1.
De Bayreuther Festspiele heropenden na de Tweede Wereldoorlog op 30 juli 1951 met ‘Parsifal’ van Richard Wagner. De opname van acht jaren later is interessant vanwege het Bayreuth-debuut van een nieuw gezelschap zangers in de hoofdrollen. De muzikale leiding was in handen van Hans Knappertsbusch die ‘Parsifal’ in Bayreuth tussen 1951 (zie Bonus) en 1964 dertien seizoenen lang dirigeerde. Knappertsbusch is dé dirigent die wordt vereenzelvigd met ‘Parsifal’ en er zijn maar liefst twaalf integrale opnamen van ‘Parsifal’ onder zijn leiding. Dit is één van zijn snellere ‘Parsifal’-uitvoeringen. Kna biedt met het Orchester der Bayreuther Festspiele rust en grootsheid aan de opera, zoals niemand anders doet. De Duitse Heldentenor Hans Beirer is te horen in de titelrol in zijn eerste van vijf achtereenvolgende seizoenen ‘Parsifal’ in Bayreuth. Hij had de titelrol in 1951 al vier maal in de Scala van Milaan onder leiding van Wilhelm Furtwängler en naast Martha Mödl gezongen. Beirer heeft de juiste brede en open stem voor de partij en posteert uitstekend de openhartigheid van de jeugd. Ook voor de Franse sopraan Régine Crespin was dit het eerste seizoen in Bayreuth en haar eerste van vier achtereenvolgende Bayreuth-seizoenen als Kundry. Er zijn vier opnamen van Crespin als Kundry en zij is de meest moederlijke boodschapster voor de graalridders en sensuele verleidster voor Klingsor. De Weense bariton Eberhard Wächter zong hier zijn eerste van vier Bayreuth-seizoenen als Amfortas. Hij klinkt meer lyrisch en heeft geen echte heldenbariton, maar zijn monologen in de finales I en III zijn geconcentreerd en intensief. Dit was ook de eerste van twee Bayreuth-seizoenen van de Amerikaanse bas Jerome Hines als Gurnemanz. Zijn portrettering is muzikaal, gevoelig en tekstueel helder en biedt warmte, waardigheid en wijsheid. De Duitse bas Josef Greindl – één van de grote naoorlogse vertolkers van Gurnemanz (zie 2.) – is hier nu eens te horen als Amfortas’ vader Titurel en de Duitse bas-bariton Toni Blankenheim – tussen 1954 en 1960 in Bayreuth in zes rollen te horen – is Klingsor. Vooral door de combinatie Beirer / Knappertsbursch een ultieme Parsifal!

Timing: akte I 108 min / II 69 min / III 74 min
Archipel ADM 5166 (4CDs)

