1.

Vele zangers van Joodse afkomst waren tijdens de Tweede Wereldoorlog slachtoffer van de misdaden van de nazi’s. Ooit waren deze kunstenaars door het publiek bewonderd en hadden zij hen laten genieten van hun zang, maar tijdens het nationaalsocialisme dienden zij letterlijk en figuurlijk van het toneel te verdwijnen. Hun biografieën zijn indrukwekkend en hun stemmen verdienen het gehoord te worden.

Het CD-label Malibran heeft nu een album uitgebracht met de complete opnamen van de Joods-Oostenrijkse sopraan Rose Ader (1890-1955), wier carrière door de opkomst van de nazi’s werd beknot. Vóór de Tweede Wereldoorlog had zij gezongen in de Wiener Staatsoper, Covent Garden, Berlijn, Parijs en bij de Wagnervereeniging in Amsterdam in 1927 als Marzeline in ‘Fidelio’ en in 1930 als Rosalinde in ‘Die Fledermaus’.

Naast haar twee reeds bekende Parlophone-opnamen van de aria’s van Mimì, bevat het album testopnamen van aria’s van Desdemona, Madama Butterfly, Mimì, Tosca en Liù. De CD onthult een stem van opvallende bekoorlijkheid en puurheid. De aria van Liù “Tu che di gel sei cinta” uit ‘Turandot’ is mede interessant, aangezien Puccini tijdens het componeren van deze opera aan Rose Ader dacht… Ten slotte uit 1952 vier liedopnamen van de toen 62-jarige sopraan door de Argentijnse Radio. Ongelooflijk hoe fraai haar stem daar nog in stand was. Rose Ader week na 1933 uit naar Oostenrijk en zong daar in de Wiener Staatsoper voor het laatst op 25 maart 1935 als Mimì. Uiteindelijk vluchtte zij naar Italië.

De CD wordt nog aangevuld met opnamen van drie andere Joodse sopranen. De Berlijnse sopraan Edith Bach (1896-1975) had een vermeldenswaardige carrière als concert- en radiozangeres. Haar stem is te vergelijken met die van de Nederlandse sopraan Hélène Cals; klein, bevallig en met parelachtige coloraturen. Edith Bach vluchtte uiteindelijk naar Engeland, maar kon haar carrière daar niet meer hervatten. Haar zuster en zwager werden vermoord in Auschwitz.

De Weense coloratuursopraan Fritzi Jokl (1895-1974) zong onder andere Despina in Salzburg, in ‘La Cenerentola’ in de Wiener Staatsoper, in Covent Garden en ten slotte aan de Bayerische Staatsoper van München. In Nederland vertolkte zij in 1923 Susanna in ‘Le Nozze di Figaro’ en Pepa in ‘Tiefland’ en in 1932 Konstanze in ‘Die Entführung aus dem Serail’. Op deze CD een selectie van haar bekende opnamen van aria’s van Susanna in ‘Le Nozze di Figaro’, Urbain in ‘Les Huguenots’, “Letzte Rose” uit ‘Martha, Norina in ‘Don Pasquale’ en Leonore in ‘Alessandro Stradella’. In 1936 vluchtte Jokl naar New York, maar de Metropolitan Opera was niet geïnteresseerd in haar, aangezien zij reeds beschikten over Lily Pons en Bidu Sayão.

Wellicht hadden naast deze stemmen de opnamen van de lyrische sopranen Grete Forst, Mia Werber of Frida Weber beter gepast op deze CD, maar Malibran koos tot slot voor Wagner-opnamen van Henriette Gottlieb (1884-1942). Deze Berlijnse sopraan is te horen in haar Parijse-opnamen uit 1930 van duetten uit ‘Die Walküre’ en ‘Siegfried’ en in “Ewig war” uit ‘Siegfried’. Na de machtsovername van de nazi’s in 1934 bleef Gottlieb in Berlijn wonen. Zij werd op 24 oktober 1941 met haar echtgenoot opgepakt en naar het concentratiekamp Łódź in bezet Polen gedeporteerd, waar zij op 2 januari 1942 beide omkwamen.

Deze CD levert een belangrijke bijdrage aan de herinnering aan deze zangeressen en hun tragische lot. Het CD-boekje bevat essays van Richard Copeman en Patrick Bade. Daarin wordt door de rol van Mignon aan Rose Ader toegekend, maar dat dient uiteraard Philine te zijn.
Malibran AMR 198 (1CD)

2.

