1.
‘Così Fan Tutte’ (1790) van W.A. Mozart (1756-1791) is een drama giocoso, een lichte en vrolijke opera. Voor een integrale opname van deze opera – zonder coupures – kwam in mei 1974 in de Watford Town Hall nabij Londen een charmant ensemble en een dirigent met zeggingskracht bijeen. Dirigent Colin Davis toont zich hier met het Orchestra of the Royal Opera House Covent Garden emotioneel betrokken en bedacht op expressie en hij had de beschikking over een elegant ensemble dat zich uniform inzette en in de menging overheerlijk klinkt. De opname biedt chemie, natuurlijke voorstelling, de komedie is niet geforceerd en de personages klinken niet gespeeld. Montserrat Caballé is te horen in haar enige complete Mozart-rol in de studio. Haar Fiordiligi is een primadonna, maar met stijlgevoel en uiterste sereniteit. En men gelooft werkelijk haar trotsering in “Come scoglio” en luister naar haar beheersing in “Per pietà”. Janet Baker is een gedragen, plechtige Dorabella met noblesse en Ileana Cotrubas is een levendige Despina, nu eens niet soubretteachtig, maar met oudgediende klank. De Italiaanse bariton Wladimiro Ganzarolli zong onder leiding van Davis ook Leporello en Figaro en zijn ruwe klank voor Guglielmo is een kwestie van smaak. Nicolai Gedda is een nobele Ferrando en Richard van Allen is een prima buffo Don Alfonso. Vanwege de integrale registratie zonder coupures, de elegante bezetting en de expressieve lezing van Davis de eerste keuze.
Philips 422 542-2 (3CDs)
2.
Het is opmerkelijk dat de dirigent Herbert von Karajan ‘Cosi Fan Tutte’ in het stereo én het DDD tijdperk nooit in de studio heeft opgenomen. Mogelijk vond hij zelf ook dat zijn mono-registratie – die gemaakt werd tussen 13 en 19 juli 1954 in Kingsway Hall in Londen – niet meer te evenaren was. Von Karajan is minder op zorgvuldigheid gericht dan op speelsheid. Hij heeft met het Philharmonia Orchestra plezier in de farce, is attent en streelt het menselijke aspect. Het sextet solisten is eersteklas en homogeen en de precisie verraadt een uitstekende voorbereiding. Elisabeth Schwarzkopf was hier nog een acceptabele en onbevangen Fiordiligi en Nan Merriman was een geloofwaardige Dorabella. Luister naar het duet van de zusjes in de eerste akte, zelfs het vibrato is gelijk. Leopold Simoneau is een frisse Ferrando en de Guglielmo van Rolando Panerai is een Papagallo. Lisa Otto is een heerlijk soubrette Despina en Sesto Bruscantini een gekscherende Alfonso. Er is een aantal coupures gemaakt: het duet “Al fato da legge” van Ferrando en Guglielmo in de eerste akte, de aria “Ah, lo veggio” van Ferrando in de tweede akte en een tweetal recitatieven zijn weggelaten.
Warner Classics 5099994824520 (3CDs)
3.
Dit is de tweede studio-opname van ‘Così Fan Tutte’ van dirigent Karl Böhm en deze stereo-versie is interessanter dan zijn eerste, mono-registratie uit 1955. De opname werd gemaakt tussen 10 en 18 september 1962, ook in Kingsway Hall te Londen. Böhm was meer op nauwkeurigheid gericht dan Von Karajan en voorziet het perfect spelende Philharmonia Orchestra van Weense lichtvoetigheid. Ook hier zijn de solisten kostelijk op elkaar ingespeeld. Helaas was de Fiordiligi van Elisabeth Schwarzkopf inmiddels een divakarikatuur geworden. Haar geaffecteerde klank en inkleuren van de klinkers besmetten de opname. Christa Ludwig toont zich als Dorabella meer in dienst van het ensemble dan in de eerdere EMI-opname van Böhm. Alfredo Kraus demonstreert hoogwaardige belcanto in dienst van Mozart, Giuseppe Taddei heeft charme als Guglielmo en Walter Berry is een heerlijk spottende Alfonso. Hanny Steffek is een enigszins stugge Despina. Ook hier opnieuw gecoupeerd het duet “Al fato da legge” van Ferrando en Guglielmo in de eerste akte en de aria “Ah, lo veggio” van Ferrando in de tweede akte en een viertal recitatieven zijn weggelaten.
Warner Classics 0825646913268 (3CDs)
4.
Dit was de eerste studio-opname van ‘Così Fan Tutte’ zonder coupures. De opname werd is augustus en september 1967 in de Walthamstow Town Hall van Londen door het label Victor gemaakt. De Joods-Weense dirigent Erich Leinsdorf was in 1937 – net voor de Anschluss van Oostenrijk in maart 1938 – naar de Verenigde Staten vertrokken om assistent-dirigent van de Met te worden en na het plotselinge overlijden van Artur Bodanzky een jaar later werd Leinsdorf het nieuwe hoofd van het Duitse repertoire aan de Met. Hij geeft hier met het New Philharmonia Orchestra een eerlijke en onomwonden lezing. De Amerikaanse zangers vormen geen intact Mozart-ensemble uit de praktijk zoals men bij Böhm en Von Karajan hoorde, maar zij hebben goede, opwindende stemmen. Leontyne Price is een weelderige en wollige dame uit Ferrara Fiordiligi, ook al is Mozart niet echt haar cup of tea. Tatiana Troyanos kleurt goed bij haar alsof Dorabella haar tweelingzusje is en Judith Raskin is een pinnige Despina. Opvallend de improvisaties die de dames zich permitteren. Sherrill Milnes als Guglielmo, George Shirley als Ferrando en Ezio Flagello als Don Alfonso vormen een uitstekend herentrio. In vergelijking met Von Karajan en Böhm ontbreekt hier echter de theatrale vanzelfsprekendheid.
