***** Warner Classics viert dit jaar de honderdste sterfdag van de Franse componist Claude Debussy (1862-1918) met de 10CD-box ‘Debussy: His First Performers’. Hierop zijn musici te horen die wegbereiders waren voor diens composities. De box bevat piano- en kamermuziek, orkestwerken, liederen en de opera ‘Pelléas et Mélisande’ en de opnamen van de box dateren van 1904 tot 1963. De eerste CD opent met een pianorol-opname van “La soirée dans Grenade” uit ‘Estampes’ door Claude Debussy in 1913 zelf. Alsof de piano tot leven komt!
De box bevat opnamen onder leiding van diverse dirigenten, die Debussy hadden gekend, wereldpremières van zijn werken hadden gegeven en opnamen ervan maakten. Zo speelde Pierre Monteux tijdens de wereldpremière van ‘Pelléas et Mélisande’ altviool in het orkest en dirigeerde hij de eerste uitvoering van ‘Jeux’ in 1913. Zijn opname van deze balletmuziek staat op de zesde CD. Verder zijn er opnamen van dirigenten als Désiré-Émile Inghelbrecht, Arturo Toscanini, Ernest Ansermet en Charles Munch.
CD7 bevat liederen van Debussy. Mary Garden wordt door de componist zelf aan de piano begeleid in de beroemde opnamen uit 1904 van de drie liederen uit de tweede versie van ‘Ariettes Oubliées’. Ninon Vallin zingt met piano “Mandoline” (1928) en met orkest in “L’année en vain chasse l’année” uit ‘L’Enfant Prodigue’ (1930). Claire Croiza wordt aan de piano begeleid door Francis Poulenc in “Il pleure dans mon cœur” (1928) en door George Reeves in “Le jet d’eau” (1930). Camille Maurane zingt in een opname uit 1954 de orkestversie van de ‘Trois Ballades de François Villon’. Hugues Cuénod is te horen in opnieuw de tweede versie ‘Ariettes Oubliées’ uit 1951. Maggie Teyte nam in 1936 met pianist Alfred Cortot de ‘Trois Chansons de Bilitis’, ‘Le Promenoir des Deux Amants’ en het eerste boek ‘Fêtes Galantes’ op en Jane Bathori stond in 1929 in de studio voor het tweede boek ‘Fêtes Galantes’. Zowel Teyte als Bathori zongen de liederen nog voor Debussy zelf. De unieke Charles Panzéra ten slotte nam in 1931 de orkestversie van twee van de ‘Trois Ballades de François Villon’ op.
CD8 tot en met CD10 bevatten de beroemde opname van ‘Pelléas et Mélisande’ onder leiding van Roger Désormière uit 1941 met een fenomenaal vocalistenteam: Jacques Jansen als Pelléas, Irène Joachim als Mélisande, Germaine Cernay als Geneviève en Leïla Ben Sedira als Yniold werd later niet meer geëvenaard. De laatste CD wordt aangevuld met fragmenten uit eerdere opnamen van de opera. Van de hoogtepunten uit de sessie van 1927 onder leiding van Piero Coppola hoort men een uniek trio: Charles Panzéra als ’s werelds beste Pelléas, Yvonne Brothier als Mélisande en Vanni-Marcoux als Golaud. De opnamen die werden gemaakt van de tweede scène van de tweede akte en de eerste scène van de derde akte zijn helaas niet in deze box geïncludeerd.
De sessie uit 1928 onder leiding van Georges Truc heeft een minder sterk team, maar Hector Dufranne als Golaud en Claire Croiza als Geneviève zijn niet te versmaden. Het CD-boekje vermeldt abusievelijk dat Pelléas te horen is in het fragment van de tweede scène uit de eerste akte. Maar Alfred Maguenat is jammer genoeg niet te horen, want ook de opnamen van de eerste scène uit de tweede akte en de eerste scène uit de derde akte zijn niet uitgebracht in deze box. Het was een extra elfde CD zeker waard geweest. Dan hadden ook de zes fragmenten van de sessie uit 1924 ook onder leiding van Coppola en met eveneens Panzéra en Brothier voor het eerst op CD uitgegeven kunnen worden… Maar voor slechts 30 euro is deze box een prachtige bloemlezing! De opnamen bieden een gezaghebbend en verhelderend getuigschrift voor de composities van Debussy.