Het label Musique en Wallonie brengt in zijn serie “Collection Historiques” historische opnamen van Belgische zangers en zangeressen uit. Het nieuwste album ‘Livine Mertens; Airs et Mélodies’ is gewijd aan de mezzosopraan Livine Mertens, die in 1898 in Antwerpen werd geboren. Zij maakte in 1923 op 24-jarige leeftijd haar operadebuut als Frédéric in ‘Mignon’ van Thomas in De Munt van Brussel, het operahuis waar tot en met de Tweede Wereldoorlog zich haar hele carrière zou afspelen. De nieuwe CD onthult haar lyrische en komische talenten. Zowel haar lyrische rollen van Bizet, Massenet en Thomas, als ook de lichte en komische partijen van Boieldieu, Offenbach en Suppé zijn vertegenwoordigd. Deze glansrollen van Livine Mertens komen aan bod in 18 fragmenten, die zij tussen 1930 en 1932 opnam.

De CD opent met het couplet van Jenny “D’ici voyez ce beau domaine” uit de opéra-comique ‘La Dame Blanche’ van François-Adrien Boieldieu, de opera waarin Mertens in 1931 voor het eerst in De Munt optrad. De opname laat een heldere en soepele stem horen met een stevig middenregister en perfecte dictie. Daarna “Connais-tu le pays?” uit ‘Mignon’ van Thomas, de titelrol die zij zo’n 140 keer zong. De opname maakt indruk vanwege de mooie laagte, haar charme, maar ook het afwisselende vibreren van haar stem.

In 1927 maakte Mertens haar roldebuut als Charlotte in ‘Werther’ van Massenet, wat eveneens een glansrol van haar zou worden. Luister naar haar tragiek in “Va! Laisse couler mes larmes”. Haar eerste optreden in de titelrol van ‘Carmen’ was op 1 augustus 1929 in De Munt. Met haar Carmen-interpretatie proclameerde de verzetsstrijder Mertens op 4 januari 1941 in De Munt een provocerend verzet en dit zorgde voor haar eerste van meerdere arrestaties tijdens de Tweede Wereldoorlog. De collaboratiepers schreef daarna verraderlijk over haar. De Habanera en Séguedille op deze CD laten haar zinderende Carmen horen. Mertens maakte in 1932 haar titelroldebuut in ‘Boccaccio’ van Franz von Suppé, de vertolking die zij vier seizoenen in De Munt bracht. Het chanson “De ce côté, voyez ce beau garçon” uit de openingsakte laat haar levendige en verrukkelijk geestige talent horen.

De rol van Octavian in ‘Der Rosenkavalier’ zong Mertens na haar roldebuut in 1927 maar liefst zes seizoenen in De Munt. Haar overhandiging van de roos in de tweede akte aan de lieftallige Sophie van de Franse sopraan Anne Talifert is prachtig. Een andere glansrol was Hänsel in ‘Hänsel und Gretel’ van Humperdinck, de eerste grote rol die Mertens in De Munt zong in het seizoen 1924/25. Het openingsduet uit de derde akte – opnieuw met Talifert – is heerlijk speels. Luister verder ook naar de twee schitterende duetten met de Belgische tenor Henri Marcotty uit ‘L’Enfant Et Les Sortilèges’ van Ravel, de aria van Pauline uit ‘Schoppenvrouw’ van Tsjaikovski en de fragmenten van de Belgische componisten August De Boeck en Louis Hillier.

Livine Mertens wordt op de opnamen begeleid door het Orkest van De Munt onder leiding van Maurice Bastin, de man met wie zij pas in 1947 zou trouwen en die 40 jaren aan De Munt dirigeerde. Luister naar het kreupele orkest in Ravel, kostelijk! De geluidskwaliteit van de opnamen is werkelijk uitstekend. Het CD-boekje is in vier talen en rijk geïllustreerd met mooie en zeldzame foto’s. Het essay van Manuel Couvreur bevat veel discrepanties met de archiefwebsite Carmen.DeMunt.be.
Musique en Wallonie MEW1996 (1CD)

3.

In de Canadese hoofdstad Ottawa vermoordde op 22 september 2015 een man drie van zijn ex-partners. Onder hen was Nathalie Warmerdam, de zuster van de bariton Joshua Hopkins. Vol gevoelens van rouw, woede en schuld vroeg Hopkins aan de Amerikaanse componist Jake Heggie (1961) een liederencyclus te schrijven over het gebeuren, wat resulteerde in ‘Songs for Murdered Sisters’ op teksten van niemand minder dan Margaret Atwood. Het werk werd tussen 27 en 29 oktober 2020 voor het eerst opgenomen in de Skywalker Sound in de Califonische plaats Marin County. Joshua Hopkins zelf zong de cyclus begeleid door Jake Heggie aan de piano. De opname is niet op CD uitgegeven, maar is slechts online/download te beluisteren.