Sony Masterworks Opera 82876 87761-2 (3CDs)
5.
‘Così Fan Tutte’ stond al in 1934 op het programma van het eerste seizoen van het Glyndebourne Festival. Een jaar later tussen 25 en 28 juni 1935 nam het gezelschap de opera in de mobiele studio van His Master’s Voice in Glyndebourne op. Het zou één van de klassieke uitgaven uit de opnamegeschiedenis worden. Vele latere opnamen waren beter wellicht bezet, maar nergens wordt zo prachtig gemusiceerd als door de chefdirigent van het festival Fritz Busch en het Glyndebourne Festival Orchestra. De serieuze en geestige elementen van de handeling zijn uiterst zorgvuldig op elkaar afgestemd en goed tegen elkaar afgewogen. En de bezetting bestaat uit hoog gewaardeerde zangers van het begin van het Glyndebourne Festival. De Amerikaanse sopraan Ina Souez was de ster van de uitvoeringen en een felle Fiordiligi. De Weense Luise Helletsgruber is – naast Teresa Berganza op de saaie Solti-opname – de meest charmante Dorabella op CD. De Joodse sopraan Irene Eisinger was voor de Nazi’s naar Engeland gevlucht en haar lichte stem is ideaal voor Despina. Heddle Nash was de enige Engelsman in de cast en een stijlvolle Ferrando. Luister naar zijn beheersing in “Un’aura amorosa”! Helaas zijn zijn andere twee aria’s geschrapt. De Duitse bariton Willi Domgraf-Fassbaender had een fraaie, volle stem voor Guglielmo. De Australische bariton John Brownlee zingt Don Alfonso als een perfecte Engelsman, is uiterst nauwkeurig in zijn noten en boven alles geestig. De begeleiding van de recitatieven is nog niet met klavecimbel, maar met piano. En er is nogal het één en ander geschrapt. Behalve de gebruikelijke coupures als het duet “Al fato da legge” van Ferrando en Guglielmo in de eerste akte en de aria “Ah, lo veggio” van Ferrando in de tweede akte, ook nog uit de tweede akte diens cavatina “Tradito, schernito” en Dorabella’s “E’amore un ladroncello”. Ondanks deze coupures een opname met Schwung en elan.
Naxos Historical 8.110280-81 (2CDs)
Bonus:
Dit is een uniek document! Fiordiligi was één van de eerste grote rollen voor de Nederlandse sopraan Cristina Deutekom en haar roldebuut in Venetië is bewaard gebleven door een live-opname op 10 december 1968. De jaren 1967 en 1968 waren Mozart-jaren voor Cristina Deutekom. In 1967 zong zij de Koningin van de Nacht in de Bayerische Staatsoper van München, de Weense Staatsopera en de Metropolitan Opera van New York. In 1968 was zij op 6 januari te horen in de “cost-to-cost” uitzending van ‘Die Zauberflöte’ van de Met, zong zij de Koningin in Bern en Nürnberg, maakte zij met de rol op 8 november haar debuut in de Royal Opera House Covent Garden van Londen en nam zij in de studio nog een LP met zes Mozart-aria’s op. En op 10 december 1968 maakte zij dus haar debuut in Venetië als Fiordiligi in ‘Così Fan Tutte’. De rol had zij ingestudeerd met onder anderen regisseur Jan Bouws en het is te horen dat zij weet waarover zij zingt. Haar frisse, stralende geluid en egale klank zijn een heerlijkheid in de partij. Luister naar het fonkelende “Ah guarda sorella”, de schitterende triolen in “Come scoglio”, de prachtige versieringen in “Prenderò quel brunettino”. Het is eeuwig spijtig dat haar aria “Per pietà” werd weggelaten. In haar biografie ‘Een Leven met Muziek’ vertelt Deutekom: “Bij die eerste serie van ‘Così Fan Tutte’ in Venetie heb ik wel heel erg opgezien tegen de tweede aria van Fiordiligi, “Per pietà”, waarin de hoornist ook een belangrijke rol heeft. Tot mijn opluchting kwam Peter Maag al bij de eerste voorstelling tijdens de pauze naar me toe met de vraag of hij die aria mocht weglaten, omdat de hoornist zijn solo niet aankon. Daar had ik totaal geen bezwaar tegen!” Het recitatief “Ei parte” is wel te horen. En de rest van de bezetting is verrassend eersteklas. Opnieuw Tatiana Troyanos als een romige Dorabella, Emilia Ravaglia is een prachtig springerige en nauwkeurig zingende Despina en Renzo Casellato heeft een heerlijk heldere klank voor Ferrando. Claudio Giombi als Guglielmo en Paolo Montarsolo als Don Alfonso completeren het sextet. De Zwitserse dirigent Peter Maag was een echte Mozart-dirigent. Hij dirigeerde Mozart-opera’s tijdens zijn debuut in Covent Garden in 1959 (met ‘Die Zauberflöte’), Glyndebourne in 1959 (met ‘Le Nozze di Figaro’), Chicago in 1961 (met ‘Così Fan Tutte’) en de Metropolitan Opera in 1972 (met ‘Don Giovanni’). Hij stuwt het Orchestra del Teatro la Fenice tot grote hoogte. Helaas is ook hier het één en ander geschrapt.
Mondo Musica MFOH 10171 (2CDs)