De Nederlandse bas Guus Hoekman overleed op 16 april 1996 in Utrecht.

1960

Guus Hoekman sloot in 1960 een contract af bij de Deutsche Oper am Rhein in Düsseldorf met ingang van het seizoen 1960/1961. Hij zou daar twee seizoenen verbonden zijn:

“Het contract behelst een vast engagement voor een aantal voorstellingen die Guus Hoekman met ingang van het volgend seizoen in Düsseldorf zal zingen. Over de opera’s waarin hij zal optreden is nog niets bekend. Het besluit van Guus Hoekman betekent, dat de Nederlandse Opera een van haar beste krachten gaat verliezen, ofschoon het niet uitgesloten is, dat hij regelmatig als gast in Amsterdam zal terugkeren” (De Volkskrant; 21-4-1960)

Hij werkte op 15 juni 1960 mee aan de wereldpremière van de opera ‘Martin Korda’ van Henk Badings bij De Nederlandse Opera:

“Van de vocalisten hebben Frans Vroons als de titelheld, Erna Spoorenberg (zijn vriendin), Guus Hoekman als de cynisch gestemde kampbewoner Josef en Caspar Broecheler die de beestachtige rebellenleider presenteerde, zich bijzonder onderscheiden” (Algemeen Handelsblad; 16-6-1960)

“Guus Hoekman verleende aan de opstandige kampgenoot Josef een sterk karakter” (De Volkskrant; 16-6-1960)

Tijdens de Salzburger Festspiele zong Hoekman op 15, 20 en 23 augustus 1960 de dubbelrol van Aloris en Priester in de scenische wereldpremière van ‘Le Mystère de la Nativité’ van Frank Martin. Dirigent Heinz Wallberg had de muzikale leiding (De Telegraaf; 17-8-1960).

Guus Hoekman zong op 16 juni 1961 de rol van de kardinaal in ‘Benvenuto Cellini’ van Berlioz bij De Nederlandse Opera:

“Van overige vocalisten leverden Wim Koopman, Jos Borelli en Guus Hoekman de beste prestaties” (Algemeen Handelsblad; 17-6-1961)

Op 5 november 1961 hernam hij zijn succesrol van Osmin in ‘Die Entführung aus dem Serail’ bij De Nederlandse Opera (Het Parool; 3-11-1961).

Zijn debuut in Glyndebourne maakte Hoekman van 21 mei tot en met 10 juni 1962 in de rol van Arkel in een serie van tien voorstellingen van ‘Pelléas et Mélisande’. Denise Duval was Mélisande en de muzikale leiding was in handen van de dirigent Vittorio Gui (www.glyndebourne.com).

Guus Hoekman was vanaf het seizoen 1962/1963 niet meer vast verbonden aan de Deutsche Oper am Rhein:

“Hij heeft met verschillende opera-instituten gastcontracten afgesloten en zal ook bij de Nederlandse Opera als gast intensiever deel kunnen nemen aan het seizoen 1962-1963” (Algemeen Handelsblad; 23-2-1962)

Op 15 maart 1963 zong Hoekman bij De Nederlandse Opera de rol van Daland in ‘Der fliegende Holländer’ van Wagner. De muzikale leiding was in handen van Bernard Haitink:

“Guus Hoekman die Daland voor zijn rekening nam (qua type is hij het evenbeeld van Rocco uit Beethovens Fidelio) was ditmaal kennelijk niet bij stem, doch herstelde zich aanmerkelijk naarmate de avond vorderde” (Algemeen Handelsblad; 16-3-1963) 

“terwijl de derde man, Daland (Guus Hoekman), flagrant buiten zijn stemvak staat. Niet dat Hoekman het slecht deed – Hoekman doet nooit iets slecht – maar Daland moet een grote, klankrijke bas zijn net ’n omvangrijke tessituur. Noch ’t een noch het ander zit in de stem van Hoekman. Overigens leverde hij de gehele avond toch een verheugende noot aan de opvoering: hij sprong althans met kennelijk genoegen in muzikaal verantwoorde en voortvarende tempi, blij als hij geweest moet zijn nu en dan de kwijnende beweging op gang te kunnen brengen” (De Tijd De Maasbode; 16-3-1963)

“Alleen Guus Hoekman, die Daland zong, had hier en daar momenten dat hij de zaal werkelijk pakte” (Algemeen Dagblad; 18-3-1963)

“Zelfs een ervaren zanger als Guus Hoekman bleek, als Daland (vader van Senta), zich niet in het Wagner-idioom te kunnen uitdrukken” (Trouw; 18-3-1963) 

Hoekman was van 7 juni tot en met 6 juli 1963 terug in Glyndebourne voor opnieuw tien voorstellingen van ‘Pelléas et Mélisande’ (www.glyndebourne.com).