‘Songs for Murdered Sisters’ bevat acht liederen en duurt een klein half uur. In de cyclus maakt de zanger een emotionele en spirituele reis op zoek naar de betekenis van de verschrikkelijke gebeurtenissen. Het eerst lied “Empty chair” opent met de piano als een soort speeldoosje en aanschouwt de lege stoel waarin zij ooit zat. Het lied gaat naadloos over in het mysterieuze “Enchantment”, waarin de zanger met fabels haar afwezigheid probeert te verklaren. De muziek is in eerste instantie vol fantasie en humor, maar wordt uiteindelijk weer realistisch. Het derde lied “Anger” begint met donkere akkoorden en de reiziger stelt zich de moord en de woede van de dader voor.

Een indrukwekkend contrast daarmee vormt het delicate “Dream”, waarin wordt gedroomd over de onbezorgde jeugd van broer en zus. De muziek is als een melancholisch slaapliedje. Als zij echter haar vertrekt aankondigt, stort zijn werkelijkheid in. In “Bird song” vraagt hij zich af welke vogel in de lucht haar ziel huisvest. De muziek sprankelt tussen de hoogten en diepten. Vervolgens overdenkt hij in de recidiverende muziek van “Lost” vol verdriet de talloze vrouwen die in duizenden jaren zijn vermoord uit woede en jaloezie. Daarna “Rage” afwisselend tussen woede, wraak en vergiffenis met in de piano in eerste instantie grommende, lage akkoorden, gevolg door warme klanken van verlossing, maar uiteindelijk toch de grauwe diepe klanken… Ten slotte in het eenvoudige “Coda: Song” de troost door het gevoel dat zij altijd bij hem is; in ieder lied, in de muziek, in de stem, in iedere adem.

‘Songs for Murdered Sisters’ is een zowel gevoelig als krachtig werk. De teksten van Atwood zijn eerlijk en energiek en Heggies tonale muziek bezorgd kippenvel. Hopkins geeft een markante uitvoering met voortreffelijke stem, expressie en verstaanbaarheid. ‘Songs for Murdered Sisters’ weet de verschrikkelijke gebeurtenissen te omsluiten en biedt een indringend maatschappijkritisch en muzikaal aangrijpend werk.
Pentatone PTC 5186 270 (alleen online/download)

4.

Gli Amori di Teolinda’ is een cantate voor sopraan, klarinet, mannenkoor en orkest van Giacomo Meyerbeer (1791-1864). De Duitse componist schreef het achtdelige werk op een libretto van Gaetano Rossi, die al voor onder anderen Rossini en Mayr libretti had vervaardigd. ‘Gli Amori di Teolinda’ beleefde in 1816 zijn première in Verona en werd een jaar later in München gespeeld. De cantate werd op 8 november 2019 in de Opéra de Lausanne uitgevoerd en opname daarvan is nu op CD uitgebracht.

Meyerbeers cantate is een laat voorbeeld van een pastorale, die in de 18e eeuw populair was. Eigenlijk is de titel ‘Gli Amori di Teolinda’ misleidend, want Teolinda krijgt de herder Armidoro – waar zij verliefd op is – niet. Hij verschijnt in het vierde deel en speelt zijn klarinet. In plaats haar te antwoorden bespot hij haar door haar coloraturen te imiteren. Zij vraagt het herderskoor haar te helpen en hem niet te laten ontsnappen. Maar dan stopt Armidoro met spelen en verstopt zich. Na een voorbijgaande waanzinsaria komt Teolinda ten slotte bij zinnen.

De Nederlandse sopraan Lenneke Ruiten vertolkt de titelrol energiek en fris met heerlijk strakke coloraturen. Haar stem bezit een “gouden rand” en sommige tonen doen qua warmte denken aan Callas. Lenneke Ruiten laat in de veelzijdige partij heel haar grote muzikaliteit en expressiviteit horen. De Italiaanse klarinettist Davide Bandieri is in zijn partij een gelijkwaardige partner van de sopraan, speelt uitstekend en is fraai dichtbij opgenomen. Het mannenkoor van het Chœur de l’Opéra de Lausanne zingt nauwkeurig en levendig.

