*
© Matthias Stutte
Krefeld, 8 oktober 2019
‘Die Dreigroschenoper’ in Krefeld; Regietheater is nog altijd niet dood
Een nieuwe productie van ‘Die Dreigroschenoper’ opent het seizoen 2019/2020 van het Theater Krefeld. Niet alleen een dramaturgische, maar ook muzikale verminking van het werk van Kurt Weill en Bertolt Brecht.
Regisseuse Helen Malkowsky situeert ‘Die Dreigroschenoper’ in de kille omgeving van een anatomische snijzaal. Daar is Macheath – annex Mackie Messer – een patholoog-anatoom omringd door de dood. De andere personages zijn lijken, die één voor één uit de koelcel opstaan uit de dood. In de finale II kruipen zij als zombies in het auditorium en in de finale III vleien zij zich ten slotte onder de lakens op de snijtafels weer ter ziele.
Bertolt Brecht had echter überhaupt geen fascinatie met de dood. Het ontwaken van de lijken in de eerste akte doet voor een moment Brechts triomferende levenslust vermoeden, maar niets is minder waar. Voor Malkowsky is de dood slechts banaal een raakvlak met criminaliteit en armoede. Even lijkt de anatomische snijzaal te staan voor de verrotte maatschappij, maar men ziet hier niet het Brechtiaanse lijden en de verveling van de maatschappelijke onderlaag, die duldt en draagt wat het leven te bieden heeft. De inwoners van Soho en Turnbridge zijn hier chique en zwierig.
Door het ontbreken van het samengaan van levensvreugde met lijden faalt deze enscenering van ‘Die Dreigroschenoper’. De afwezigheid van deze essentiële combinatie elimineert het cynisme en sarcasme van Brecht. Dit mankement wordt nog eens versterkt door het weglaten van Brechts afstand en vervreemding. De epische vertelling ontbreekt en het perspectief is bleek, bloedleeg en steriel. Kortom, een productie zonder echte raakpunten met Bertolt Brecht en Kurt Weill. Regietheater is helaas nog altijd niet dood.
En ook de muziek van Weill lijkt op de snijtafel gelegd. Onduidelijk is het welke van de ontelbare versies van ‘Die Dreigroschenoper’ is gebruikt en of er op eigen initiatief wijzigingen zijn aangebracht. “Seeräuber-Jenny” – waarvan hier het derde couplet is geschrapt – wordt gezongen door Polly tijdens haar trouwfeest in de eerste akte. Dit is een juiste beslissing, aangezien het vervreemdende effect van het lied verloren gaat wanneer men kiest voor de romantische vertolking van het lied door Jenny in het bordeel in de tweede akte. Van “Die Ballade von der sexuellen Hörigkeit” wordt slechts het derde couplet uitgevoerd, is naar de derde akte verplaatst en verliest daarmee helaas wel haar functie.
Traditiegetrouw is in de “Kanonensong” en “Die Ballade vom angenehmen Leben” het middelste couplet geschrapt en is van het “Eifersichtsduett” het tweede gedeelte weggelaten. Van “Das Lied von der Unzulänglichkeit menschlichen Strebens is het laatste couplet doorgehaald en van de “Salomonsong” is het tweede couplet geschrapt en wordt niet het couplet gezongen dat Brecht later over zichzelf eraan toevoegde. “Ruf aus der Gruft” wordt voor de helft gezongen net als ten slotte de “Abbitte” van Macheath. Derhalve, niet alleen een dramaturgische, maar ook muzikale verminking van ‘Die Dreigroschenoper”.
Het achtkoppige ensemble speelt onder leiding van Willi Haselbek opmeerdere instrumenten zonder scherpe randen. Het herentrio Michael Ophelders (Macheath), Adrian Linke (Peachum) en Bruno Winzen (Tiger Brown) staan voor hun personage en proberen allen goed te zingen. Hetzelfde kan worden gezegd over het dameskwartet Chris Nonnast (Mrs Peachum), Carolin Schupa (Polly), Jannike Schubert (Jenny) en Paula Emmrich (Lucy), ook al hadden hun stemmen meer contrast mogen hebben. Samengevat, een zeer matige opening van het seizoen 2019/2020 door het Theater Krefeld.