***** CD van de MaandDe Catalaanse sopraan Graziella Pareto (1889-1973) werd in Barcelona geboren als Engràcia Pareto Homs en was één van de belangrijke coloratuursopranen aan het begin van de 20e eeuw. In 1998 verscheen bij het Spaanse CD-label Aria Recordings al een CD-box met 32 opnamen van de zangeres. Nu heeft het label Marston Records een dubbelalbum uitgebracht met 38 fragmenten.

CD1 van ‘The Complete Graziella Pareto’ opent met de serie van negen opnamen die de pas 18-jarige Graziella Pareto in 1907 in Milaan maakte. Allereerst drie fragmenten van Amina uit Bellini’s ‘La Sonnambula’, de rol waarmee zij net in 1907 haar debuut in Madrid had gemaakt en haar Italiaanse debuut een paar maanden later in 1908 in Parma zou maken. Indrukwekkend haar hoge F in “Ah! non giunge”. Daarna drie fragmenten uit ‘Lucia di Lammermoor’, de titelrol die zij eveneens tijdens haar eerste seizoen in Madrid zong. Ook hier voegt zij een hoge F toe in “Splendon le sacre faci”. Pareto vertolkte tijdens haar eerste seizoen in de Spaanse hoofdstad tevens Gilda in ‘Rigoletto’ en nam tijdens de sessie in 1907 de aria “Caro nome” op. Haar Scala-debuut in 1914 zou overigens ook als Gilda zijn. Vervolgens de Klokjesaria uit ‘Lakmé’, waarmee zij in 1915 haar roldebuut zou maken in Madrid. De reeks besluit met ‘Frühlingsstimmen’ van Johann Strauss Jr. in het Italiaans, het lied dat zij dikwijls zong tijdens de zangles van ‘Il Barbiere Di Siviglia’. Deze vroege opnamen van Pareto kenmerken zich door haar stemschoonheid, puurheid en eenvoud. Bij de trackindeling wordt vermeld dat de dirigent van deze opnamesessie onbekend is, maar Michael Aspinall noemt in zijn essay in het CD-boekje Carlo Sabajno.

De tweede sessie van november 1908 in Milaan onder leiding van Sabajno bevat drie opnamen, waarvan twee duetten met de Italiaanse bariton Titta Ruffo. Pareto’s Zerlina in “Là ci darem la mano” uit ‘Don Giovanni’ is zoet en onschuldig. Haar eerste Zerlina zou zij trouwens pas in het seizoen 1918/1919 in Barcelona zingen. Daarna “Lassù in cielo” uit ‘Rigoletto’ en met Ruffo als Rigoletto zou zij in 1909 haar debuut in het Teatro Colón van Buenos Aires maken. Schijnbaar was het geen probleem de enorme stem van de Italiaanse bariton te koppelen aan de delicate Spaanse sopraan, want zij zongen frequent samen. Tenslotte de aria van Micaëla uit ‘Carmen’, de rol waarmee zij in 1906 – twee dagen na haar 17e verjaardag – haar operadebuut maakte in het Teatro Liceu van Barcelona.

De derde sessie van juli 1918 in Milaan bevat vijf fragmenten. Opnieuw “Caro nome” plus twee duetten uit ‘Rigoletto’, met de matige tenor Lamberto Bergamini en de indrukwekkende bariton Matteo Dragoni. Met dezelfde heren nam zij ook twee duetten uit ‘La Traviata’ op; haar roldebuut als Violetta was in 1912 in Boedapest geweest en zij zou in 1922 als Violetta haar Amerikaanse debuut maken in Chicago. De opnamen laten een vocaal en interpretatief rijpere zangeres horen, beheerst en warm gezongen. Ook hier is de dirigent onbekend, ook al noemt Aspinall in zijn essay opnieuw Sabajno.

De vierde sessie van 29 mei en 10 juni 1920 in Londen onder leiding van dirigent Percy Pitt bevat zeven fragmenten en is over CD1 en CD2 verdeeld. Interessant hier het lied “O bimba bimbetta” van haar eerste echtgenoot en componist Gabriele Sibella, met wie zij in augustus 1911 trouwde. Daarna fragmenten uit andere glansrollen van Pareto. “Giunse alfin il momento” uit ‘Le Nozze Di Figaro’ van Mozart, zij maakte haar roldebuut als Susanna in 1916 in Barcelona; “Quel guardi il cavaliere” uit ‘Don Pasquale’, zij maakte haar roldebuut als Adina in 1911 in Cuba; twee fragmenten uit ‘La Traviata’ en tot slot de aria uit de tweede akte van ‘Les Pêcheurs de Perles’ van Bizet, als Leïla had zij twee weken voor deze opnamesessie haar debuut in Londen gemaakt. Haar vertolkingen hier zij stuk voor stuk gedistingeerd en charmant.

Na twee opnamen uit Milaan van mei 1924 besluit de uitgave met een interessante sessie van 4 tot en met 6 februari 1926 in Barcelona met twaalf fragmenten van vijf tweezijdige grommofoonplaten. De 36-jarige Pareto – Aspinall zegt abusievelijk 37 jaar – zingt hier zes interessante liederen van Federico Longás met de Barcelonese componist zelf aan de piano. Luister naar het heerlijke “La piel de mi amada” met de hoge Bs (ook al schrijft Aspinall dat zij tijdens deze sessie alles boven hoge A vermeed). Daarna werd de zangcarrière van Pareto rustiger. In 1931 gaf zij haar laatste operaoptredens en in 1935 haar laatste concertoptreden.

Aria Recordings had de opnamen van Pareto aangevuld met twee interessante fragmenten van haar moeder in de zarzuela ‘La Tempestad’ van Chapí. Marston heeft daarentegen acht opnamen van de Spaanse sopraan Elvira de Hidalgo toegevoegd. Allereerst zes van de negen fragmenten die zij in 1924 in Londen opnam toen zij in ‘Rigoletto’ in Covent Garden zong. Daarna nog twee van de veertien liederen die zij in 1933 en 1934 in Athene opnam toen zij aan het Conservatorium lesgaf, vanaf 1939 aan Maria Callas. Luister naar het Spaanse lied met de Griekse titel “Glykia Tsigana”. Interessant het gebruik van haar borstregister, in tegenstelling tot Pareto en identiek aan dat van Callas. Kortom, veel te genieten op dit nieuwe dubbelalbum van Marston!