Dirigent Diego Fasolis en het Orchestre de Chambre de Lausanne geven een zorgvuldige en gevoelvolle uitvoering van de fraai gebalanceerde partituur van Meyerbeer, vol ideeën en geschikt in stijl. Het CD-boekje bevat een aardig essay in het Frans en Engels, de Italiaanse tekst met Franse vertaling, maar geen synopsis. Echter, een cantate van 39 minuten is een beetje weinig voor één CD.
Claves 50-3010 (1CD)

5.

De nieuwste uitgave van het label Marston Records ‘Nineteenth-Century French Baritones; Volume 1’ bevat enkele van de meest vroege en zeldzame opnamen van Franse baritons. De carrières van de vier baritons speelden zich af in de Belle Époque en hun chant lié et soutenu stijl was diep geworteld in het 19e eeuw. Léon Melchissédec en Jean Lassalle bezaten een voor die tijd typerende gebalanceerde toon, beheersing van de stem, focus van klank en beperkter kleurpalet dan Max Bouvet en Maurice Renaud die hun basis in het café-concert hadden.

CD1 opent met 18 opnamen die Léon Melchissédec (1843-1925) tussen 1899 en 1908 maakte. Hij zong in Parijs bij de Opéra-Comique, het Théâtre Lyrique en de Opéra en was de oudste, Franse bariton, die commerciële opnamen maakte. Interessant zijn de aria van de tamboermajoor uit ‘Le Caïd’ zonder begeleiding (!), twee opnamen van de Marseillaise en twee opnamen met zanglessen (!!) over “Sois immobile” uit ‘Guillaume Tell’. Alleen deze opnamen zijn het album al waard.

Jean Lassalle (1847-1909) was in die jaren de belangrijke bariton van de Opéra en zong in Covent Garden en de Metropolitan Opera. Hij was 55 jaar oud toen hij zijn eerste opnamen maakte en deze box bevat 28 fragmenten die hij tot en met 1905 inzong. Interessant zijn de opnamen uit 1902 van de aria’s uit opera’s waarvan hij de wereldpremières zong: ‘Ascanio’ van Saint-Saëns en ‘Le Roi de Lahore’ van Massenet. Lassalle had altijd problemen met zijn hoogte en veel – ook de voorgenoemde – opnamen werden naar beneden getransponeerd. Maar prachtig zijn pianissimi en fraseringen, die hem tot gevoelige en melancholische interpretaties brengen.

Max Bouvet (1854-1943) begon zijn loopbaan in het café-concert en operette, maakte in 1884 zijn debuut bij de Opéra-Comique en bleef bij dit gezelschap tot 1900. Op deze uitgave is hij te horen in 13 opnamen, die hij tussen 1903 en 1907 maakte, toen hij – in tegenstelling tot Melchissédec en Lassalle – nog actief was op het operatoneel. Bouvet was niet zo zeer een temperamentvol zanger en zijn toon niet altijd zuiver, maar de ongekunstelde fraseringen, open klank en solide hoogte zijn opvallend.

Ook Maurice Renaud (1861-1933) begon zijn carrière in het café-concert en had een grote internationale carrière gedurende 37 jaren. Marston had al zijn complete opnamen voor de Gramophone Company uitgebracht en op deze nieuwe uitgave zijn zijn Pathé-opnamen van 1902 (het essay in het CD-boekje vermeldt 1903) en 1906 te horen. Met zijn café-concert en music-hall achtergrond had hij een grenzeloze variatie aan kleuren, maar de laagte en zuiverheid zijn niet altijd solide. Interessant zijn opnamen uit ‘Sigurd’, de opera waarin hij tijdens de Brusselse wereldpremière van 1884 zong.

Als addendum twee opnamen die toegeschreven worden aan de Franse bariton in excelsis Jean-Baptiste Faure (1830-1914), maar waarvan het fragment uit ‘La Favorite’ waarschijnlijk niet van hem is. Het CD-boekje bevat een uitstekend essay van Luc Bourrousse over de carrière en opnamen van de vijf zangers, schitterende foto’s en een informatief essay van Ward Marston over de transfers. Deze transfers van de wascylinders en grammofoonplaten zijn – zoals altijd bij Marston – fenomenaal en vele verschijnen hier voor het eerst op CD.