Warner Classics 0190295665425 (10CDs)
**** Voor uitvoeringen van de opera ‘Les Pêcheurs de Perles’ van Georges Bizet (1838-1875) diende men tot en met de jaren zestig van de vorige eeuw gebruik te maken van een herziene partituur uit 1886 van Bizets uitgever en de gemutileerde editie uit 1893 van Léon Carvalho. Pas vanaf die jaren zestig werden een piano-uittreksel van Bizet zelf en de dirigeerparticella ontdekt, die daarna de uitvoeringspraktijk bepaalden. De autograaf van de volledige partituur schijnt in privébezit te zijn en nog steeds niet publiek toegankelijk.
Aan de hand van die twee herontdekte manuscripten reconstrueerde Hugh Macdonald in 2014 voor de uitgever Bärenreiter een versie van ‘Les Pêcheurs de Perles’, die werd gebruikt voor een concertante uitvoering van de opera op 10 mei 2017 in Lille. Tijdens die uitvoering in De Nouveau Siècle de Lille – en nog aanvullend een dag ervóór en erna – werden opnamen gemaakt, waarmee een CD-uitgave werd samengesteld.
De zangers waren allen Frans. Julie Fuchs zingt Leïla met volle ronde sopraan, waar sommigen wellicht een soubrette prefereren. Niettemin is haar cavatina in de tweede akte beeldschoon. De tenor Cyrille Dubois heeft een passend lyrisch timbre als Nadir, zingt met goede tekstuitbeelding, maar mist helaas legato. De bariton Florian Sempey is een uitstekende Zurga. De opname drukt hem in “Au fond du temple saint” helaas naar achteren, maar zijn – facultatief – hoge A in de inwijdingsscène van de eerste akte staat als een huis. Luc Bertin-Hugault heeft een prachtig slanke bas als Nourabad. Bijpassend uitnemend de koorbijdragen van Les Cris de Paris.
Dirigent Alexandre Bloch tovert fraai de schoonheden en fijnheden van ‘Les Pêcheurs de Perles’ uit het Orchestre National de Lille en geeft van het schijnbaar onverstoorde begin tot en met de moegestreden finale de atmosfeer uitstekend weer. De bewering van Pentatone dat “This album offers the first recording in history of the 1863 premiere version” is overigens niet helemaal juist. Begin jaren zeventig had Arthur Hammond al een herziene editie vervaardigd aan de hand van het piano-uittreksel uit 1863 en die versie werd in 1977 gebruikt voor de studio-opname van EMI. Verder bediende Brad Cohen zich voor de Peters-editie uit 2002 van zowel het piano-uittreksel als de dirigeerparticella. Deze editie is te horen in hoogtepunten op het CD-label Chandos uit 2007 – onder leiding van Cohen zelf – en de DVD-uitgave van de Met-uitvoering van het seizoen 2015/2016.
Pentatone PTC 5186 685 (2CDs)
*** De Nederlandse sopraan Johanette Zomer stond op 6 december 2017 in de Alfred-Krupp-Saal van de Philharmonie Essen met het ensemble La Sfera Armoniosa onder leiding van luitspeler en dirigent Mike Fentross. Voor het programma hadden zij werken verzameld van Henry Purcell (1659-1695). Het concert werd opgenomen en op CD uitgebracht onder de titel ‘Symphony While The Swans Come Forward’.
Uit vier opera’s van Purcell werd muziek geselecteerd. Het programma wordt geopend met fragmenten uit ‘The Prophetess’ en Johannette Zomer zingt van het derde bedrijf intens het “What shall I do” van Maximinian en uit de vijfde akte de aria “Since from my dear Astrea’s sight”. Het rondo “I attempt from love’s sickness” uit de derde akte van ‘The Indian Queen’ brengt zij met stelligheid en overtuiging. Uit de laatste akte van ‘King Arthur’ vertolkt zij prachtig sereen het “Fairest isle” van Venus gevolgd door het patriottische “Saint George, the Patron of our Isle” van Honour. Ten slotte nog vier aria’s uit ‘The Fairy Queen’, waarin Johannette Zomer opnieuw zorgt voor een sterke vertelkunst. De live-microfoon registreert de stem jammer genoeg minder rond dan de studio-microfoon bij haar CD ‘Laudate!’ in 2015.
