© Yvonne Buschman
De Nederlandse sopraan Ank Reinders viert op 13 november 2021 haar 90ste verjaardag.
Ank Reinders werd op 13 november 1931 in Den Haag geboren. Zij kreeg haar eerste pianolessen op Java en in maart 1946 keerde zij naar Europa terug. Op het gymnasium in Den Haag zong zij al in het schoolkoor.
1950
Ank Reinders studeerde vanaf 1950 Franse literatuur aan de Universiteit van Leiden. Daar zong zij in het studentenkoor ‘Collegium Musicum’. Met dit koor zong zij onder andere de cantate ‘Non sa che sia dolore’ van Bach onder leiding van Felix de Nobel. Tevens werd zij in die tijd uitgenodigd het beroemde motet ‘Exsultate, Jubilate’ van Mozart te zingen met het orkest van de Technische Universiteit van Delft onder leiding van Jaap Stotijn. Vervolgens besloot Ank Reinders zich toe te leggen op een zangcarrière en volgde onder anderen de operaklas van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag.
Zij volgde Masterclasses aan het Mozarteum in Salzburg bij Elisabeth Höngen en Ferdinand Grossmann. Tijdens een leerlingenuitvoering in het Mozarteum zong zij de partij van Sophie in duetten uit ‘Der Rosenkavalier’. In de daarop volgende jaren gaf Ank Reinders er liedrecitals met de pianisten Eric Werba en Paul von Schilhawsky.
1955
Ank Reinders nam in 1956 deel aan het Internationaal Vocalisten Concours van ‘s-Hertogenbosch en kwam er tot de tweede ronde. Tijdens het Elisabeth Concours in Brussel kwam zij eveneens tot de tweede ronde. Haar deelname resulteerde in een aantal recitals in samenwerking met de pianist Géza Frid in L’Atelier in Brussel en met de pianiste Tan Crone in L’Institut Néerlandais te Parijs. Snel daarop zong ze in de Wigmore Hall in Londen met begeleiding van de pianst Geoffry Parssons.
Rond die tijd viel Ank Reinders op het Conservatorium van Amsterdam in voor de rol van Anna in ‘Die lustigen Weiber von Windsor’ van Otto Nicolai onder leiding van Hans Lichtenstein en studeerde de partij in een aantal dagen in.
In 1957 werkte Ank Reinders mee aan een radio-uitzending van de AVRO van ensembles uit ‘Der Rosenkavalier’. Vanaf dat jaar gaf zij ook recitals met de pianist Ton Hartsuiker en Géza Frid en zong tijdens de concerten met die laatste begeleider ook liederen van hem.
Op 6 november 1958 zong Ank Reinders de titelrol in een concertante uitvoering van de opera ‘Martha‘ van Von Flotow in de Rivièrahal van Rotterdam. Guus Hoekman zong de rol van Plunkett en het Rotterdams Kamerorkest stond onder leiding van Nico Ringels (Het Vrije Volk; 7-11-1958).
Rond die tijd viel Ank Reinders voor de AVRO in voor de verhinderde Julietta Farkas als Sophie in ‘Der Rosenkavalier’ van Richard Strauss onder leiding van Friedl Weissmann. De Marschallin werd gezongen door Marijke van de Lugt. Per 1 maart 1959 werd Ank Reinders geëngageerd door de Wiener Kammeroper. Op 19 maart 1959 maakte zij daar haar debuut als Musetta in ‘La Bohème’ van Puccini (De Tijd; 10-12-1958).
De Weense componist, klavecinist, musicoloog en dirigent René Clemencic nodigde haar in die tijd uit voor uitvoeringen van barokwerken in de paleizen van Schönbrunn en Belvédère.
Eind jaren vijftig zong zij ‘Exsultate, Jubilate’ met het Residentie Orkest in Den Haag onder leiding van Dean Dixon en samen met Erna Spoorenberg zong zij in de ‘Mis in C-groot’ van Mozart in Neuchâtel.