Dit album is een belangrijke uitgave vanwege niet alleen de curiositeit van de opnamen, maar ook de betekenis voor het inzicht in de Franse zangstijl van de 19e eeuw. Het tweede deel in de reeks zal gewijd zijn aan Lucien Fugère (1848-1936) en Gabriel Soulacroix (1854-1905).
Marston Records 53024-2 (3CDs)

6.

De Franse componist Jules Massenet (1842-1912) is het meest bekend vanwege zijn 27 opera’s. Daarnaast componeerde hij nog vier oratoria en bijna 300 liederen. Het label Malibran presenteert met het album ‘Massenet Par Ses Créateur’ aan de hand van fragmenten uit 15 Massenet-opera’s de authentieke uitvoeringspraktijk in zijn tijd. De opnamen laten zangers horen die tijdens de wereldpremières zongen, rollen tijdens de premières in andere steden vertolkten en/of tijdens de wereldpremières van andere Massenet-opera’s hadden opgetreden.

Het album opent met een opname uit 1902 van “Promesse de mon avenir” uit ‘Le Roi De Lahore’ door de bariton Jean Lassalle, die tijdens de wereldpremière in 1877 de rol van Scindia zong. Uit ‘Manon’ de bekende opname uit 1905 van het “Fabliau” door de sopraan Georgette Bréjean-Silver, voor wie Massenet dit fragment in 1894 toevoegde. Een opname van het sextet “O noble lame étincelante” van 1902 uit de opera ‘Le Cid’ laat nauwelijks de bas Edouard de Reszké horen die bij de wereldpremière in 1885 de rol van Don Diègue zong.

Uit ‘Le Mage’ wel het “Ah, parais, astre du ciel” door de tenor Léonce Escalaïs, die de derde tenor was die Zarastra tijdens de wereldpremière-reeks in 1891 zong, maar niet die van Agustarello Affre, die tijdens deze wereldpremière de rol van de Prisonnier Touranien zong en deze aria rond 1910 opnam. Wellicht was men bij Malibran niet op de hoogte van zijn opname. Uit ‘Werther’ de befaamde opname van “Pourquoi me réveiller” door de Ernest Van Dyck, die de titelrol tijdens de Brusselse wereldpremière in 1892 zong.

Emma Calvé zong tijdens de wereldpremière van ‘Sapho’ in 1897 de titelrol en haar prachtige “Pendant un an” ontbreekt dan ook niet. Uit ‘Le Jongleur De Notre-Dame’ een opname van “O liberté m’amie” door de tenor Adolphe Maréchal uit 1904, die de titelrol in 1902 tijdens de wereldpremière vertolkte. De rol van de Prieur werd daar vertolkt door de bas Gabriel Soulacroix – niet Jean zoals het CD-boekje vermeldt – en van hem de fraaie opname uit 1903 van “Il pleure… Un peu de foi”. Tijdens de wereldpremière van ‘Chérubin’ in 1905 zong Mary Garden de titelrol en in dat jaar nam zij hieruit de charmante aria “Nous n’aurons pas d’apothéose” op.

Maar liefst vier fragmenten uit de partij van Thésée in ‘Ariane’, die de tenor Lucien Muratore een jaar na zijn vertolking tijdens de wereldpremière van 1906 opnam. De sopraan Marcelle Demougeot zong tijdens deze wereldpremière de rol van Cypris en nam Arianes droevige aria “Ô la cruelle” twee jaren later op. Fjodor Sjaljapin zong de titelrol van ‘Don Quichotte’ tijdens de wereldpremière van 1910 in Monte-Carlo en nam (pas) in 1927 de sterfscène op. Vanni-Marcoux zong de titelrol van ‘Don Quichotte’ in de Parijse première, vertolkte in 1913 in de wereldpremière van ‘Panurge’ de titelrol en nam daaruit (pas) in 1931 de aria “Touraine est un pays” op. Verder zijn de drie liederen door Massenets favoriete sopraan Lucy Arbell – zij zong tijdens wereldpremières van maar liefst zes Massenet-opera’s – interessant. Dit is slechts een aantal van de in totaal 44 fragmenten op dit album. Een unieke uitgave en een must voor alle puristen en liefhebbers van authenticiteit.
Malibran MR 829-1 (2CDs)

7.

Albrecht Mendelssohn Bartholdy (1874-1936) was jurist, politicoloog en één van de Duitse waarnemers bij de onderhandelingen over het Verdrag van Versailles in 1919. In september 1933 werd hij in Duitsland vanwege zijn Joodse herkomst gedwongen terug te treden en in 1934 emigreerde hij naar Engeland. In Oxford overleed hij niet veel later aan maagkanker.

