De Nederlandse tenor Jos Tijssen werd als Alphons Joseph Godefridus Hubertus Tijssen geboren op 26 maart 1871 te Roermond.

ENGAGEMENT IN KIEL

Jos Tijssen maakte in maart 1911 bekend dat zijn contract in Frankfurt na vijf seizoen afliep en hij dit contract niet wenste te verlengen. In plaats daarvan nam hij een engagement bij de opera van Kiel aan:

“Zijn emplooi daar geeft hem niet de gelegenheid andere groote heldenrollen uit Wagner’s muziekdrama’s dan Lohengrin te vertolken. Hij heeft thans een engagement als eerste heldentenor aangenomen aan de Opera te Kiel, waar hij bedoelde partijen zal hebben te verzorgen” (Het Vaderland; 5-3-1911)

Tijssen zong in mei 1911 in diverse opvoeringen van de Rotterdamse Meifeesten. Daar had hij tevens de artistieke leiding (Het Vaderland; 20-12-1910).

Tijdens de Meifeesten van 1911 zong Tijssen in vier producties in de Groote Schouwburg van Rotterdam. Op 13 mei 1911 vertolkte hij Siegmund in ‘Die Walküre’:

“Tijssen had veel goeds als Siegmund, toch was hij ons als lyrisch tenor liever. Zijn spel heeft gewonnen, doch daarentegen hebben we aan zijn zang betere herinneringen” (Algemeen Handelsblad; 14-5-1911)

“een Siegmund (Jos. Tijssen), wiens zang ons niet ideaal scheen daar ze te veel den indruk maakte van tot heroïek onnatuurlijk geforceerde lyriek, doch wiens spel getuigde van veel kunstvaardigheid, stijlbegrip en diepgaande intelligentie” (De Nieuwe Courant; 15-5-1911)

“Jos. Tijssen zagen noch hoorden we vóór dezen ooit zulk een rijnen Siegmund voorstellen. In zuivere muzikaliteit van actie – men weet, hoe bij Wagner het gebaar uit de muziek ontluiken – overtrof hij zijn omgeving, en in zijn zeggen leefde weer dat innig begrip van den oogenblikkelijken toestand, dat, wijl hij het in zijn zang tot klare expressie te brengen weet, zijn voordracht mede tot een literaire genieting maakt” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 16-5-1911)

“Tijssen zong Siegmund en er was alle reden om hem te bewonderen” (Haagsche Courant; 16-5-1911)

Een week later op 20 mei 1911 zong Tijssen zelf de kleinere partijen van Ein Junger Seemann – onder het pseudoniem Hildt – en Ein Hirt in ‘Tristan und Isolde’ van Wagner. Heinz Tietjen dirigeerde:

“Tijssen was uitnemend als herder, frisch zong de jonge zeeman zijn lied” (De Nieuwe Courant; 22-5-1911)

“Jos. Tijssen, zich voor sommige hoorders met succes verbergend achter den naam Hildt. Zong de kleine partijen van den Jongen Zeeman en van den Herder, de eerste in het a cappella-lied met de zeldzame, zekere zuiverheid eens absoluut-gehoorbezitters, de laatste met levendige uitdrukking, beide met frisch, jong geluid” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 23-5-1911)

“Tijssen vooral was als Ein Hint iets buitengewoons – als toch steeds maar eens goed bedacht werd dat juist de kleine partijen, goed of beter gezegd artistiek vervuld, zoo ontzettend veel bijdragen tot een goed geheel” (Haagsche Courant; 23-5-1911)

Op 24 mei 1911 sprong Tijssen in ‘Don Giovanni’ als Don Ottavio in:

“Jos. Tijssen (welk geluk dat „de artistieke leider” zulk een begaafd zanger is, altijd gereed om in te springen) had Don Ottavio voor zijn rekening genomen” (Het Vaderland; 26-5-1911)

Op 27 mei 1911 zong Tijssen de rol van Florestan in ‘Fidelio’:

“Florestan was Jos Tijssen; het is voor de bezoekers der Maifestspiele telkens een aangename verrassing zijn naam op het programma te zien, overtuigd als zij kunnen zijn een weldoordachte opvatting te krijgen van den begaafden kunstenaar” (Het Vaderland; 29-5-1911)

“Van de solisten muntte uit onze landgenoot Jos. Tijssen als Florestan. Hem komt tevens als artistiek leider van het geheel alle eer toe voor hetgeen hij tot heden voor de Rotterdamsche Maifestspiele deed” (RK Dagblad het Huisgezin; 29-5-1911)

“Tijssen, als Florestan hier reeds meermalen gewaardeerd, prachtig en krachtig bij stem, declameerde o.m. het recitatief zijner aria suggestief” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 30-5-1911)

In 1911 werd zijn tweede zoon Peter in Frankfurt geboren.