2.
cd_parsifal_2

De dirigent Richard Kraus was de zoon van de bekende Wagner-tenor Ernst Kraus. Hij werd in 1923 Korrepetitor aan de Berlijnse Staatsopera onder Erich Kleiber en Leo Blech en was tussen 1948 en 1954 chefdirigent in Keulen. Op 31 maart en 1 april 1949 stond hij met het gezelschap van de Oper Köln in het Erholungshaus Leverkusen voor radio-uitvoeringen van ‘Parsifal’. Wat betreft kalmte en grandeur doet Kraus nauwelijks onder voor Knappertsbusch. Kraus houdt een stevige, maar vloeiende grip op het Kölner Rundfunk-Sinfonie-Orchester en geeft toch een gevoelige lezing van de partituur. En hij had de beste zangers tot zijn beschikking. De titelrol wordt gezongen door de Duitse Heldentenor Bernd Aldenhoff, die voor deze uitvoering terugkwam naar Keulen waar hij in de jaren dertig onder leiding van Walter Felsenstein lyrische partijen had vertolkt. Aldenhoff zong Parsifal ook twee maal in de Metropolitan van New York, maar zijn tekstuitbeelding – vergelijkbaar met die van Max Lorenz – konden de Amerikanen niet waarderen. Aldenhoff geeft een ideale vertolking van de “reine Tor” en zijn onvermoeibare Draufgängertum, goede articulatie, solide, open en brede zang tot hoog in het borstregister zijn uitstekend voor de partij. Ook maakte tijdens deze radio-uitvoering Martha Mödl haar roldebuut als Kundry. Er zijn zeker elf opnamen van Mödl als Kundry en het is ongelooflijk hoe driedimensionaal haar portrettering hier al is. Haar sterke middenregister en melancholische geluid maakten haar uiterste geschikt voor de partij. Haar onstuimige inzet en intensieve voordracht zijn indrukwekkend en maken goed wat aan stabiliteit van de stem en hoogte ontbreekt. Haar “Ich sah’ das Kind” getuigt van een groot psychologisch inzicht. Zij zou met Kundry in 1951 ook haar Scala-debuut maken en de rol later in dat jaar ook zingen bij de heropening van Bayreuth (zie Bonus). Josef Greindl was tussen 1954 en 1968 de belangrijke Gurnemanz in Bayreuth en exploreert hier de diepten van de rotsvaste veteraan met granieten stem. Heinrich Nillius draagt de wonden van Amfortas met verhevenheid en Robert Blasius – ensemblelid in Keulen – brengt de muziek onder Klingsors gif naar boven. Een theatrale uitvoering waarin de drie hoofdrollen optimaal bezet zijn!
Timing: akte I 108 min / II 63 min / III 75 min
Gebhardt JGCD 0012-4 (4CDs)

3.
cd_parsifal_3

Een andere radio-uitvoering van ‘Parsifal’ vond een half jaar eerder plaats op 1 oktober 1948 in de Weense studio onder muzikale leiding van Rudolf Moralt. Moralt was een neef van Richard Strauss en dirigent van de Weense Staatsopera van 1940 tot aan zijn dood in 1958. Met de Wiener Symphoniker geeft hij een betrouwbare, maar enigszins zakelijke – in plaats van vredige – lezing. Moralt koos de Duitse Heldentenor Günther Treptow voor de titelrol. Treptow maakte in 1947 zijn debuut in de Weense Staatsopera als Erik in ‘Der fliegende Holländer’ en zong er twee maal de titelrol in ‘Parsifal’. Dit is de enige opname waarop Treptow in de complete live-uitvoering van ‘Parsifal’ te horen is. Treptow was lid van de paramilitaire Sturmabteilung en de Nazi-partij, totdat men in 1934 ontdekte dat hij van moederskant als niet-ariër gold. Josef Goebbels zou hem echter een “Sondergenehmigung” hebben verleend om weer op te treden.* Treptow is één van de belangrijkste Heldentenoren aller tijden en hij zingt de titelrol met een ongelooflijk donker timbre, kracht en ook bescheidenheid. Voor de overige rollen koos Moralt ensembleleden van zijn Weense Staatsopera. De Hongaars-Oostenrijkse sopraan Anny Konetzni – met haar zusje Hilde een fervent voorstander van de Anschluß en aanhanger van Hitler* – is hier Kundry. Anny was van 1933 tot haar ontslag door Karl Böhm in 1955 ensemblelid van de Weense Staatsopera en zong er de rol Kundry tien maal. Haar vertolking is donker, beheerst en onheilspellend, maar niet erg verleidelijk in de tweede akte. Drie van haar ‘Parsifal’-uitvoeringen in Wenen zong zij met de Duitse bas-bariton Paul Schöffler als Amfortas. Schöffler was tussen 1925 en 1937 ensemblelid van de Semperoper in Dresden en stemde in 1933 in met een resolutie, dat de dirigent Fritz Busch artistiek en menselijk ongekwalificeerd zou zijn om te werken aan de Semperoper.* Na 1937 werd Schöffler ensemblelid van de Weense Staatsopera – waar hij tot 1972 zou blijven – en zong er Amfortas ook tien maal. Zijn interpretatie van de verwonde heerser is niet zozeer breekbaar als wel manmoedig. De Duitse bas Ludwig Weber was van 1945 tot aan zijn pensioen ensemblelid van de Weense Staatsopera en van hem bestaan diverse opnamen als Gurnemanz van 1942 tot en met 1961. Zijn grote en wijde stem en woordenpraal zijn uniek! Een opname met een bruine randje en indrukwekkende stemmen, maar minder energiek dan de registratie uit Keulen.
Timing: akte I 104 min / II 64 min / III 73 min

