***** Het vocaal sextet proMODERN is het enige vocaalensemble van Polen dat zich heeft gespecialiseerd in hedendaagse muziek. De leden Łucja Szablewska, Ewa Puchalska, Ewelina Rzezińska, Andrzej Marusiak, Krzysztof Chalimoniuk en Piotr Pieron hebben in hun nu 5-jarig bestaan reeds 28 premières gegeven. Het nieuwste project van het ensemble heet ‘proMODERN Shakespired’. Tien Poolse componisten werden uitgenodigd om muziek te componeren bij 18 van de 154 sonnetten van William Shakespeare en de werken werden tussen mei en oktober 2017 opgenomen in de kerk Kościół Nawiedzenia Najświętszej Marii Panny van Warschau.
De componisten vertegenwoordigen verschillende stijlen en een breed scala aan benaderingen. De eerste twee sonnetten die Shakespeare schreef, werden getoonzet door Krzesimir Dębski (1953). Hij componeert toegankelijke muziek en benadert het distichon van sonnet 1 met een fraaie climax. Vervolgens heeft Dębski het thema van de opgebrande jongeman in sonnet 2 homogeen en uniform getoonzet en het distichon hier maakt hij vanwege de antimetrie ritmisch spannend.
Włodek Pawlik (1958) toonzette de enige van de vier “enstrangement” sonnetten van Shakespeare van deze CD. In het sonnet 33 wordt de liefde voor een jongeman gevuld met verrassende jazzy harmonieën. Krzysztof Herdzin (1970) componeerde muziek bij de sonnetten 18, 25 en 59 en ook zijn muziek is opvallend toegankelijk en metrisch. Het bekende hartstochtelijke liefdesverklaring “Shall I compare thee to a summer’s day?” over de vergankelijkheid van aardse schoonheid en de eeuwigheid van de poëzie krijgt van Herdzin hemelse klanken.
Tomasz Opałka (1983) maakt het sonnet 128 vol erotisch insinuaties en expliciet seksueel van toon. Sonnet 20 is één van de meest besproken sonnetten van Shakespeare vanwege de vragen die het oproept over de aard van diens seksualiteit. Dariusz Przybylski (1984) is de jongste componist op deze CD en schreef er een verrassend prikkelende compositie bij. Maciej Zieliński (1971) schreef een introspectieve compositie op het overdenkende sonnet 73 over het thema van het oude dag. Paweł Łukaszewski (1968) is bekend vanwege zijn koormuziek en zijn composities van sonnetten 27 en 60 zijn verfrissend anti-modern.
Miłosz Bembinow (1978) drukt in de sonnetten 129, 144 en 151 fraai de tweespalt, het schuldgevoel en de seksuele melancholie uit. De Britse Grammy award-winner componist Philip Lawson (1957) is een “special guest” op deze CD en bezingt in sonnet 104 de tijd als dief van schoonheid en jeugd. Andrzej Borzym Jr. (1979) besluit de CD ingetogen. Hij bezingt in sonnet 57 de dichter als slaaf van zijn geliefde met een belangrijke rol voor de spreker, staat in sonnet 41 stil bij het verraad van zijn geliefde (m) die met zijn minnares slaapt en focust in sonnet 71 op het ouder worden en naderende dood in relatie tot zijn jongere geliefde.
‘proMODERN Shakespired’ toont het enorme muzikale leven in Polen aan de hand van de zinnenprikkelende sonnetten van Shakespeare. Het project combineert zo de 16e-eeuwse dichtkunst met hedendaagse muziek en de nieuwe lezingen van Shakespeares sonnetten door hedendaagse Poolse componisten brengen de gedichten in de wereld van de huidige luisteraar. Het sextet proMODERN zingt de composities uiterst minutieus, doorschijnend en diepgevoeld. CD-boekje geeft helaas geen informatie over de componisten of sonnetten, maar bevat wel de Engelse teksten met Poolse vertaling.