1960
Ank Reinders werkte op 25 mei 1960 mee aan de wereldpremière van ‘Nachtrag zum Sündenfall’ van Ingomar Grünauer tijdens de Kammerspiele des Tiroler Landestheater onder leiding van Kurt Rapf. Aansluitend werd deze compositie in het kader van de Wiener Festwochen in Wenen uitgevoerd.
In 1961 trouwde zij met de architect Cor Westerduin (1928-2010) en zij kregen een zoon en een dochter.
Ank Reinders werkte op 15 juli 1964 mee uitvoering van ‘Carmina Burana’ van Carl Orff in het Nederlands Dans Theater te Den Haag met het Philips Philharmonisch Koor en het Brabants Orkest onder leiding van Hein Jordans in het kader van het Holland Festival (De Telegraaf; 16-7-1964).
In de Zwitserse plaats Locarno zong zij rond die tijd de sopraanpartij in ‘Le Roi David’ van Honegger, in Hamm bij Dortmund zong zij de sopraanpartij in de ‘Hohe Messe’ van Bach en in België en Nederland was zij te horen in oratoria van Händel en Haydn.
1965
Ank Reinders was in 1968 medeoprichtster van het Nederlands Vokalisten Ensemble, dat zich ging toeleggen op de oude polyfonie en de muziek na 1900. Zij zongen werken van onder andere Palestrina, Sweelinck en Mauricio Kagel. Ook Robert Holl maakte later korte tijd deel uit van de groep. Na een aantal jaren werd het ensemble ontbonden (Het Vrije Volk; 18-6-1968).
Op 1 februari 1969 zong zij de partij van Amor in ‘Orfeo ed Euridice’ van Gluck in de Kurzaal van Scheveningen. Marianne Dieleman zong Orfeo en Rina Cornelissens was Euridice. Frans Moonen dirigeerde het Kunstmaandorkest (Algemeen Handelsblad; 4-2-1969).
Op uitnodiging van de componist Mathieu Geelen zong Ank Reinders op 19 september 1969 de solopartij tijdens de wereldpremière van diens ‘Pacem in Terris’ in Sittard.
1970
De Nederlandse componist Léon Orthel schreef speciaal voor Ank Reinders zijn ‘Drie liederen voor sopraan en piano op tekst van R.M. Rilke’ op.55 uit december 1970 (“Wenn die Uhren so nah”, “Gesang der Frauen an den Dichter” en “Pietà”).
Ank Reinders zong op 15 en 16 november 1972 tijdens concerten in de Église Saint-Roch van Parijs de wereldpremière van het ‘Laetatus Sum’, een tot dan toe onbekend werk voor sopraan en orkest van Pergolesi. Het Londens kamerorkest stond onder leiding van Richard Schumacher (De Waarheid; 7-11-1972).
Nadat Géza Frid gestopt was gaf Ank Reinders recitals met de pianisten Wim Serlie en Tan Crone. In dezelfde periode gaven zij radio-uitvoeringen voor zenders in Bremen, Keulen, Frankfurt, Basel en Brussel. In Parijs zong Ank Reinders de sopraanpartij in ‘Ein deutsches Requiem’ van Brahms. In Dublin en de Ierse stad Cork zong zij met het Éireann Symphony Orchestra de liederencyclus ‘Chuench’i’ van de Nederlands-Engelse componist Gerard Schurmann.
In 1973 voegde Ank Reinders zich bij een groep musici – een onderdeel van de muziekafdeling van de NCRV – die optrad in de Verenigde Staten voor de Kankerstichting. De dirigent Harold Geerdes van het Calvin’s College Choir and Orchestra nodigde haar daarop uit voor de college concerts, waarmee zij in Grand Rapids (Michigan) en omgeving voor de Dutch Immigrant Society optrad. Zo werkte zij mee aan een uitvoering van ‘Messiah’ van Händel in het groot Auditorium van de hoofdstad. Op kerkconcerten in omliggende steden zong Ank Reinders werken voor stem en orgel van Purcell, Britten, De Klerk en Andriessen. Zo gaf zij op haar verjaardag 13 november 1974 een recital op het Hope College in de county Holland met de pianiste Ruth Russ. Tot 1985 keerde zij zo’n tien maal terug naar de Verenigde Staten als zangeres en docente.