1912

De vader van Jos Tijssen overleed in juli 1912. Petrus Josephus Hubertus Tijssen was oprichter geweest van het Roermonds Mannenkoor en had 60 jaar gezongen in de Munsterkerk van Roermond (Limburger Koerier; 11-7-1912).

ENGAGEMENT IN STUTTGART

In augustus 1912 werd Jos Tijssen voor de duur van vijf jaren geëngageerd door de Hofopervan Stuttgart (Het Nieuws van den Dag; 17-8-1912).

1914

Tijssen zong op 20 januari 1914 bij de Nederlandsche Opera-Vereeniging van directeur en componist Julius Röntgen de rol van Rupert in de wereldpremière van diens opera ‘Agnete’. In de Amsterdamse Stadsschouwburg dirigeerde de componist zelf zijn eigen werk:

“Verdienstelijk als zanger en zeer verdienstelijk als acteur was de heer Jos Tijssen” (De Maasbode; 21-1-1914)

“De ,,Agnete”, Mathilde Dennery, boeide den geheelen avond, evenals Jos. Tijssen in de rol van Rupert” (RK Dagblad het Huisgezin; 21-1-1914)

“En is het-zoo buitengewoon eervol voor ons, dat men in Duitschland, en volstrekt niet ten onrechte, spreekt over „unser Urlus, unser Tijssen”? „Wir brauchen Holland nicht zu annexieren”, zoo ongeveer zei Bismarck eens, „es annexiert sich ja selber”” (De Nieuwe Courant; 28-1-1914)

1915

Jos Tijssen werkte in mei 1915 opnieuw mee aan opvoeringen in het kader van de Rotterdamse meifeesten in de reeks Duitsche Opera-Opvoeringen onder leiding van Bernard Diamant. Zo zong hij op 6 mei 1915 Florestan in ‘Fidelio’ in de Groote Schouwburg van Rotterdam:

“Onze landgenoot Tijssen, aan de hofopera te Stuttgart zoo gewaardeerd, verraste opnieuw allen met den glans, de jeugdige frischheid van zijn voortreffelijk gevormd geluid; zijn Florestan is een uitnemende creatie geweest, die indrukken achtergelaten heeft, welke niet zoo spoedig vervagen zullen” (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 7-5-1915).

Op 8 mei 1915 vertolkte Tijssen de rol van Erik in ‘Der fliegende Holländer’ van Wagner in de Groote Schouwburg te Rotterdam. Carel Butter zong de titelrol en Maartje Offers was Mary:

“Carel Butter met zijn machtige geluid, al detoneerde het ook nu zo af en toe, en Jos. Tijssen overtroffen hun Duitsche voorgangers zoo schitterend” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 11-5-1915)

Jos Tijssen zou aan het Stuttgarter Hoftheater uiteindelijk drie seizoenen vast verbonden blijven en nam er in juli 1915 afscheid. Hij had in Stuttgart nog meer rollen aan zijn repertoire toegevoegd, waaronder Siegfried in ‘Der Ring des Nibelungen’, Tristan in ‘Tristan und Isolde’, Canio in ‘Pagliacci’ en de titelrol in ‘Joseph’ van Méhul:

“In het Stuttgarter „Neues Tageblatt” wordt met zeer groote waardeering gewag gemaakt van Tijssen’s werk in die 5 jaar. Het blad zegt, dat hij moeilijk te vervangen zal wezen, en vervolgt dan; „Zijn kracht ligt niet in een verblindende virtuositeit, zij is het resultaat van een diepere, ernstige kunstopvatting, zij stamt uit een volkomen artistiek bewustzijn dat den geest van het te herscheppen werk in zijn wezen doorgrondt. Daardoor ontstaat een van, alle eenzijdigheid vrije, beheersching van de meest onderscheiden muzikaaldramatische stijlen. Tijssen is een Wagnerzanger met de breede, stijgende lijn van de muzikale dramatiek in toon en beweging – zijn Siegmund, Siegfried en Tristan bewezen het, hij is een Verdi-zanger met zijn schitterend cantilene, een temperamentvol vertolker van de neo-romantische en veristische kunst van Bizet, Leoncavallo, Puccini en anderen. Hij beeld een „Paljas” en „Pedro” (in Tiefland) uit met verbluffende waarheid en zingt een „Josephe in Agypten” of „Florestan” met klassieke rust en toonschoonheid. Wat hij, zonder oppervlakkigheid, bereikt, berust op zijn veel omvattende muzikaliteit. Deze qualiteiten zijn in het leger der tenoren slechts zeer zelden in één persoon vertegenwoordigd. Het blad hoopt ten slotte dat Tijssen in Stuttgart vaak als gast zal terugkeeren; de warme bijvalsbetuigingen en de rijke bloemenhulde hem bij zijn afscheid gebracht, zullen hem gezegd hebben, dat de opera-bezoekers noode van hem scheiden” (Arnhemsche Courant; 23-7-1915)