Maar Albrecht Mendelssohn was ook de kleinzoon van de componist Felix Mendelssohn. En aangezien afkomst zich niet verloochent en het artistieke bloed kruipt waar het niet gaan kan, bezat ook Albrecht bijzonder talenten en creativiteit. Voornamelijk componeerde hij liederen. Zijn muze was zijn leerlinge Magdalena ‘Lena’ Schoch die kort na haar afstuderen een collega en vertrouwelinge van de Albrecht werd en voor haar schreef hij liederen.

De liederen, die hij voor haar schreef, werden pas na haar dood teruggevonden. Of het deze werken zijn die door de Engelse bariton Ryan de Ryke, de Amerikaanse sopraan Julianne Baird en de Duitse pianiste Eva Mengelkoch tussen 16 maart en 6 juni 2019 in de Harold J. Kaplan Concert Hall van de Towson University te Maryland werden opgenomen voor de CD ‘Songs for Lena’ is onduidelijk. Helaas ontbreekt in het CD-boekje meer gedetailleerde informatie over de 28 opgenomen liederen.

De liederen beleven hier in ieder geval hun CD-première en blijken kleine juweeltjes. De meeste zijn liefdesliederen gecomponeerd op teksten van dichters waarvan ook Felix en diens zus Fanny gedichten gebruikten. Stilistisch zijn ze verwant aan de melodieuze muziek van begin 20ste eeuw. Ze zijn dikwijls strofisch en de piano speelt vaak de zangpartij mee, maar bovenal ademen zij de sfeer van Jugendstil.

De CD opent met het door De Ryke vurig gezongen, Engelstalige “Our signal in love”. Albrecht componeerde het in de laatste maanden van zijn leven en het is onderdeel van een onvoltooide liederencyclus op teksten uit de vertellingen van ‘Duizend-en-een-nacht’. Luister ook naar het door De Ryke ijzingwekkend vertolkte “In der Nacht” op tekst van Bruno Frank, die reeds Albrechts ongeloof en vervreemding in Oxford aankondigt. Daaropvolgend zingt hij het miniatuurtje “Wenn ich mir in stiller Seele” uit 1930 op tekst van Goethe, dat ook al door Fanny Hensel op muziek was gezet.

Beeldschoon tevens het “Widmung” op tekst van Rückert, luisterrijk gezongen door Julianne Baird. Er zijn daarnaast zeven liederen uit de verzameling ‘Des Knaben Wunderhorn’, allen met gevoel voor naïveté gebracht door De Ryke. Luister daarna naar het hoge, lastige “Im Volkston” op tekst van Von Eichendorff, ingetogen vertolkt door Julianne Baird. Zij zingt verder nog het prachtige “Liebesrose” op tekst is van Albrechts collega jurist en dichter Robert Piloty.

Vervolgens zingt De Ryke nog twee Franstalige liederen, waaronder “Mes vers fuiraient” op tekst van Hugo. Ten slotte vertolkt hij “Wenn zwei sich lieben”, dat Albrecht ook aan het einde van zijn leven componeerde. De Duitse pianiste Eva Mengelkoch toont zich een zeer sympathieke begeleidster die in ideale overeenstemming met de zangers beweegt. Zij schreef ook het essay over Albrecht Mendelssohn in het CD-boekje. De teksten zijn daarin afgedrukt met vertalingen. Een bijzondere CD met liederen van een bijzondere componist!
Naxos 8.579093 (1CD)

8.

De Joods-Weense componist Hans Gál (1890-1987) had tot de Anschluss van Oostenrijk in 1938 vier opera’s geschreven. Na de Anschluss vluchtte hij naar Edinburgh en zou nooit meer opera’s componeren. Zijn zus Edith en zijn tante – de bekende sopraan Jenny Fleischer-Alt – zouden op 7 april 1942 in Weimar zelfmoord plegen uit angst voor deportatie.

Gál vernietigde al zijn werken die hij voor 1910 had geschreven, inclusief zo’n 100 liederen. De liederen die hij daarna begeleidde hij tijdens uitvoeringen dikwijls zelf aan de piano, maar liet hij – behalve de ‘Fünf Melodien Op.33’ – nooit publiceren. De Duitse bariton Christian Immler en de Oostenrijkse pianist Helmut Deutsch hebben in april 2016 in de Deutschlandfunk Kammermusiksaal van Keulen 26 liederen, die Gál tussen 1910 en 1921 componeerde, opgenomen voor de CD ‘Hidden Treasure; Hans Gál’s Unpublished Lieder’.