Van deze productie uit 1963 verscheen een CD uitgave.

Guus Hoekman maakte zijn debuut in het Théâtre de la Monnaie van Brussel van 9 tot en met 18 oktober 1964 in vijf voorstellingen van ‘Pelléas et Mélisande’ (www.carmen.demunt.be).

Daarna zong hij in Gent in ‘I Puritani’ en ‘La Bohème’ (De Telegraaf; 9-1-1965).

1965

Intendant Evert Cornelis leidde in het eerste kwartaal van 1965 DNO naar de liquidatie. Guus Hoekman kon daardoor in Nederland geen opera meer zingen:

“Hij zong in het begin van dit seizoen een van zijn glansrollen, koning Arkel in Debussy’s „Pelléas et Mélisande” aan de Monnaie in Brussel, onder directie van Maurice Huysman. Daarna trad hij in Gent op in „I Puritani” en „La Bohème”, en nu is hij voor het eerst naar Amerika, waar hij in Boston de Osmin in Mozart’s Entführung zal zingen en…. Rossini’s Semiramide te zamen met Joan Sutherland” (De Telegraaf; 9-1-1965)

Vervolgens vertrok Hoekman in het voorjaar van 1965 voor 3,5 maand naar Boston. Daar zong hij in onder andere ‘Semiramide’ van Rossini met Joan Sutherland en Marilyn Horne, ‘Die Entführung aus dem Serail’, ‘Boris Godoenov’ van Moessorgski en de Amerikaanse première van ‘Intoleranza’ (21 februari 1965 onder leiding van Bruno Maderna) in aanwezigheid van de componist Luigi Nono zelf, alles in het Engels:

“In het najaar ging hij naar Boston om te zingen in ‘Entführung aus dem Serail’ en „Boris Godoenoff’. In plaats van twee gastrollen werden het er vier, plus liederenrecitals, plus radio- en televisieuitzendingen. Guus Hoekman voelde zich best bij het internationale gezelschap van de opera in Boston (waarin altijd wel vijf, zes verschillende nationaliteiten in goede harmonie samenklinken) en bleef het hele operaseizoen. De gebeurtenis van dat Bostonse seizoen was „INTOLERANZA”, een moderne opera van de Italiaanse componist LUIGI NONO, bedoeld als aanklacht tegen dictatuur en willekeur. Nono was zelf in Boston aanwezig bij de Amerikaanse première. Op het nippertje, want hij had wegens communistische sympathieën moeilijkheden met het krijgen van een visum. Guus Hoekman had in die opera de rol van doctor Pucik” (De Volkskrant; 22-4-1965)

Terug in Nederland werkte Guus Hoekman in het kader van het Holland Festival op 16 juni 1965 mee aan de wereldpremière van de opera ‘Jean Lévecq’ van Guillaume Landré. Hij zong hier de titelrol:

“De titelrol was nu juist weinig dankbaar geschreven en in ieder geval voor de stem van Guus Hoekman aanzienlijk te diep” (De Tijd De Maasbode; 17-6-1965)

“Guus Hoekman, voortreffelijk in alle opzichten” (Algemeen Dagblad; 17-6-1965)

“Els Bolkestijn en Annie Delorie, Bert Bijnen en Guus Hoekman zingen en spelen hun rollen bijzonder bewonderenswaardig” (De Volkskrant; 17-6-1965)

In Nederland werden intussen de regieafdeling, het koor en de technische afdelingen van DNO opgenomen in een nieuw operagezelschap, De Nederlandse Operastichting. Het gezelschap werd geleid door Maurice Huisman uit Brussel (artistiek directeur) en Jaap den Daas (administratief directeur), die de solisten per productie aantrokken. Huisman bracht buitenlandse – vooral Italiaanse – zangers mee uit Brussel, maar zou Nederlandse zangers niet weren.

