28-02-2018

De Nederlandse bas Johan Lammen overleed in de vroege ochtenduren van zondag 28 februari 1943 op 41-jarige leeftijd plotseling aan een hartaanval.

 

 

Johan Lammen werd op 9 november 1901 in Amsterdam geboren. Hij was de tweede zoon van Johannes Lammen (1863) en Alida Wicherts (1878/1881-1940) (Algemeen Handelsblad; 13.11.1901). Zij waren op 19 januari 1899 in Amsterdam getrouwd (Pondes.nl).

1900

Johan had een oudere broer (Algemeen Handelsblad; 31-10-1899) en een jongere broer (De Tijd; 23-11-1904).

Evenals zovelen moest Johan Lammen zich tegen vele belemmeringen als zanger bevechten:

““Ik was leerling van de M.T.S en voor de zeevaart bestemd. Nadat ik met mijn vader in de Parkschouwburg voor het eerst een operette had bijgewoond, wist ik, dat de muziek en bijzonderlijk de zang mijn roeping was. Mijn vader wilde echter, dat ik de aanvankelijke bestemming bleef volgen en liet mij mijn muzikale opleiding zelf bekostigen. Hij vond hierin steun bij de uitspraak van mijn schoolonderwijzer, die mij als koorzanger diskwalificeerde, omdat ik met mijn te zware stem mijn mede-scholleren in de war zou brengen… Ik ben er toch gekomen, dank zij de raad van mijn buurmeisje Hélène Cals, mijn doorzetten en tenslotte toch ook de steun van mijn ouders” […] Hij kreeg les van Alphons Vranken” (Het Volk; 1-3-1943)

1924

Eén van de eerste optredens van Johan Lammen was op 9 november 1924 voor de Hilversumse radio in een aria uit de opera ‘Benvenuto’ van Eugène Diaz met pianiste A. Rappange (Algemeen Handelsblad; 8-11-1924).

1925

Johan Lammen zong op 31 maart 1925 de baspartij in ‘Elias’ van Mendelssohn bij de zangvereniging ‘Gemengd Koor’ in het Concerthuis te Assen. De 23-jarige bas viel toen al op:

“…dat Johan Lammen, Bas, Amsterdam, ons het best heeft voldaan. Lammen heeft een zeer warme, volle en krachtige stem en op uitnemende wijze heeft hij zijn Elias-rol vertolkt. Prachtig was al dadelijk de inzet en den geheelen avond door heeft hij, met zijn mooi rond, nog niet voldragen basgeluid en imponeerende voordracht, geboeid. Schitterend was o.a. de aria “Ist nicht des Herrn Wort wie ein Feuer”. Veel wordt daar van den solist gevraagd, doch Lammen bleef tot de laatste noot de rustige, krachtige Elias. ’t Was een zeer dankbare rol voor den jongen veel belovenden zanger” (Provinciale Drentsche en Asser Courant; 1-4-1925)

1930

Johan Lammen studeerde begin jaren dertig nog aan het Conservatorium van Amsterdam bij Rose Schönberg (Het Volk; 30-11-1931).

Rose Schönberg was als Rozette Rachel Kopuit op 10 januari 1880 in Amsterdam geboren als dochter van Salomon Kopuit en Judith Cohen, die beide voor de oorlog overleden. Rozette Rachel Kopuit trouwde op 17 augustus 1909 in Amsterdam met de Duitser Wolf Schönberg (1879-?)‏‎ – zoon van Löb Schönberg en Bette Stein‏ – maar het huwelijk werd op 07 mei 1920 ontbonden. In 1920 werd Rose Schönberg hoofdlerares aan de zangafdeling van het Conservatorium van Amsterdam (De Telegraaf; 13-9-1920). Daar was zij de lerares van onder anderen Elisabeth Ohms, Hélène Cals, José Candel, Gerda Pons en dus Johan Lammen. Op 3 augustus 1943 werd Rose Schönberg-Kopuit op 63-jarige leeftijd in Auschwitz vermoord (Geni.com).