Warner Classics 01902 9 57280 5 2 (1CD)
**** ‘Semiramide’ is de laatste Italiaanse en langste opera van Gioachino Rossini (1792-1868). Na legendarische zangeressen als Pasta, Sonntag, Grisi, Pasta en Melba in de titelrol, Malibran als Alsace, Lablache als Assur en García als Idreno bleef het lange tijd stil rond de opera. Totdat Joan Sutherland als Semiramide en Giulietta Simionato als Arsace in 1962 de herneming van de opera in de Scala zongen. Cristina Deutekom zou de titelrol in 1987 in Het Muziektheater hebben vertolkt, ware het niet dat door de amateuristische aanpak van DNO – “Als u het niet doet, brengen we de opera ook wel, hoor […] Zo belangrijk is het ook niet of u nu ja of nee zegt” (De Telegraaf; 3-4-1986) – nooit tot stand kwam en een opname van Deutekom in die rol latere generaties helaas is onthouden.
Er bestonden al studio-opnamen van ‘Semiramide’ op Decca (1966, zonder de aria van Idreno in de eerste akte), DG (1992) en Naxos (beide in de editie van Philip Gosset en Alberto Zedda) en Opera Rara heeft daar nu een nieuwe uitgave aan toegevoegd. De registraties werden gemaakt in de Henry Wood Hall van Londen direct voorafgaande aan de uitvoeringen van ‘Semiramide’ in september 2016 tijdens de BBC Proms. Opera Rara vermeldt de Ricordi editie te hebben gebruikt.
De ster van de opname is Albina Shagimuratova. De Russische sopraan zong in 2010 de titelrol in ‘Lucia di Lammermoor’ in Dronten bij de Staatsopera van Tatarstan en heeft inmiddels een grote carrière. Met haar ronde, koninklijke sopraan maakt zij de emotionele daling in het mausoleum aangrijpend. En luister in in “Dolce pensiero” naar haar hoge E inclusief diminuendo! De Italiaanse bas Mirco Palazzi als prins Assur dondert boosaardig. Zijn waanzinsaria in de tweede akte doet nauwelijks onder voor Samuel Ramey. De Italiaanse mezzo Daniela Barcellona als bevelhebber Arsace is vaak erg onzuiver en de Britse tenor Barry Banks zingt een geknepen Indiase koning Idreno.
Het Opera Rara Chorus is uitstekend in de diverse partijen van de Babyloniërs, Indianen, Egyptenaren, Skythen, satrapen, prinsessen en citerspelers. Het Orchestra of the Age of Enlightenment speelt doorschijnend en krokant op historische instrumenten, met boeiende tempi onverminderd ritmisch gestuwd door dirigent Mark Elder. Het verzorgde CD-boekje bevat de complete Italiaanse tekst met Engelse vertaling en een zeer uitvoerig, Engelstalig essay over het werk van musicoloog Benjamin Walton.
Opera Rara ORC57 (4CDs)
**** De Amrikaanse mezzo Joyce DiDonato gaf eind december 2017 met het Brentano String Quartet een recital in de Wigmore Hall van Londen. Dit recital is nu onder de titel ‘Into The Fire’ op CD uitgebracht. De CD opent met vijf liederen van Richard Strauss. Zelden hoort men DiDonato in het Duits, maar haar uitspraak en verstaanbaarheid in deze liederen zijn uitstekend. Alleen heeft zij voor “Du meines Herzens Krönelein” en “All mein’ Gedanken” veel naar de maniertjes van Elisabeth Schwarzkopf en voor “Ach Lieb” naar het timbre van Jessye Norman geluisterd… Het vibrato van DiDonato is vaak onrustig. “Traum durch die Dämmerung” daarentegen is beeldschoon. De arrangementen voor strijkkwartet door Mark Steinberg en Misha Amory van het Brentano String Quartet zijn sfeervol.