Guus Hoekman zong op 22 januari 1966 bij De Nederlandse Operastichting de Doktor in ‘Wozzeck’ van Alban Berg:

“men hoort door Guus Hoekman de maniakale dokter prachtig getypeerd” (De Telegraaf; 24-1-1966)

“Van de bijrollen moeten met nadruk genoemd worden Guus Hoekman als zelfbewuste dokter” (Algemeen Dagblad; 24-1-1966)

“Als tegenhanger ageerde naast hem Guus Hoekman in de rol van de kil determinerende Doktor – een fanaticus, over lijken gaand voor zijn wetenschappelijke onderzoekingen” (Algemeen Handelsblad; 24-1-1966)

“een volmaakt maniakale dokter (een partij die Guus Hoekman op het lijf geschreven lijkt)” (Trouw; 25-1-1966)

Op 25 februari 1966 vertolkte Hoekman bij De Nederlandse Operastichting de Comte Des Grieux in ‘Manon’ van Massenet. Evelyn Lear was Manon en Franco Bonisolli zong de Chevalier Des Grieux:

“Met Guus Hoekman aan het hoofd brachten ook de Nederlandse krachten in deze voorstelling gave prestaties voor het forum waardoor de eenheid ten zeerste werd gediend” (Algemeen Dagblad; 28-2-1966)

Op 17 juni 1966 hernam Hoekman bij De Nederlandse Operastichting zijn vertolking van Il Grande Inquisitore in ‘Don Carlos’ van Verdi:

“Hoe gonzend een stem werkelijk kan klinken, liet de bas Guus Hoekman (als imposante Groot-Inquisiteur) horen” (Het Parool; 18-6-1966)

“Van de kleine rollen is alleen die van de Grootinquisiteur van belang: Guus Hoekman leverde hier een behoorlijke prestatie” (Algemeen Handelsblad; 18-6-1966)

“Guus Hoekman. die met zijn prachtige maar beperkte stem toch altijd weet te verrassen, maar geen monumentale Grootinquisiteur in die stem heeft” (De Tijd; 18-6-1966)

Vanaf 4 oktober 1966 zong Hoekman bij De Nederlandse Operastichting opnieuw Rocco in ‘Fidelio’:

“De stalen Pizarro van Bert Bijnen en de zeer sympathieke Rocco van Guus Hoekman vormden wel de twee hoogtepunten in deze opvoering” (Het Vrije Volk; 11-10-1966)

Guus Hoekman vertolkte de rol van Uberto in ‘La Serva Padrona’ van Pergolesi in een televisie-productie, die door de KRO op 3 januari 1967 werd uitgezonden:

“De nog weinig bekende sopraan Henny May handhaafde zich met succes naast de doorknede Guus Hoekman” (Het Vrije Volk; 4-1-1967).

Op 25 januari 1967 trad Hoekman bij De Nederlandse Operastichting opnieuw op als Don Alfonso in ‘Così Fan Tutte’:

“Guus Hoekman als een bijzonder gaaf en virtuoos zingende Alfonso” (De Volkskrant; 26-1-1967)

“De dominerende gestalte van Guus Hoekman als Alfonso blonk uit door stabiliteit en een als steeds zeer verzorgde dosering van volume en gebaar” (De Tijd; 26-1-1967)

Guus Hoekman was van 13 juni tot en met 8 juli 1969 terug in Glyndebourne voor negen voorstellingen van ‘Pelléas et Mélisande’. Jill Gomez was deze keer Mélisande en de muzikale leiding was in handen van de dirigent John Pritchard (www.glyndebourne.com).

Op 18 augustus 1969 overleed zijn echtgenote Hannie Stoel in Zandvoort (De Telegraaf; 20-8-1969).

Een maand later werkte de inmiddels 55-jarige Hoekman bij de Stichting Haags Muziektheater op 27 september 1969 mee aan een tweeluik waarin hij zowel de rol van Uberto in ‘La Serva Padrona’ als de rol van Swetlowidow in ‘Kalchas’ van Jurriaan Andriessen vertolkte:

“Hoekman, die voortreffelijk weet te karakteriseren, zorgde voor een boeiend en welluidend stuk theater, daarin bijgestaan door het Gewestelijk Orkest voor Zuid-Holland, geleid door Louis Stotijn. Een redelijk ensemble reeds, maar nog niet voldoende getraind als opera-orkest. De toch waarlijk niet kleine stem van de baszanger bleef nergens tijdens de hoogtepunten van de tekst, vooral door de erg royaal uitgespeelde klank van het koper. Tijdens de fraaie momenten van verstilling echter bereikte Hoekman een vaak huiveringwekkende suggestiviteit” (De Volkskrant; 29-9-1969)

“Men kan zeggen dat het de avond van Guus Hoekman was. In twee sterk gemarkeerde hoofdrollen van zeer verschillend karakter en muzikale stijl heeft hij overtuigende, bijzonder suggestieve en omlijnde creaties op de planken gezet. Het waren de afgeleefde Russische acteur uit de opera-eenacter ‘Kalchas’ van Jurriaan Andriessen én de verliefde vrijgezel uit ‘La Serva Padrona’ van Pergolesi” (De Tijd; 29-9-1969)