1917

Jos Tijssen werd op 10 februari 1917 vader van een dochter Annemarie Ottilie Tijssen. Zij werd geboren in Stuttgart. Anna Tijssen-Bremerkamp – met wie Tijssen in 1892 in het huwelijk was getreden – was inmiddels 43 jaar (www.genealogieonline.nl/stamboom-boissevain/I209.php).

TERUG IN NEDERLAND

Jos Tijssen kwam in 1917 in verband met de Eerste Wereldoorlog vanuit Stuttgart terug naar Nederland om zich per september 1917 te verbinden als zangdocent aan het Amsterdamsch Conservatorium (Het Vaderland; 21-4-1917).

zangers rondom zich verzameld als leerlingen. Dat aantal nam in omvang toe tot een kleine kolonie, toen hij naar Kiel ging, breidde zich te Stuttgart nog meer uit en weldra had Tijssen een reputatie als zangpedagoog (Rotterdamsch Nieuwsblad; 13-8-1923).

Hij vestigde zich in Hilversum (Rotterdamsch Nieuwsblad; 13-8-1923).

Tijssen werkte op 30 november, 1 en 2 december 1917 mee aan een concert in het Concertgebouw van Amsterdam. Op het programma stonden ‘Nänie’, op. 82 voor koor en orkest van Brahms en de ‘Negende Symfonie’ van Ludwig van Beethoven. De overige solisten waren de sopraan Anna Stronck-Kappel, de alt Tilly Koenen en de bas Jan Tol. Het Concertgebouworkest stond onder leiding van Willem Kes (Het Nieuws van den Dag; 24-11-1917).

1918

Jos Tijssen werd per januari 1918 verbonden aan de Rotterdamsche Toonkunst-Muziekschool (Rotterdamsch Nieuwsblad; 11-1-1918).

1919

Tijssen werkte op 18 januari 1919 mee aan een concert in het Concertgebouw van Amsterdam. Hier zong hij de eerste tenorpartij in de ‘Mis nr. 6 in Es’ van Franz Schubert. De overige solisten waren de sopraan Aaltje Noordewier-Reddingius, de alt Pauline de Haan-Manifarges, de tenor Rudolf van Schaik en de bariton Thomas Denijs. Het Concertgebouworkest stond onder leiding van dirigent Willem Mengelberg (Algemeen Handelsblad; 19-1-1919).

Hij viel bij De Nederlandsche Opera van Gerhardus Koopman op 26 februari 1919 in als Pedro in ‘Tiefland’, aangezien zowel Chris de Vos als Jules Moes verhinderd waren. De opvoering vond plaats in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Den Haag:

“Dank zij de medewerking van Jos. Tijssen als Pedro kon nu de aangekondigde opvoering van Laagland doorgaan. Dat Tijssen zijn rol in het Duitsch zong is begrijpelijk. Zijn stem bezit niet meer den vollen glans uit den tijd, dat hij bij de Opera Van der Linden de Walter von Stoltzing creëerde, maar dat neemt niet weg, dat hij nog steeds een te waardeeren zanger is en een kracht van beteekenis zou kunnen zijn voor onze opera. Hij heeft de planken toch niet voorgoed vaarwel gezegd?” (Het Vaderland; 27-2-1919)

Drie dagen later – op 29 februari 1919 – zong Tijssen de rol opnieuw, nu in de Groote Schouwburg van Rotterdam. Waarschijnlijk was dit zijn laatste operaoptreden:

“De heer Jos. Tijssen zal Zaterdagavond, als gast van de Nederlandsche Opera, in den Grooten Schouwburg te Rotterdam, de rol vervullen van Pedro in d’Albert’s „Laagland’. Naast den heer Tijssen zal mevrouw Liesbeth Poolman-Meissner de rol van Marta vervullen” (De Maasbode; 28-2-1919)

Het laatste optreden van Tijssen in Concertgebouw van Amsterdam en met het Concertgebouworkest was op 10 mei 1919 in de ‘Negende Symfonie’ van Beethoven. Hij zong de tenorpartij naast de sopraan Aaltje Noordewier-Reddingius, de alt Meta Reidel en de bariton Thomas Denijs. Het Concertgebouworkest stond opnieuw onder leiding van Willem Mengelberg (Algemeen Handelsblad; 12-5-1919).

