulio Tomei is als Timur kort te horen na “Non piangere Liù”. De Britse dirigent Sir John Barbirolli geeft met het London Philharmonic Orchestra een eigenzinnige maar opwindende uitvoering. Luister naar zijn affrettando na “Vincerò”, dat is muzikale autoriteit!
CDH 7 61074 2 (1CD)