In plaats van de gebruikelijke barokinstrumentatie besloot La Sfera Armoniosa het orkestgeluid van Purcells tijd te benaderen door authentieke instrumenten te gebruiken: violen met kale darmsnaren, de stokken in de Franse greep, het riet van de hobo aan de binnenkant geschraapt en zilveren trompetten zonder ventielen. Het geluid is hierdoor bijzonder transparant en kleurrijk. De twee zilveren trompetten echter zijn niet altijd even mooi zuiver. Het CD-boekje bevat een beknopt essay van Julia Muller, maar helaas niet de gezongen teksten.
Challenge Classics CC72783 (1CD)
*** De Poolse componist Jerzy Gablenz (1888-1937) kwam uit een muzikale familie en kreeg muziekonderwijs in piano, orgel, fluit en cello. Reeds tijdens zijn studie rechten in Krakau componeerde hij talrijke liederen en pianowerken voor zijn echtgenote die pianolerares was. In 1919 kreeg Gablenz de opdracht de herontdekte opera ‘Straszny Dwór’ van Stanisław Moniuszko te reconstrueren en in de jaren daarna schreef Gablenz zijn eigen opera ‘Lucjan Rydel’. Hij componeerde in totaal zo’n 80 liederen voor zang en piano, tot zijn dood op 49-jarige leeftijd door een vliegtuigongeluk bij Warschau.
De Poolse tenor Wiesław Ochman nam in 1981 al twaalf liederen van Gablenz op voor de LP en het label Acte Préalable heeft nu de CD ‘Songs 1’ uitgebracht met zes liederen en drie terzetten van deze componist uit Krakau. De CD werd op 19 november 2017 en 20 februari 2018 in de Studio Radia van Gdańsk opgenomen. De bariton en – priester – Robert Kaczorowski zingt de ‘3 Songs, op. 7’. Het geheimzinnige van “Z Księgi Radości” komt niet helemaal uit de verf, maar de eenzaamheid en het verlangen en lijden van “Tyle miłości przebolało we mnie” en de nostalgie van “Wracaj ty do nas” vertolkt hij goed.
Alle drie terzetten van Gablenz voor vrouwenstemmen zijn op deze CD te vinden. De ‘2 Terzettos, op. 4’ “W majową noc” en “Gdy ranek majowy” op teksten van Leopold Staff dateren uit 1918 en zijn relatief lang en veeleisend. De sopraan Barbara Lewicka, de mezzo Beata Koska en de alt Donata Zuliani zingen de trio’s met droeve ondertoon.
De drie liederen uit het volgende opus 5 op teksten van Antoni Waśkowski schreef Gablenz drie jaren later pas in 1921. Robert Kaczorowski overdenkt het nut van het bestaan in “Pielgrzym” (no. 1) en het verlangen en verlies in “Tęskniłem wieki” (no. 5) en “Z liryków” (no. 7). Helaas verliest zijn bariton in de hoogte aan resonansen. Barbara Lewicka, Beata Koska en Donata Zuliani besluiten de CD met nog het prachtige terzet ‘Dobranoc op. 19’ op tekst van Leopold Staff uit 1924.
Naast haar begeleiding van de vocale muziek speelt Anna Mikolon nog enkele lastige pianowerken van Gablenz, die door de CD-uitgever onlangs werden ontdekt in de nationale bibliotheek van Warschau. Het idioom van Gablenz’ muziek is beïnvloed door het impressionisme en bevat nationale elementen zoals dansen en volksmuziek. Het is tonaal, metrisch en lyrisch met grote, dynamische contrasten en een vloeiende stijl. In het CD-boekje een essay van Robert Kaczorowski zelf, dat slechts de teksten van de liederen behandelt. Ook de liedteksten zijn afgedrukt in het Pools met Engelse vertaling. De titel ‘Songs 1’ doet nog een vervolg vermoeden.
Acte Préalable AP0419 (1CD)