Walhall Eternity Series WLCD 0122 (4CDs)
* Klee – Das Kulturlexikon zum Dritten Reich; Wer war was vor und nach 1945 (Frankfurt am Main: Fischer Verlag, 2007)

4.
cd_parsifal_4

Op Goede Vrijdag 16 april 1954 was er een matinee-uitvoering van ‘Parsifal’ in de Metropolitan Opera van New York. Een dag later op 17 april 1954 werd de opera opnieuw gespeeld en deze voorstelling werd uitgezonden op de radio. De cast was – op de rol van Gurnemanz na – op de opeenvolgende dagen dezelfde! De dirigent was Fritz Stiedry, die in 1933 vluchtte uit Nazi-Duitsland en sinds 1937 in Amerika werkte. Tussen 1946 en 1958 gaf hij zo’n 250 voorstellingen aan de Met. Zijn lezing van ‘Parsifal’ van 17 april 1954 is helder, barmhartig en teder en Stiedry genoot van een uitstekende bezetting. De Zweedse tenor Set Svanholm maakte in 1946 zijn debuut in de Met en trad 113 keer bij het gezelschap op. Hij zong in 1947 zijn eerste Met-Parsifal en vertolkte de titelrol in de Met 13 keer. De tenor van Svanholm – hier 50 jaar – is slanker dan die van de andere Heldentenoren, maar zijn klank goed open. Hij is uiterst expressief en weet de transformatie van de argeloze dwaas naar de scherpziende man effectief weer te geven. De Zweeds-Amerikaanse sopraan Astrid Varnay zong Kundry vanaf 1944 elf keer in de Met en er bestaan zover bekend slechts twee opnamen van Varnay als Kundry (de andere is uit Bayreuth 1966). Zij verving op deze zaterdag de verhinderde Margaret Harshaw en Varnay klinkt hier niet zozeer sensueel als wel terughoudend, ook al zijn haar dramatische uitbarstingen ongeëvenaard. Ook Mack Harrell was verhinderd als Amfortas en werd vervangen door de Amerikaanse bas-bariton George London. London had de Amfortas ook gezongen bij de heropening van Bayreuth in 1951 (zie Bonus), zong de rol vijf maal in de Met en nam op 10 maart 1966 met de rol afscheid van de Met. Hij zet een gekwetste, maar dappere bevelhebber van de ridders neer. De Duitse bas-bariton Hans Hotter nam de rol van Gurnemanz over van Jerome Hines (zie 1.), die de partij op Goede Vrijdag had gezongen. Het zou de laatste voorstelling van Hotter zijn in de Met. Hij stopt hier – kenmerkend voor zijn latere uitvoeringen – elke klank in zijn neus en is als Gurnemanz bezadigd, gevoelig en toch verstaanbaar. Interessant ook Jean Madeira, als de Stimme aus der Höhe in de tempel in de frase “Durch Mitleid wissend” en James McCracken als de Erste Gralsritter. Een sfeervolle opname van reeds de 192ste uitvoering van ‘Parsifal’ in de Met!
Timing: akte I 104 min / II 63 min / III 69 min
Wallhall Eternity Series WLCD 0070 (4CDs)

