***** In de Canadese hoofdstad Ottawa vermoordde op 22 september 2015 een man drie van zijn ex-partners. Onder hen was Nathalie Warmerdam, de zuster van de bariton Joshua Hopkins. Vol gevoelens van rouw, woede en schuld vroeg Hopkins aan de Amerikaanse componist Jake Heggie (1961) een liederencyclus te schrijven over het gebeuren, wat resulteerde in ‘Songs for Murdered Sisters’ op teksten van niemand minder dan Margaret Atwood. Het werk werd tussen 27 en 29 oktober 2020 voor het eerst opgenomen in de Skywalker Sound in de Califonische plaats Marin County. Joshua Hopkins zelf zong de cyclus begeleid door Jake Heggie aan de piano. De opname is niet op CD uitgegeven, maar is slechts online/download te beluisteren.
‘Songs for Murdered Sisters’ bevat acht liederen en duurt een klein half uur. In de cyclus maakt de zanger een emotionele en spirituele reis op zoek naar de betekenis van de verschrikkelijke gebeurtenissen. Het eerst lied “Empty chair” opent met de piano als een soort speeldoosje en aanschouwt de lege stoel waarin zij ooit zat. Het lied gaat naadloos over in het mysterieuze “Enchantment”, waarin de zanger met fabels haar afwezigheid probeert te verklaren. De muziek is in eerste instantie vol fantasie en humor, maar wordt uiteindelijk weer realistisch. Het derde lied “Anger” begint met donkere akkoorden en de reiziger stelt zich de moord en de woede van de dader voor.
Een indrukwekkend contrast daarmee vormt het delicate “Dream”, waarin wordt gedroomd over de onbezorgde jeugd van broer en zus. De muziek is als een melancholisch slaapliedje. Als zij echter haar vertrekt aankondigt, stort zijn werkelijkheid in. In “Bird song” vraagt hij zich af welke vogel in de lucht haar ziel huisvest. De muziek sprankelt tussen de hoogten en diepten. Vervolgens overdenkt hij in de recidiverende muziek van “Lost” vol verdriet de talloze vrouwen die in duizenden jaren zijn vermoord uit woede en jaloezie. Daarna “Rage” afwisselend tussen woede, wraak en vergiffenis met in de piano in eerste instantie grommende, lage akkoorden, gevolg door warme klanken van verlossing, maar uiteindelijk toch de grauwe diepe klanken… Ten slotte in het eenvoudige “Coda: Song” de troost door het gevoel dat zij altijd bij hem is; in ieder lied, in de muziek, in de stem, in iedere adem.
‘Songs for Murdered Sisters’ is een zowel gevoelig als krachtig werk. De teksten van Atwood zijn eerlijk en energiek en Heggies tonale muziek bezorgd kippenvel. Hopkins geeft een markante uitvoering met voortreffelijke stem, expressie en verstaanbaarheid. ‘Songs for Murdered Sisters’ weet de verschrikkelijke gebeurtenissen te omsluiten en biedt een indringend maatschappijkritisch en muzikaal aangrijpend werk.
Pentatone PTC 5186 270 (alleen online/download)
**** ‘Dardanus’ is een opera in vijf akten met een proloog van Jean-Philippe Rameau (1683-1764). De “tragédie en musique” ging in 1739 in de Opéra de Paris in première. Vanwege de gemengde reacties door het zwakke libretto herschreef Rameau de laatste drie akten voor de herneming in april 1744 en bracht een maand later opnieuw correcties aan. Van deze laatste herziene versie werd tussen 7 en 9 maart 2020 in de Béla Bartók Nationale Concertzaal van het cultureel gebouwencomplex Müpa in Boedapest een opname voor de CD gemaakt.
In de proloog wordt door Venus – de Franse coloratuursoubrette Chantal Santon Jeffery – het verhaal van Dardanus opgemaakt. De eerste akte opent met een monoloog van Iphise, de Nederlandse sopraan Judith van Wanroij. Iphise is verliefd op Dardanus, de zoon van Zeus en Elektra, die in oorlog is met haar vader koning Teucer. Teucer – de Franse bas-bariton Thomas Dolié – laat echter weten dat zij aan prins Anténor beloofd is. Anténor – de Griekse bariton Tassis Christoyannis – belooft dat hij Dardanus zal verslaan, maar Iphise is daarvan niet overtuigd.
Vanwege zijn liefde voor Iphise roept Dardanus – de Franse tenor Cyrille Dubois – de hulp in van de tovenaar Isménor – een dubbelrol van Thomas Dolié. Isménor remt met “Suspends ta brillante carrière” de loop van de zon af, waarna Rameau in een droomreeks een fraai klankbeeld schildert. In de finale II bekennen Dardanus en Iphise elkaar de liefde. In de derde akte blijkt Dardanus gevangen te zijn en in de vierde akte zingt hij in gevangenis zijn bekende aria’s “Lieux funestes” en “Amour, quand tu veux nous surprendre”. Na enige verwikkelingen komt Dardanus vrij en in de laatste akte staat Teucer het aan Dardanus en Iphise toe te trouwen in het fraaie trio “C’est la bruit flatteur de leurs ailes”, waarin Rameau voorgaand thematisch materiaal gebruikt. In de finale vieren Amour en het koor in het divertissement “Pour célébrer les feux d’un fils qu’il aime…” met stralende en virtuoze aria’s en dansen.
