***
© Sandra Then
Duisburg, 24 juni 2022

Verdi’s ‘Macbeth’ als “genero fantastico”

Verdi’s opera ‘Macbeth’ wordt door de Deutsche Opera am Rhein (DOR) te Duisburg opgevoerd in een coproductie met Opera Vlaanderen. Regisseur Michael Thalheimer toont het “genero fantastico” van het werk met accent op de bovennatuurlijke wereld onder donkere kleuren. De vraag is echter of dat een hele voorstelling lang kan boeien…

Het libretto van de opera ‘Macbeth’ van Giuseppe Verdi (1813-1901) is gebaseerd op het gelijknamige toneelstuk van Shakespeare. De wereldpremière van de opera vond plaats in Florence in 1847 en Verdi reviseerde de opera in vijf akten voor de opvoering in Parijs van 1865. Deze Parijse ‘Macbeth’ wordt tegenwoordig het meest uitgevoerd en is nu zien bij de Deutsche Opera am Rhein (DOR) te Duisburg.

DOR toont het melodrama in vier akten in een coproductie die ontstond met Opera Vlaanderen waar de enscenering exact drie jaar geleden op het toneel werd gebracht. Net als zijn ‘Otello’ voor DOR lijkt de Duitse regisseur Michael Thalheimer in ‘Macbeth’ opnieuw alles in de hoofden van de hoofdpersonen af te laten spelen en zijn opnieuw hun opgesloten gevoelens en gedachten donker. Het echtpaar Macbeth vermoordt eerst de koning van Schotland en ruimt vervolgens iedereen uit de weg die een bedreiging vormt voor hun macht. Heksenvoorspellingen voorzien de gebeurtenissen van dit bloedige en donkere verhaal.

Helaas komt dit verhaal bij Thalheimer niet uit de verf en dat heeft een aantal oorzaken. Ten eerste wordt de motivatie van het echtpaar niet duidelijk gemaakt. De personenregie is beperkt en de zangers staan dikwijls te stijf aan de rand van het podium. Men krijgt geen inkijkje in de zielenroerselen van Macbeth en zijn echtgenote, anders dan hun potsierlijke bewegingen die moeten uitdrukken dat zij bezeten zijn.

Ten tweede is er te weinig variatie. Thalheimer toont alle bedrijven in een halve, zwarte badkuip en benadrukt het “genero fantastico” en bovennatuurlijke aspecten van het werk. Verdi plaatste alternatieve klankkleuren naast de donkere wereld van Macbeth en zijn echtgenote, maar de setting van Thalheimer biedt hier weinig differentie en ontbeert nuanceringen. Ten derde geeft Thalheimer te weinig kader, situatie en verband, waardoor het één en ander nogal eendimensionaal wordt.

Ook de vocale bezetting valt helaas tegen. De IJslandse bariton Hrólfur Sæmundsson laat alleen in de derde akte horen dat hij open en forte kan zingen. Hij spaart in de eerste twee akten en de cadens van “Pieta, rispetto, amore” is pijnlijk geneuzel. De stem van de Poolse sopraan Ewa Płonka komt nauwelijks van het toneel en dat is in een theater als Duisburg opvallend. De Roemeense bas Bogdan Taloş – sinds 2014/15 ensemblelid van DOR – is een fraaie Banco met goede resonansen in de laagte én hoogte en zijn landgenoot Ovidiu Purcel – sinds 2012/13 ensemblelid van DOR – zingt Macduff met egale tenor. Geestig genoeg vindt men de enige interessante stem in de rol van Malcolm. De jonge, Duitse tenor David Fischer – in 2017 winnaar Prijs van de Vrienden van het IVC en sinds 2019/20 ensemblelid van DOR – heeft een open, eerlijk geluid en prachtig legato en is zeer muzikaal en expressief.

Het Chor der Deutschen Opera am Rhein heeft door al hun krankzinnige gebaren de grootste moeite gelijktijdig en samen te zingen en de koordirigent is dan ook nadrukkelijk aanwezig aan de zijkant van het toneel. De echte ster van de uitvoering staat voor het orkest. De Zwitserse gastdirigent Stefan Blunier laat horen hoe deze vroege Verdi moet klinken. Hij vertaalt de partituur in nu eens felle, onrustige, dan weer overpeinzende en donkere sferen en biedt zo met het Duisburger Philharmoniker opwindend theater.