“van de man die deze avond vrijwel uitsluitend alleen voor zijn rekening nam, de bas Guus Hoekman, kan toch moeilijk gezegd worden dat hij als operazanger te onzent nog enige introductie behoeft. Het heeft ons overigens hogelijk verbaasd hoe een artiest van zijn formaat zich allereerst heeft willen lenen voor de uitvoering van een zo inferieur stukje namaak-Menotti als de eenakter Kalchas van Jurriaan Andriessen om daarnaast, hier als in Pergolesi’s Serva Padrona, te verschijnen in een gezelschap dat muziektheatraal in geen opzicht waard was gepousseerd te worden” (Algemeen Handelsblad; 30-9-1969)

1970

Guus Hoekman zong zijn glansrol van Arkel in ‘Pelléas et Mélisande’ bij De Nederlandse Operastichting op 16 juni 1970:

“een milde gloed in de ontroerende vertolking die Guus Hoekman van grandpère Arkel gaf” (Algemeen Handelsblad; 17-6-1970)

“Guus Hoekman was in de rol van Arkel, die hij al vaak met grote overtuigingskracht heeft vertolkt, weer subliem” (Trouw; 17-6-1970) 

“De oude koning Arkel is sinds jaren een glansrol van Guus Hoekman” (De Volkskrant; 17-6-1970)

Hij hernam deze rol in ‘Pelléas et Mélisande’ op 8 september 1970 in Koninklijke Opera van Gent met Glyndebourne on Tour. Ileana Cotrubaș was Mélisande en dirigent John Pritchard dirigeerde het Orchestre Symphonique de Liège. De productie werd de volgende dag gespeeld in het Palais des Beaux-Arts van Brussel (www.glyndebourne.com).

Hoekman bracht vanaf 1970 meerdere jaren door in de Verenigde Staten als zanger, pedagoog en regisseur:

“Het is in ons land een beetje stil geworden rond de Nederlandse baszanger Guus Hoekman […] Het laatste jaar kreeg men in Nederland eigenlijk maar één keer de kans hem te beluisteren en wel bij de opvoering van Debussy’s opera „Pelléas etMélisande” tijdens het Holland Festival […] Guus Hoekman is echter nog volop actief, zij het dan thans niet in ons land. Het grootste gedeelte van dit jaar bracht hij door in Amerika, waar hij thans een der meest geliefde zangers is, al woont hij officieel nog steeds in Zandvoort […] Ook trad hij in veel landen op voor radio en televisie, kort geleden nog in Amerika met Bartok’s „Burcht van Hertog Blauwbaard” in de originele taal. En nu is Amerika zijn tweede vaderland geworden, waar hij tussen concerten en opera-voorstellingen door ook nog als regisseur werkzaam is. Het afgelopen seizoen was hij professor aan de Universiteit van Boston” (Tubantia; 9-12-1970)

1980

Guus Hoekman was op 5 juni 1980 terug in Nederland voor de wereldpremière van de opera ‘Thijl’ van Jan van Gilse bij De Nederlandse Operastichting. Daarin zong de inmiddels 66-jarige bas de rol van Lumey:

“de eindelijk bij de Operastichting weergekeerde Guus Hoekman (Lumey)” (Het Parool; 6-6-1980)

“Guus Hoekman, die de pensioengerechtigde leeftijd al gepasseerd is beschikt nog steeds over een fraai gonzende basstem en vervulde hier de rol van Lumey” (De Waarheid; 7-6-1980)

Hoekman werkte op 2 oktober 1980 mee aan de première van ‘Lulu’ van Alban Berg bij De Nederlandse Operastichting in het Circustheater van Scheveningen. Hij zong daarin de rol van de Theaterdirektor (NRC Handelsblad; 3-10-1980).