In de nacht van 7 op 8 december 1919 overleed zijn oudere broer en tenor Jean Tijssen in Brussel op 54-jarige leeftijd:

“een tiental jaren, verbonden geweest aan de Hollandsche Opera onder directie van De Groot, aan de Nederlandsche Opera van Van der Linden en aan de Vlaamsche Opera te Antwerpen, en zong er alle, ongeveer 40, rollen van het lyrisch-tenor-repertoire. Ongeveer 20 jaar geleden zeide Jean Tijssen de zangersloopbaan vaarwel en vestigde zich als bankier in België” (De Telegraaf; 8-12-1919).

KLEEF

Jos Tijssen verhuisde begin jaren twintig naar Kleef en woonde daar aan de Nassauer Allee No. 27. Hij bleef echter doceren in Amsterdam:

“de paedagoog Tijssen is sinds enkele weken […] zijn midden teruggekeerd. In het rustige Cleve heeft hij een buitenplaats gekocht, een klein hotel, waarvan de eetzaal geheel ten behoeve zijner leerlingen wordt verbouwd. Daar komt het podium, daar komt de groote vleugel, daar zullen zij, die wellicht in de tekomst de sterren aan den operahemel zullen schitteren hun eerste opleiding ontvangen. Vol geestdrift worden mij die plannen gedeeld en ik bemerk, dat de geboren paedagoog die Tijssen schijnt te zijn, naast zijn veel omvattenden arbeid te Amsterdam en Rotterdam vol verwachtingen ook de nieuwe taak, zich te Cleve opgelegd, gaat aanvaarden” (Algemeen Handelsblad; 25-7-1920)

1922

Op initiatief van Jos Tijssen werd in 1922 te Kleef de Vereeniging voor Volksconcerten in de Rijnstreek opgericht:

“Het bestuur is samengesteld uit de hoogste plaatselijke en provinciale autoriteiten. De bruto-opbrengst der concerten dient tot ondersteuning o.a. van noodlijdende toonkunstenaars De Vereeniging beschikt over eigen orkest. Aan jonge Hollandsche vokalisten en instrumentalisten wordt gelegenheid gegeven tot optreden (Provinciale Geldersche en Nijmeegsche Courant; 28-12-1922).

1923

Jos Tijssen werd op 6 mei 1923 in Kleef het slachtoffer van een aanval:

“Toen des avonds vlak bij zijn woning een troep jongens stond te joelen en schreeuwen, kwam Tijssen naar buiten en verzocht den rustverstoorders om stilte, met heb oog op zijn ziek kind. Hierop werd hij door eenigen van de bende overvallen en met messteken zwaar gewond; de in allerijl ontboden geneesheer constateerde zelfs, dat één der steken levensgevaarlijk was” (Algemeen Handelsblad; 10-5-1923).

“Men meldt ons uit Cleve, dat de heer Tijssen herstellende is. De hoofddader, die de messteken heeft toegebracht, is een Hollander, een bekende misdadiger uit Groesbeek, die thans voortvluchtig is” (De Maasbode; 17-5-1923).

Jos Tijssen overleed echter aan de gevolgen op 10 augustus 1923 op 52-jarige leeftijd in Kleef (Het Volk; 13-8-1923).

De overlijdensakte Nr. 201 vermeldt dat hij op 19.30 ’s avonds aan een herseninfarct en suikerziekte is overleden. Hij werd op 14 augustus 1923 om 9.00 uur in Kleve begraven (Lage des Grabes: Feld 2, Flur 27, Nr. 3). De kosten voor de begrafenis waren 40.000 Mark (een hoog bedrag wanneer men bedenkt dat een graf gemiddeld 2500 Mark kostte).**

Van Tijssens leerlingen die reeds internationale vermaardheid hebben verworven, zijn te noemen Max Kloos en Jos. Groenen (Rotterdamsch Nieuwsblad; 13-8-1923).

Anna Tijssen-Bremerkamp ging in 1926 met haar kinderen terug naar Nederland. Zij overleed op 7 juni 1949 in Haarlem op 78-jarige leeftijd (De Maasbode; 10-6-1949).

Leendert Petrus Alphons Maria Tijssen (geboren 4.2.1907) werd op 26 november 1971 bijgezet in het familiegraf te Kleve.**

** Met dank aan Wiltrud Schnütgen, Kleef