De liederen tonen composities op diverse bekende tekstdichters, van Walther von der Vogelweide via Eduard Mörike en Heinrich Heine tot Gáls eigentijdse schrijvers Hermann Hesse en Richard Dehmel. Het zijn stuk voor stuk juweeltjes in de romantische traditie, nu eens uitbundig melodisch stralend, dan weer mysterieus suggererend. Luister ook naar “Blumenlied”, “Schäferlied” en “Abendlied” op teksten van Rabindranath Tagore met exotische sporen van Jugendstil.

Christian Immler heeft een uitstekende uitspraak, een goede tekstuitdrukking en een aangenaam timbre, maar hij zingt vaak achter de noten aan en heeft weinig legato waaronder de frasering te lijden heeft. Toegewijd creëert Helmut Deutsch intieme sferen met delicate pianissimi. Het CD-boekje bevat alle liedteksten met vertalingen. Een belangrijk en waardevol album.
BIS BIS-2543 (1CD) 

9.

De sopraan Betty Fischer werd in 1887 als dochter van een Joodse raadsdienaar in Wenen geboren en zou één van de belangrijkste operettezangeressen van de 20e eeuw worden. Voor het eerst is er nu een CD met – zover bekend – alle opnamen die zij tussen 1912 en 1953 in Wenen maakte. De Berlijnse producent Chris Zwarg van Truesound Transfers gaf het album met 25 fragmenten uit in samenwerking met het Gesellschaft für Historische Tonträger in Wenen.

Betty Fischer was coupeuse en trad daarnaast als liedzangeres en soubrette op in varietés als het Trocadero en het Ronacher in Wenen. Daar werd zij in 1910 ontdekt en naar het Raimund Theater gehaald. Al op 24 februari 1912 zong zij daar de rol van Prinzessin Marie in de wereldpremière van ‘Hoheit tanzt Walzer’ van Leo Ascher. Hieruit nam zij in september 1912 al het Walzerlied en het duet “Das Lercherl von Hernals” – de tenor is waarschijnlijk Otto Storm – op. “Das Lercherl von Hernals” werd haar bijnaam en het duet nam zij in 1913 en in 1931 nogmaals op. Men hoort een zangeres met een slank en aangenaam timbre met een makkelijke aansprekende hoogte wier tekstuitdrukking overigens minder vurig is als dat van haar tijdgenotes Fritzi Massary en Mizzi Günther.

Betty Fischer zong niet in de wereldpremière van ‘Der kleine König’ van Emmerich Kálmán op 27 november 1912 in Wenen, maar nam nog geen twee maanden later al hieruit twee duetten op: “Hinweg jetzt mit der ganzen Königswürde” met Max Willenz in de titelrol en “Im ersten Jahr wollen wir wohnen” met de heerlijke buffotenor Ernst Tautenhayn. Vermoedelijk maakte Betty Fischer geen opnamen uit de Kálmán-operettes ‘Gräfin Mariza’ (1924) en ‘Die Zirkusprinzessin’ (1926), waaraan zij tijdens de wereldpremières in het Theater an der Wien meewerkte.

Verder bevat de CD fragmenten uit drie andere operettes waarin Betty Fischer tijdens de wereldpremières optrad. Luister naar het duet met opnieuw Max Willenz uit ‘Der Husarengeneral’ (1913) van Carl Ziehrer, de finale I van ‘Die blaue Mazur’ (1920) van Franz Lehár en drie fragmenten uit ‘Der Bauerngeneral’ (1931) van Oscar Straus. Van alle werken maakte zij in het jaar van de wereldpremière al opnamen! Interessant ook de fragmenten uit 1931 van “Ich muss wieder einmal in Grinzing sein” van Ralph Benatzky en het bekende “Im Prater blüh’n wieder die Bäume” van Robert Stolz. Ook in dat jaar nam zij “Frauenaugen sind gefährlich” uit de bewerking van ‘Walzer aus Wien’ door Erich Wolfgang Korngold en Julius Bittner op.

Betty Fischer ontvluchtte Wenen in de jaren dertig en keerde in 1947 naar de Oostenrijkse hoofdstad terug om aan het conservatorium les te geven. Haar werk aan het conservatorium noemt zij op de CD in een klein interview van twee minuten uit 1949 en zij geeft tevens daarin de Tweede Wereldoorlog de schuld van de teloorgang van de operette. Tot slot horen we de nog altijd stijlvolle zangeres op 66-jarige leeftijd in het “Guglhupflied” uit ‘Brüderlein Fein’ van Leo Fall.