5.
cd_parsifal_5

Ook de 139ste uitvoering van ‘Parsifal’ in de Metropolitan Opera van New York op Goede Vrijdag 15 april 1938 werd al uitgezonden op de radio. De dirigent was Arthur Bodanzky, die tussen zijn Met-debuutjaar 1915 en het jaar van zijn overlijden 1939 maar liefst 61 van de 66 voorstellingen van ‘Parsifal’ in de Met leidde. Tijdens de voorstelling van Goede Vrijdg 1938 kreeg Bodanzky hartproblemen en nam zijn assistent Erich Leinsdorf de tweede akte over, maar Bodanzky liet zich niet kennen en kwam terug voor de derde akte. Zijn ‘Parsifal’ is meesterlijk en zijn lezing is weelderig, gedetailleerd en vol klankschoonheid. Hij laat het Metropolitan Orchestra bewegen in een dramatische flow en eindeloos dynamische schakeringen en climaxen maken. Het is ook de enige complete opname van de Deense tenor Lauritz Melchior in de partij van Parsifal. Hij zong in de Met alle grote Heldentenorpartijen in 519 voorstellingen tussen 1926 en 1950. Volgens zijn autobiografie ‘Tristanissimo’ zong hij de titelrol van ‘Parsifal’ in totaal 81 maal van zijn roldebuut op 23 juli 1924 tijdens zijn Bayreuth-debuut tot en met 26 maart 1948 bij de Met. Zijn tenor is minder open in de hoogte dan de voorgenoemde Heldentenoren Beirer, Aldenhoff en Treptow, maar toch past zijn warme stem, frasering en fijngevoeligheid goed in de lyrische passages van Parsifal. Dit is ook de enige complete opname van de Noorse sopraan Kirsten Flagstad in de partij van Kundry. Zij zong in de Met in 260 uitvoeringen en maakte in de Met ook haar roldebuut als Kundry op 17 april 1935. Zij leerde de partij volgens haar autobiografie ‘The Flagstad Manuscript’ in elf dagen. Luister in de eerste akte naar haar demonische, spottende en bittere toon in “Zu End’ ihr Gram: seine Mutter ist tot” en het duistere, treurige en vermoeide “Nie tu’ ich gutes; nur Ruhe will ich”. En in de tweede akte is er weelderige magie en sensualiteit in “Ich sah’ das Kind” met subtiel dreigende en trotse nuances. De Joods-Weense bas Emanuel List vluchtte in 1933 al naar Amerika en zong in datzelfde jaar reeds in de Met. Zijn prachtig donkere stem – enorm breed in de laagte, maar slank in de hoogte – heeft een fysieke kwaliteit en laat een uniek nobele en wijze Gurnemanz horen, die zelfs in de zachte passages van de Goede Vrijdag scène stralend en krachtig is. De Joods-Hongaarse bas-bariton Friedrich Schorr geldt als één van de belangrijkste Wagnerzangers van de 20ste eeuw en zong tussen 1924 en 1943 in de Met in ruim 450 uitvoeringen. Zijn Amfortas bezit tragische intensiteit en indringende pathos. Anders dan bij de andere Wagner-opera’s maakte Bodanzky in ‘Parsifal’ geen coupures. De voorstelling werd op acetaatplaten opgenomen zonder overlap zoals in Europa gebruikelijk was, zodat er helaas gaten in de registratie vallen.
Timing: akte I 99 min / II 60 min / III 65 min
Myto 982 H013 (3CDs)

Bonus:

1.
cd_parsifal_bonus_1

De Nederlandse bariton Cornelius Brongeest was vanaf 1924 directeur van de opera-afdeling van de Berlijnse Radio-omroep en richtte in die hoedanigheid het Berliner Funk-Orchester – huidige Rundfunk-Sinfonieorchester Berlin – op. Vanaf november 1924 werd eens in de twee weken een opera-uitzending onder zijn leiding uitgezonden. De tekst en muziek van de opera’s werden door hem aangepast voor de radio-uitvoeringen en de programmaboekjes verschenen periodiek in drukvorm. Sommige geëngageerde zangers werden na hun deelname aan de uitzendingen beroemd. In februari 1929 werd Bronsgeest voorgesteld aan de tenor Joseph Schmidt als wiens ontdekker hij zou gelden. Bronsgeest probeerde na de machtsovername van de Nazi’s in 1933 nog enige tijd om Joodse kunstenaars aan het werk te houden, maar stuitte steeds op problemen. Daardoor werd hij in 1933 vervangen. Tussen 10 en 14 oktober 1928 zong Bronsgeest de partij van Amfortas in de beroemde opname van hoogtepunten uit de derde akte uit ‘Parsifal’ voor His Master’s Voice in Berlijn. Zijn vertolking van de monoloog in de finale is buitengewoon indringend. De Berlijnse tenor Gotthelf Pistor zong tussen 1925 en 1931 vijf seizoenen de grote Heldenrollen in Bayreuth, waarvan Parsifal in 1927 en 1928. Zijn Parsifal is fris, sterk en gevoelig. De Duitse bas Ludwig Hofmann zong tussen 1928 en 1942 acht partijen in Bayreuth en alleen in zijn eerste seizoen Gurnemanz. Twee maanden later zong hij met autoriteit zijn grote partij van de derde akte hier in de Berlijnse studio. Het Orchester der Berliner Staatsoper stond onder leiding van Duitse dirigent Karl Muck. Hij was in Bayreuth de opvolger van Hermann Levi, de eerste dirigent van ‘Parsifal’. Muck dirigeerde tussen zijn eerste seizoen 1901 en zijn laatste jaar 1930 in Bayreuth ‘Parsifal’ gedurende veertien seizoenen. Hij verklinkt de extatische onschuld van ‘Parsifal’ uitstekend en geeft een uniek gevoel van “wonder”, dat tegelijkertijd introvert en uitgesproken klinkt. De opname is door Naxos op twee CDs uitgebracht met nog aanvullende opnamen.
Naxos Historical 8.110049/50 (2CDs)

2.
cd_parsifal_bonus_2

Hans Knappertsbusch kan men de naoorlogse opvolger van Muck in Bayreuth noemen, want hij dirigeerde ‘Parsifal’ in Bayreuth net als Muck maar liefst veertien seizoenen. Knappertsbusch had er voor het eerst de muzikale leiding over ‘Parsifal’ tijdens de heropening van de Bayreuther Festspiele na de Tweede Wereldoorlog op 30 juli 1951 en de uitvoering van 22 augustus 1951 werd opgenomen en op plaat uitgebracht. Knappertsbusch geeft met het Orchester der Bayreuther Festspiele de langzaamste vertolking van ‘Parsifal’ op CD. Het resulteert echter in een indrukwekkend, groots en volmaakt ritueel met glans en warmte. De hele bezetting maakte uiteraard haar Bayreuth-debuut. De titelrol werd gezongen door de Duitse tenor Wolfgang Windgassen, de zoon van de Heldentenor Fritz Windgassen en de coloratuursopraan Vali von der Osten. Zij was de zus van Eva von der Osten, die Octavian zong in de wereldpremière van de opera ‘Der Rosenkavalier’. Wolfgang Windgassen was hier 36 jaar en met zijn slanke tenor geen echte Heldentenor – hij heeft niet de luister van Beirer, Aldenhoff en Treptow – maar weet Parsifal goed te “gestalten”. Martha Mödl zong Kundry tussen 1951 en 1960 in Bayreuth gedurende negen seizoenen. Zoals altijd is zij een fascinerende Kundry, ook al is de klank onvast, de toon onzuiver en was zij in 1949 beter (zie 2.). Ludwig Weber zong Gurnemanz in Bayreuth tot en met 1956 ieder seizoen en is – net als in 1948 onder Moralt (zie 3.) – een edele oudgediende. George London zong Amfortas in Bayreuth tot en met 1964 maar liefst negen seizoenen en is – net als drie jaar later onder Stiedry (zie 4.) – een gekwetste, maar dappere leider. De opname is mede interessant vanwege de brokkelige en gevoelige Titurel van de Nederlandse bas Arnold Van Mill op de achtergrond in de finale van de eerste akte en de grootse en geweldige Klingsor van Hermann Uhde. Een uitvoering met historische betekenis!
Timing: akte I 117 min / II 74 min / III 82 min
Naxos Historical 8110221/4 (4CDs)