Cyrille Dubois zingt de titelrol met een mooi lyrisch timbre en doceert zijn vibrato fraai. Judith van Wanroij is zoals altijd betrouwbaar in dit repertoire en heeft een zeer nadrukkelijke uitspraak met een geprononceerd rollende “r”. Chantal Santon Jeffery zingt haar vele aria’s met dunne stem en een niet heel solide hoogte. Het contrast tussen de stemmen van de lage partijen Teucer, Anténor en Isménor is niet heel groot. Dit is de eerste opname van de mei 1744 versie van ‘Dardanus’. Daarvan is echter de proloog teruggebracht naar de meer volledige versie van april 1744 en ook de laatste akte bevat het volledige divertissement van april 1744. De luisteraar kan zo reeksen ontdekken die ruim 250 jaren niet zijn uitgevoerd. Het verzorgde CD-boekje bevat een musicologisch essay van Denis Herlin, een synopsis en het hele libretto met Engelse vertaling.
Gossa GCD 924010 (1CD)
**** De Amerikaanse tenor Brian Giebler en pianist Steven Mcghee namen tussen 27 en 29 juni 2019 in de Drew University Concert Hall van de Amerikaanse plaats Madison het recitalalbum ‘A Lad’s Love’ op. De 22 liederen van zes Britse componisten uit vooral de turbulente beginjaren van de 20e eeuw tonen de schoonheid van het genre.
Het album opent met de cyclus ‘Ludlow and Teme’ van Ivor Gurney. De componist én dichter Gurney bracht de laatste 15 jaren van zijn 47-jarige leven door in psychiatrische instellingen. De zeven liederen op teksten van Housmans ‘A Shropshire Lad’ vormen geen continu verhaal, maar hebben de liefde voor het Engelse landschap gemeen. Brian Giebler wordt hier begeleid door een pianokwintet en zingt de liederen met prachtig nostalgische toon. Aansluitend Gurneys hartroerende ‘In Flanders’ op tekst van Frederick William Harvey over de heimwee van een soldaat.
‘Canticle II: Abraham & Isaac’ van Benjamin Britten is een duet voor tenor en countertenor met piano. De dramatische expressie van de muziek maakt het werk tot een miniatuuropera. De Canticle is verdeeld in diverse korte delen waarin het verhaal zich ontvouwt; Giebler als Abraham, de volle countertenor van Reginald Mobley als Isaac en samen homofoon als God, die in de finale ingrijpt, waarna het werk eindigt met een lofzang van dank.
Als intermezzo het dartelende “In an arbour green” van Peter Warlock, de jeugdige hartstocht in “Love’s philosophy” van Roger Quilter en de titelsong “Lad’s love” van John Ireland, over Nacissus die verliefd wordt op zijn eigen spiegelbeeld in het water. Daarna keert Giebler terug naar Britten in de zesdelige cyclus ‘Fish in the Unruffled Lakes’. De postuum gepubliceerde liederen op teksten van W.H. Auden gaan over het onbehagen, de onrust en de vrijheid in relaties, hier roerend breekbaar vertolkt door Giebler.
Vervolgens weer John Ireland met de drieluik ‘We’ll to the Woods No More’, opnieuw op teksten van Housman. Giebler geeft een diep nostalgisch portret van voorbije dagen en Mcghee speelt het afsluitende deel solo. Als passend slot het lied “Because I liked you better” van Ian Venables uit 2004, opnieuw voor tenor en pianokwintet. Op deze trieste en beklemmend indringende toon over onbeantwoorde liefde eindigt dit fraaie recital. Giebler presenteert het programma met eerlijke, open en mooie stem en fraaie tekstuitdrukking. De Amerikaanse pianist Steven Mcghee is een oprechte partner, steeds treffend stuwend en steunend. Het CD-boekje bevat helaas geen liedteksten, maar links naar internetsites voor de gedichten.
Bridge BRIDG 9542 (1CD)
*** ‘Ritter Pásmán’ is een komische opera in drie akten van Johann Strauss II (1825-1899). Naar de wereldpremière van het werk op 1 januari 1892 in Wiener Hofoper werd met grote verwachting uitgekeken, aangezien het de eerste opera van de Oostenrijkse componist was. Maar de première was geen succes. De recensenten hadden kritiek op de banale teksten en op de muzikaal matig gedifferentieerde personages. Uiteindelijk werd ‘Ritter Pásmán’ na negen voorstellingen van het programma gehaald.