Na haar overlijden op 19 januari 1969 werden op haar zolder 23 koffers met zo’n 900 kostuums gevonden, die zij tijdens haar successen had gedragen. Het waren haar eigen creaties, die haar in die tijd tevens toonaangevend in de mode maakten. Nu is Betty Fischer uit de vergetelheid gehaald met deze schitterende CD; een belangrijk historisch document en een heerlijk album vol nostalgische flair!
Truesound Transfers TT-5001 (1CD)

10.

Pozdravlyayem!’ is een opera van de Poolse componist Mieczysław Weinberg (1919-1996). Hij schreef zelf het libretto dat hij baseerde op de eenakter ‘Mazzel Tov!’ van de beroemde schrijver Sholem Aleichem (1859-1916). Diens verhaal ‘Tevje de Melkboer’ werd bekend door de musical ‘Fiddler on the Roof’. ‘Pozdravlyayem!’ werd op 13 september 1983 in Moskou voor het eerst opgevoerd en beleefde zijn Duitse première op 23 september 2012 in de Werner-Otto-Saal van het Konzerthaus te Berlijn als ‘Wir gratulieren!’. Van deze Duitstalige première is nu een CD-uitgave verschenen.

Het verhaal van ‘Pozdravlyayem!’ volgt Aleichems toneelstuk gedetailleerd. Het speelt zich af in een keuken in het huis van Madame, die haar kokkin Bejlja en dienstmeisje Fradl zo nu en dan verwijtend toeschreeuwt vanwege hun luiheid. Bejlja en Fradl worden het hof gemaakt door de boekverkoper Reb Alter en de lakei Chaim. De titel ‘Mazzel Tov!’ slaat op de traditionele Joodse huwelijkstoost, die de twee paren zingen als zij elkaar in de finale hebben gevonden. Daarnaast benadrukte Weinberg in het libretto het klassenconflict en includeerde hij kritiek aan het kapitalisme om de Sovjet-censuur te behagen.

De Amerikaanse tenor Jeff Martin geeft uitstekend karakter aan de boekverkoper Reb Alter. Luister naar zijn heerlijke, Joodse arietta “Zu hause waren wir zehn” in de tweede akte die zich ontwikkelt in een kwartet. De Canadese mezzo Olivia Saragosa is een sympathieke Bejlja en de Duitse, lyrische sopraan Anna Gütter is een treffende Fradl. Haar monoloog “Hab geweint drei Bäche Tränen” in de eerste akte is ontroerend. Fradls duet “Süsses Kätzchen mein!” met Chaim – de lyrische bariton Robert Elibay-Hartong – (ondersteund door houtblazers à la Stravinski) is uitermate geestig. De Braziliaanse sopraan Katia Guedes is een heerlijk hysterische Madame met glazuurbrekende hoge noten.

De Russische dirigent Vladimir Stoupel was aanwezig bij de wereldpremière van ‘Pozdravlyayem!’ in Moskou en speelde met de Kammerakademie Potsdam bij de Duitse première de eerste uitvoering van het werk in een bewerking voor kamerensemble van de Duitse componist Henry Koch. Deze kamerversie heeft de stijl van de muziek behouden, aangezien Weinberg dikwijls doorschijnende structuren gebruikt. Hij componeert doorgaans stromende frasen, die de tekst nauwgezet volgen. De nadruk ligt op hout- en koperblazers en er zijn aarzelende mineur/majeur toonsoorten. Zo nu en dan komen Bartók, Shostakovich en Stravinski om de hoek kijken.

‘Pozdravlyayem!’ is een komische opera, ook al is het geen dijenkletser. Het lachen is – net als bij Aleichem – typisch Joods, onderhuids, “door de tranen heen”. De muziek is vol energie en er zijn diverse momenten met Joodse volksmuziek. Het werk is een aanrader voor operahuizen in deze tijd waar kleinschalige producties gewenst zijn en ‘Wir gratulieren!’ zou dit seizoen door de Deutsche Opera am Rhein worden gespeeld ware het niet dat de lockdown dit verhinderde. In plaats daarvan is er nu deze CD-uitgave. Het boekje van het album bevat een Engelse en Duitse synopsis en het Duitstalige libretto.
Oehms OC 990 (2CDs)