***
© DNO
Amsterdam, 6 oktober 2018
Overgeven en doortrekken bij DNO ‘Jenůfa’
MUZIKAAL
1. Is men trouw aan de muziek of zijn er veranderingen? *****
– De Nationale Opera (DNO) brengt een nieuwe productie van de opera ‘Jenůfa’ van Leoš Janáček (1854-1928). Gespeeld wordt de Brno-versie die op 21 januari 1904 zijn wereldpremière beleefde. Er is een pauze na de eerste akte.
2. Zijn de zangers rollendekkend? ***
– De vijf hoofdrolzangers hanteren de spraakmelodieën van Janáček goed als uitdrukking van de omstandigheden. Er zijn drie Duitse zangeressen in de hoofdrollen: De baroksopraan van Annette Dasch is helaas een maatje te klein voor de titelrol en het Muziektheater. De dramatische sopraan Evelyn Herlitzius zingt de kosteresweduwe annex Jenůfa’s pleegmoeder Kostelnička op een eenkleurige emotie, maar met grote “Durchslagkraft”. Hanna Schwarz is een vocaal enigszins geknepen grootmoeder Buryja, maar met een fraaie laagte en uitstekende projectie. De uit Brno afkomstige spintotenor Pavel Černoch zingt de heldenpartij van Laca goed en heeft de “looks” voor de rol en de Amerikaanse tenor Norman Reinhardt is een lyrische Števa.
3. Is de dirigent betrokken bij het podium? ****
– In een handjeklap met het Aalto-Musiktheater van Essen is de chefdirigent van dat operahuis Tomáš Netopil aangetrokken, die daar al de ‘Jenůfa’-productie van Robert Carsen had gedirigeerd. Netopil zingt alles mee en geeft inzetten uitstekend aan. In zijn naïviteit heeft DNO waarschijnlijk gedacht, dat een Tsjechische dirigent dit genre het beste zou dirigeren, maar niets is minder waar. Netopil houdt het Nederlands Philharmonisch Orkest transparant, maar laat het slechts zonder veel expressie dienen als ondergrond voor de woordmelodieën.
4. Vormen de (koor- en) orkestleden onderling en samen een eenheid? ****
– Het Koor van De Nationale Opera zingt de partijen van huwelijksgasten en personeelsleden aandachtig.
DRAMATURGISCH
5. Wordt er een verhaal verteld? ****
– Het heftige en aangrijpende verhaal van ‘Jenůfa’ wordt prima verteld in de enscenering van de Britse regisseuse Katie Mitchell. De besloten gemeenschap, waarin de jaloezie, onderdrukking en rivaliteit zich afspeelt, wordt goed geschetst. De sinistere omstandigheden rond de moord op Jenůfa’s kind door haar pleegmoeder, die hun reputaties wil redden, maakt zij werkelijk aannemelijk.
6. Komt de enscenering overeen met het libretto? ***
– De hedendaagse setting van de enscenering maakt het echter ongeloofwaardig, dat de kosteres uit wanhoop haar stiefdochters onwettige kind vermoordt om geen sociaal aanzien te verliezen. Soms moet je een opera gewoon in zijn oorspronkelijk tijd laten afspelen… Bovendien is het is niet erg logisch – en tevens ongepast – dat Jenůfa en Laca gaan vrijen in de finale na het heftig emotionele moment, waarin Jenůfa haar levenloze kind ontdekte. De boventiteling geeft overigens een af en toe nogal vrije vertaling van de tekst. Zo past de overzetting “grootje” absoluut niet bij de deftige Buryja.
7. Hoe is de esthetiek en functionaliteit van de vormgeving? ***
– De Britse ontwerpster Lizzie Clachan was al eerder vormgeefster voor Katie Mitchell, die ook hier opnieuw haar affiniteit voor kamertjes en hokjes toont. De decor en kostuums schilderen een omschreven sociaal milieu, waarin pleeg- en schoondochters, kleinzonen en stiefkleinzonen zich bewegen. Het toneel van de eerste akte is echter op zeer veel plaatsen van het auditorium volstrekt niet te overzien. Het gebruik van een WC door de zwangere Jenůfa om te braken is vindingrijk, maar de veelvuldige aanwending ervan daarna slechts banaal.
8. Hoe is de integratie regie – muziek? ***
– De dans in de eerste akte is geforceerd en de beschuldigingen van de dorpsgenoten in de laatste akte worden muzikaal rommelig door het dringen in een te kleine ruimte.
ALGEMEEN
9. Is de productie artistiek innovatief? ***
– Katie Michell regisseerde ‘Jenůfa’ twintig jaren geleden reeds voor de Welsh National Opera, voordat zij haar stijl veranderde en reageerde tegen het eenvoudig realisme. De theatrale trucjes en vervreemding, die haar huidige werk kleuren, zijn niet erg vernieuwend meer. Er wordt niet veel mee gewonnen.
10. Is de productie onderscheidend of spraakmakend? ***
– De productie is niet erg karakteristiek of opzienbarend en zal niet de top tien van de beste nieuwe producties van het jaar bereiken.
11. Is er Nederlandse betrokkenheid bij de productie (zangers, regisseur, ontwerpers, dirigent)? **
– De tijden van een complete Nederlandse bezetting in ‘Jenůfa’ zijn voorgoed voorbij (1951, 1960 met Gré Brouwenstijn, Frans Vroons, Jan van Mantgem, Lidy van der Veen, Jo van de Meent, Annie Delorie, Cora Canne Meijer, etc). De Nederlandse sopraan Kelly God zong in Hannover de titelrol interessanter dan Annette Dasch in deze DNO-productie en de Nederlandse Heldentenor Frank van Aken is binnenkort in de rol van Laca te bewonderen in Athene. Maar voor hen is helaas geen plaats bij DNO… Francis van Broekhuizen maakt echter een fantastisch DNO-debuut in de derde akte als de burgemeestersvrouw (Rychtárka) – de zaal vullend met haar indringende sopraan en personality – en Karin Strobos zingt een prima Karolka.
12. Hoe is het bezoekersaantal in verhouding tot de zaalcapaciteit? ***
– De DNO-première van ‘Jenůfa’ was niet uitverkocht. Het zou de aanloop van publiek al bevorderen als DNO de afschuwelijk lelijke website zou updaten.