Op 27 oktober 1975 werd een ingekorte, concertante uitvoering van ‘Ritter Pásmán’ gegeven in de Musikverein van Wenen en uitgezonden door de Österreichischer Rundfunk. De opname ervan verscheen reeds eerder op LP en is nu door Orfeo op CD uitgebracht. Het verhaal speelt zich af in Hongarije tijdens de renaissance. Tijdens een diner kust een jager het voorhoofd van Eva, de echtgenote van Ridder Pásmán. Pásmán verneemt pas na het diner over het incident en begeeft zich jaloers naar het hof van de koning Karl om genoegdoening te vragen. Als compensatie eist hij de echtgenote van de onbekende jager te mogen kussen. Daarop onthult de koning dat hij, koning Karl, het was die Eva kuste en staat hij het Pásmán toe de koningin te kussen.
‘Ritter Pásmán’ is een komische opera, maar de solisten in 1975 benaderen hun partij te plechtig om het geestig te laten klinken. De titelrol zingt de bariton Eberhard Waechter hier op 46-jarige leeftijd in een thuiswedstrijd. Hij had op zijn 23e zijn debuut gemaakt in de Wiener Staatsoper als St. Brioche in ‘Die lustige Witwe’ en zijn stem klinkt hier al niet meer fris. Waechter vertolkt de rol met autoriteit, maar zonder humor en de partij vraagt om een diepere bas. De Duitse mezzo Trudeliese Schmidt is Pásmáns echtgenote en ook zij is te ernstig om de verleidelijke en ontrouwe Eva geloofwaardig te maken. Haar stem is groot en rond, maar dikwijls onverstaanbaar.
De Oostenrijkse tenor Josef Hopferwieser als koning Karl is het hoogtepunt van de uitvoering. Hij heeft “Draufgängertum” en de nodige Italianità voor de charmeur en zijn hoogte straalt. Daarnaast maakt hij zijn rol geestig. Luister naar zijn aria “Fort von Napel’s gold’ner Zone” in de eerste akte. De Armeens-Oostenrijkse sopraan Sona Ghazarian zingt de Königin. Het Chor des ORF Wien beleeft hoorbaar plezier aan de partijen van ridders, knapen en knechten, hofdames en -heren, maagden en vissers.
Het Symphonie-Orchester des ORF Wien speelt Strauss’ muziek onder leiding van de Duitse dirigent Heinz Wallberg met detailstudie. Luister naar de sensuele violen in Pásmán’s aria “Mir war so wohl” in de tweede akte en het bekende Csárdás in het ballet van de derde akte. Dit is zover bekend de enige uitgave van ‘Ritter Pásmán’ en daarom de moeite waard. Als bonus nog de complete balletmuziek door het Slovac State Philharmonic Orchestra onder leiding van dirigent Alfred Walter.
Orfeo C200062 (2CDs)
** De première van de opera ‘Un Ballo in Maschera’ van Giuseppe Verdi (1813-1901) vond plaats in 1859 in Rome. Het verhaal gaat over de moord op koning Gustav III van Zweden tijdens een gemaskerd bal in 1792 door een politieke samenzwering. Vanwege de censuur onderging de opera voor de wereldpremière een aantal wijzigingen. Verdi ging van start met ‘Gustavo III’ gesitueerd in Stockholm, daarna ‘Una Vendetta in Domino’ in Stettin en ten slotte ‘Un Ballo in Maschera’ in Boston. Vanaf midden 20e eeuw werd het gebruik de opera terug te brengen naar het originele 18e-eeuwse Stockholm.
De eerste voorstelling van ‘Un Ballo in Maschera’ in de Weense Staatsopera was in 1870 – een jaar na de opening – en sindsdien is zij er ruim 500 keer gespeeld. In april 2016 werden vier voorstellingen van ‘Un Ballo in Maschera’ in de Wiener Staatsoper gegeven en ook deze uitvoeringen waren gebaseerd op de Zweedse versie. Al met al was er een topbezetting, maar was het geen topproductie. De Poolse tenor Piotr Beczała zocht met de partij van Gustav III de rand van zijn stemvak op. Zijn stem is helder, open, eerlijk en gezond en hij is expressief en heeft Schmalz. In “Di’ tu se fedele” gaat hij helaas een aantal malen de mist in (was er geen opname van een betere avond voor de uitgave te vinden?). De Amelia van de Bulgaarse sopraan Krassimira Stoyanova bezit geen Italianità en de Russische bariton Dmitri Hvorostovsky – anderhalf jaar voor zijn overlijden – zingt hier Ankarström ongenuanceerd musculair. De Bulgaarse mezzo Nadia Krasteva intoneert als de zigeunerin Ulrica continu te hoog en de Israëlische soubrette Hila Fahima is te lichtgewicht voor Oscar. De samenzweerders Alexandru Moisiuc als Horn en Sorin Coliban als Ribbing zwabberen alle kanten op.
Kortom, vocaal geen grootse uitvoering. De Spaanse dirigent Jesús López Cobos – hier twee jaren voor zijn overlijden – was bij Orchester der Wiener Staatsoper 94 keer te gast en leidde deze productie 17 maal. Hij probeert het geheel nog enigszins bij elkaar te houden; Slechts hij en Beczała maken de uitgave de moeite waard.
Orfeo C210062 (2CDs)