Op 11 oktober 1980 zong Hoekman de partij van Alvaro in ‘Alzira’ van Verdi in het Amsterdamse Concertgebouw naast Cristina Deutekom in de titelrol en Adriaan van Limpt als Zamoro (YouTube):

“waarnaast goede rollen van zijn „vader” Guus Hoekman” (De Telegraaf; 13-10-1980)

“Guus Hoekman, die qua stem wel iets heeft ingeboekt maar in zijn voordracht zijn rol terdege had uitgewerkt” (NRC Handelsblad; 14-10-1980)

Guus Hoekman vertolkte op 6 juni 1981 de rol van Titurel in ‘Parsifal’ van Wagner bij De Nederlandse Operastichting. James McCray zong de titelrol en Edo de Waart had de muzikale leiding:

“Ook de kleinere partijen waren in goede handen, vooral bij Guus Hoekman als tanende maar onverbiddelijke Titurel” (NRC Handelsblad; 9-6-1981)

“Guus Hoekman zijn kleine rol van Titurel de nodige allure verleende” (De Telegraaf; 9-6-1981)

Op 26 februari 1982 trad Hoekman op in de rol van Trulove in ‘The Rake’s Progress’ van Stravinsky bij De Nederlandse Operastichting:

“Onder de kleinere rollen maakte Guus Hoekman een verrassend zekere indruk als de burgerlijk fatsoenlijke vader Trulove” (NRC Handelsblad; 1-3-1982)

Hij hernam op 25 februari 1983 zijn glansrol van Sarastro in een scenische productie van ‘Die Zauberflöte’ bij het Limburgs Symphonie Orkest. Ed Spanjaard dirigeerde en Marianne Blok was de Koningin der Nacht:

“De laagste noten van Guus Hoekman (Sarastro) zijn nog steeds heel indrukwekkend” (NRC Handelsblad; 1-3-1983) 

“Guus Hoekman tenslotte zorgde voor een eminente Sarastro, al begint de tand des tijds ook aan zijn stem te knagen” (Limburgsch Dagblad; 1-3-1983)

Op 1 oktober 1983 werkte Hoekman in de rol van Nourabad mee in een productie van ‘Les Pêcheurs de Perles’ van Bizet bij Opera Forum:

“bas Guus Hoekman (betrouwbaar als altijd) in de rol van Nourabad” (Trouw; 4-10-1983)

“Een verrassing deze bas, die de rol van de Brahmaanse hogepriester Nourabad groots neerzette, hier te zien” (Leeuwarder Courant; 7-10-1983)

1985

Guus Hoekman zong op 19 januari 1985 de partij van Palémon in ‘Thaïs’ van Massenet in het Amsterdamse Concertgebouw (Trouw; 18-1-1985/YouTube)

Guus Hoekman vertolkte van 9 tot en met 18 januari 1986 de dubbelrol van dokter/ambtenaar in de opera ‘Merg’ van Henk van der Meulen op het libretto van Judith Herzberg bij het gezelschap De Salon in Theater Frascati te Amsterdam:

“Die zangers, Charles van Tassel, Lieuwe Visser, Anne Haenen, Lucia Meeuwsen en Guus Hoekman, doen het in de rustige regie van Annemarie Prins uitstekend. De meesten van hen hebben in het verleden al blijk gegeven graag te willen avonturen buiten het klassieke operarepertoire” (Algemeen Dagblad; 11-1-1986)

1990

Guus Hoekman trad op 17 maart 1990 nog op in een tweeluik tijdens het Ierland Festival. Hier zong hij in twee werken van William Butler Yeats ‘De Enige Jaloezie van Emer’ en ‘Bij de Bron van de Havik’ in het Gemeente Museum van Arnhem (www.theaterencyclopedie.nl).

1996

Guus Hoekman overleed op 16 april 1996 te Utrecht (NRC; 26-4-1996).
Hij werd begraven op Begraafplaats Den en Rust in Bilthoven bij zijn echtgenote.
Graf id-nummer: 946516 Begraafplaatsnr.: 1077 (Plaats)aanduiding: 1B-J-032C

Discografie (selectie):

Bach – ‘Matthäus Passion’ – label Telefunken

Bach – ‘Matthäus Passion’ – live Naarden 1957, label Vanguard

Bizet – ‘Les Pêcheurs de Perles’ – live Amsterdam 1963, label Verona

Boieldieu – La Dame Blanche – live Hilversum 1964, label Verona

Bruckner – ‘Te Deum’ – studio 1966, label Philips

Debussy – ‘Pelléas et Mélisande (Arkel) – studio 1964, label Decca

Debussy – ‘Pelléas et Mélisande (Arkel) – live Glyndebourne 1963, label Glyndebourne

Händel – ‘Messiah’ – label The Classics Club

Mozart – ‘Die Zauberflöte’ (Sarastro) – label MMS

Rossini – Guillaume Tell – live 1953 YouTube

Verdi – Alzira – live 1980 YouTube

Wagenaar – De Schipbreuk – studio label Editio Laran

Guus Hoekman – Guus Hoekman Zingt Nederlandse Componisten En Weense Klassieken – studio 1983, label Eurosound