Het Brentano String Quartet speelde vervolgens het ‘Molto adagio sempre cantante e doloroso V.52’ van Guillaume Lekeu (1870-94), die op zijn 24e overleed aan tyfus. Daarna zingt DiDonato de ‘Trois Chansons de Bilitis’ van Claude Debussy met arrangement voor strijkkwartet door de Amerikaanse componist Jake Heggie. De harmonische schildering van Heggies begeleiding is sprekend en past goed bij de weelderige, maar toch ingetogen betovering van Debussy. Joyce DiDonato schetst hier een subtiele, sexy en toverachtige uitbeelding van de tekst.
Van Jake Heggie zelf vervolgens de cyclus ‘Camille Claudel: Into The Fire’. Gene Scheer baseerde zijn teksten op het leven van Camille Claudel, studente en minnares van Auguste Rodin. Terwijl zij worstelde om haar eigen artistieke identiteit neer te zetten, liet haar familie haar in 1913 opnemen in een psychiatrische kliniek, waar zij dertig jaren later overleed. Uit de medische dossiers blijkt dat Camille paranoïde was, maar in 1915 genezen werd verklaard en de inrichting mocht verlaten. Haar moeder en broer weigerden dit echter, waardoor Camille noodgedwongen opgenomen bleef. Haar brieven getuigen van een gezonde, maar zeer verdrietige geest.
Heggie componeerde ‘Camille Claudel: Into The Fire’ voor Joyce DiDonato en zij zong de cyclus voor het eerst in 2012 met het Alexander String Quartet in San Francisco. Er bestaat al een opname van het werk uit dat jaar op het label Pentatone. Claudel spreekt in de liederen tot zes van haar beeldhouwwerken op de dag dat zij overmeesterd wordt in haar atelier om voor de rest van haar leven in de inrichting te verdwijnen. De acht delen van de cyclus zijn indrukwekkend en geven uiting aan de achterdochtige en wantrouwende gevoelens van Claudel. Luister naar haar eenzaamheid in “La petite châtelaine” met gedempte strijkers. In de epiloog wordt zij in 1929 in de inrichting Montdevergues Asylum nog bezocht door haar vriend Jessie Lipscomb. De structuur van Heggies muziek is doorzichtig en eenvoudig. De eerste viool volgt vaak de zanglijn en er is een opmerkelijke, melodische en vloeiende quasi-minimalisme. DiDonato vertolkt de cyclus met grote toewijding; Luister naar haar ingehouden en vervreemde klank in “La petite châtelaine”.
Als toegiften bracht DiDonato nog een waardige vertolking van “Morgen!” van Richard Strauss in een arrangement van Steinberg en het “Silent Night”, want het recital was immers eind december. Een interessant recital!
Erato 0190295642198 (1CD)
**** De Engelse sopraan Grace Davidson nam tussen 27 april 2016 en 14 januari 2017 de CD ‘Vivaldi – Handel’ op met drie cantates van Georg Friedrich Händel en één van Antonio Vivaldi. De CD opent met het motet ‘Silente Venti’ van Händel, waarin Davidsons inzet na de Sinfonia de instrumenten delicaat tot zwijgen brengt. Het recitatief bezit een Italiaanse expressie en Davidson zingt met lieflijke uitdrukking en in de daaropvolgende aria “Dulcis amor” communiceert zij fraai met het ensemble. Na het recitatief “O fortunata” volgt de aria “Date serta” en het middendeel hieruit “Surgent venti” met de atletische versieringen geeft een voorproefje van het jubelende slot “Alleluia”.
‘Gloria’ van Händel werd in 2001 ontdekt in de bibliotheek van de Royal Academy. Davidson opent deze cantate uitbundig met het “Gloria in excelsis deo”. Smachtend zingt zij “Et in terra” begeleid door priemende strijkers. Zij buigt met dalende toonladders in het volgende “Laudamus” en zingt het slot ervan “Gratias” elegant. Basso continuo begeleidt haar dolend in het vierde deel “Domine Deus”. In het “Qui tollis peccata mundi” leunen de soubrette van Davidson en de strijkers tegen elkaar en in het laatste deel “Quoniam tu solus sanctus” biedt Händel weer atletische hoogstandjes voor de zangeres.