In 1974/1975 droeg opnieuw Léon Orthel twee composities op aan Ank Reinders, ditmaal op teksten van Charles Baudelaire: ‘Une martyre’ pour voix haute et orchestre’ op.71 (“Dessin d’un maître inconnu”) en ‘Deux mélodies pour voix haute et piano’ op.72 (“La Musique” en “A une mendiante rousse”).
1975
Ank Reinders was in deze periode vaak te horen tijdens radio-uitvoeringen. Eind 1977 maakte zij met pianist Paul Niessing voor het label Fidelio de grammofoonplaat ‘De andere Schubert’ met vijftien onbekende liederen van de Oostenrijkse componist in het kader van diens 150ste sterfdag (Nieuwsblad van het Noorden; 28-11-1977).
1980
Ank Reinders werd in 1981 onderscheiden tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau (Nieuwsblad van het Noorden; 29-4-1981). Twee jaren later beëindigde zij haar actieve zangcarrière. Eén van haar laatste concerten was op zaterdagmiddag 25 juni 1983 in de St. Bavokerk te Haarlem in samenwerking met organist Bernard Bartelink (NRC Handelsblad; 24-6-1983).
In 1981 bezocht zij het jaarlijkse Voice Congress of the Comets (Collegium Medicorum Teatri) in New York en raakte geïnteresseerd in de fysiologische wetenschap van de zangstem. Dit leidde tot een samenwerking met de foniaters Harm Schutte in Groningen, Willem Kersing in Enschede en Coen Waar in Rotterdam.
Begin jaren tachtig tekende Ank Reinders een contract met het Hoger Instituut voor Dramatische Kunst / Studio Herman Teirlinck te Antwerpen. Twee jaren later nodigde Mathieu Geelen haar in 1982 uit om toe te treden tot de staf van het Twents Conservatorium in Enschede, waar zij ruim tien jaren zangonderwijs zou geven.
Ank Reinders richtte in 1983 samen met Cora Canne Meijer, Kay Jensma, Maria Rondèl en Margreet Witsen Elias de Nederlandse Vereniging van Zangleraren op. Gedurende vele jaren was Reinders hiervan de vice-presidente. Ank Reinders werd verder erelid van de European Voice Teachers Association (EVTA), lid van de British Association of Teachers of Singing (AoToS) and Associated Member of Comets (= collegium medicorum teatri). Tussen 1975 en 1985 was zij eveneens jurylid van de staatsexamens voor zang.
1985
Ank Reinders doceerde eind jaren tachtig een workshop aan de Hochschüle für Musik Hans Eissler in Berlijn. Juist in november 1989 gaf zij tijdens de val van de muur als gastdocent extra stemscholing aan de groep Blumenmädchen tijdens de voorbereiding van de opera ‘Tannhaüser’ van Wagner aan de Semperoper te Dresden.
1990
Ank Reinders legde zich van de jaren negentig toe op het schrijven van boeken en artikelen aangaande de zangkunst. Haar samenwerking met Harm Schutte resulteerde in 1993 in de publicatie van het boek ‘Atlas van de Zangkunst’ en beleefde in 2014 zijn vijfde editie. De eerste druk verscheen bij Bosch en Keuning, de laatste bij Eburon.Het boek verscheen in 1997 in het Duits bij de uitgever Bärenreiter. In 1997 werd haar ‘Cantica Latina’ uitgebracht met door haar in het Nederlands vertaalde Latijnse teksten van de katholieke liturgie. In 2010 verscheen bij uitgeverij Aspekt haar biografie ‘Nannerl Mozart; de zus van een genie’ over de zus van Mozart en in 2012 verscheen bij uitgeverij Eburon haar boek ‘Castraten; hun oorsprong, glorie en ondergang’ uitgegeven over de stem van de castraat. Dit laatste boek is vorig jaar in het Duits verschenen bij de uitgever Wissner te Augsburg.