‘Salve Regina’ is een werk van Händel uit zijn vroegere Italiaanse periode. Biddend tot Maria als bemiddelaar gedurende het leven wordt Davidson in het openingsdeel begeleid door de hartslag van pulserende strijkers. Interessant in “Ad te clamamus” de stiltes tussen de lettergrepen van “suspiramus” en het verstillende einde. In het volgende “Eia, ergo” biedt Davidson vreugdevol vuurwerk, dat door het laatste deel “O clemens” wordt getemperd vanwege zijn mediterende karakter.
Ook het motet ‘Nulla in Mundo Pax Sicera’ van Vivaldi heeft de conventionele aria-recitatief-aria-alleluia vorm. In de openingsaria vertolkt Davidson goed de mix tussen vrees en verzachting. In het volgende recitatief waarschuwt zij voor de keerzijde van alle weelde en in de aria “Spirat anguis” is haar stem fraai ingebed in de violen. In de finale “Alleluia” zingt Davidson de adembenemende coloraturen mooi strak.
Het ensemble Academy of Ancient Music – in 1973 opgericht door de in 2014 overleden dirigent en klavecinist Christopher Hogwood – sprankelt onder leiding van artistiek leider en cellist van het ensemble Joseph Crouch. Het CD-boekje bevat een informatief essay over het repertoire door Greg Murray in het Engels en de Latijnse teksten van de werken met Engelse vertaling.
Signum Classics SIGCD537 (1CD)
**** ATMA Classique presenteert met ‘Intégrale des Mélodies pour Voix et Piano’ het complete liedoeuvre voor zang en piano van Gabriel Fauré (1845-1924) op vier CDs. Het is de eerste uitgave, waarin alle liederen van de Franse componist in hun originele toonsoort en stemtypen zijn opgenomen. De liederen zijn op de CDs op opusnummer gerangschikt.
De liederen worden gezongen door vier Canadese zangers, die Frans als moedertaal hebben. Zij hebben lichte, open stemmen en zijn steeds goed verstaanbaar. Hélène Guilmette heeft een ronde, aangename en eerlijke sopraan en een fraaie tekstuitbeelding. Interessant haar opname van de Engelstalige ‘Mélisande’s Song’ uit de ‘Suite Pelléas et Mélisande’ en de cyclus ‘Mirages’. De mezzosopraan Julie Boulianne heeft een prachtig timbre. Luister naar haar diep melancholische klank in “Seule”, “Les Berceaux” en de twee cycli ‘La Chanson d’Eve’ en ‘Le Jardin Clos’.
De tenor Antonio Figueroa heeft het geknepen geluid van de tenoren van weleer en doet soms denken aan Hugues Cuénod. Hij vertelt en kleurt de woorden luisterrijk. Aan hem zijn toegewezen de cycli ‘Poème d’un Jour’ (met een prachtig gezongen “Adieu”) en ‘La Bonne Chanson’. “Les roses d’Ispahan” daarentegen is werkelijk te snel en vermijdt alle erotiek. “Clair de lune” bevat een vreemde storing. De lichte bariton Marc Boucher stelt teleur. Zo heeft hij intonatieproblemen in “Après un reve”, ontdoet hij “Tristesse” van sentimentaliteit door het snelle tempo en verwaarloost hij de dynamische notaties in “Le secret”.
Pianist Olivier Godin begeleidt op Érard piano uit 1859, die gestemd is op 435 Hz, de frequentie die door het Franse ministerie in dat jaar tot standaard werd besloten. Fauré componeerde en speelde op het conservatorium en thuis altijd op een Érard. Godin voelt de atmosfeer van de liederen steeds opnieuw uitstekend aan. Een belangwekkende uitgave!
ATMA Classique ACD2 2741 (4CDs)