Op vrijdag 10 februari zong Johan Lammen in het oratorium ‘Judas Maccabäus’ van Georg Friedrich Händel bij de zangvereeniging Toonkunst. Als solisten werkten verder mee de tenor Michel Gobets, de sopraan Jo Vincent en de alt Augusta Reclaire. De Hilversumsche Orkestvereeniging stond onder leiding van den directeur Cees Andriessen (De Gooi- en Eemlander 31-10-1932).

De Nederlandse tenor Michel Goberts zou op 20 april 1945 – een maand voor zijn 40e verjaardag – overlijden (vermoedelijk aan tyfus) in het concentratiekamp Dachau.

Johan Lammen trad op 11 oktober 1933 in het huwelijk met Jeanne Wensma (1901) (Algemeen Handelsblad; 12-10-1933).

Rond die tijd was hij ook leerling in de eerste operaklas van het Amsterdamsch Conservatorium onder leiding van Paul Pella. Met deze operaklas vertolkte Lammen op 1 december 1933 in de Amsterdamse Stadsschouwburg de rol van Achillas in ‘Giulio Cesare’ van Händel:

“Een verrassing was Johan Lammen, een tot nu toe onbekend zanger, in de rol van Achilles (basbariton)” (Het Volk; 2-12-1933)

“Johan Lammen een voortreffelijke Achilles” (De Telegraaf; 2-12-1933)

Johan Lammen maakte op vrijdag 9 maart 1934 zijn debuut in het Amsterdamse Concertgebouw. In een concert onder auspiciën van R.K. Oratorium Vereeniging zong hij de baspartij in de ‘Johannes Passion’ van Johann Sebastian Bach. Het Concertgebouworkest stond onder leiding van dirigent Theo van der Bijl:

“Beproefde krachten als Johan Lammen en Hendrik Koning voldeden goed” (De Telegraaf; 10-3-1934)

Johan Lammen zong op woensdag 30 mei 1934 voor de VARA-radio de partij van Escamillo in fragmenten uit de opera ‘Carmen’ van Bizet. Michel Gobets was Don José, Maartje Offers zong Carmen en Marie Vos was Micaëla. Het programma duurde veertig minuten en het Utrechtsch Stedelijk Orkest stond onder leiding van Ernst Ewald Gebert (Nieuwe Tilburgsche Courant 30-5-1934).

Op maandag 10 december 1934 stond Johan Lammen opnieuw in het Concertgebouw van Amsterdam voor de baspartij in ‘Belshazzar’ van Händel in een concert onder auspiciën van Stem des Volks. Dirigent Antoon Krelage leidde het Concertgebouworkest:

“In dit opzicht sloeg Johan Lammen nog de beste figuur, al trekt hij te weinig profijt van zijn mooi materiaal” (Algemeen Handelsblad; 11-12-1934)

1935

Johan Lammen zong op 6 juli 1935 de titelrol in de opera ‘Halewijn’ van Willem Pijper in de Groote Schouwburg van Rotterdam in een feestvoorstelling ter gelegenheid van de opening van het nieuwe Museum Boymans (Algemeen Handelsblad; 26-6-1935).

‘Judas Maccabäus’ Groningen 25 november 1935 vlnr Johan Lammen, Michel Gobets, Maartje Offers, Ankie van Wickevoort Crommelin, Johan M. Knijpinga

Lammen verleende op maandag 25 november 1935 zijn medewerking aan een uitvoering van ‘Judas Maccabäus’ van Händel in de grote zaal van de Harmonie te Groningen. Het programma werd uitgevoerd in het kader van het Jubileumconcert van de Gemengde Zangvereeniging ‘De Stem des Volks’ afdeling Groningen van de Bond van Arbeiders Zangvereeniging in Nederland. Tenor Michel Gobets, sopraan Ankie van Wickevoort Crommelin en de alt Maartje Offers waren de overige solisten en de Groninger Orkest-Vereeniging stonden onder leiding van dirigent Johan M. Knijpinga:

“Michel Gobets als Judas Maccabaus en Johan Lammen als de priester Simon zongen hun moeilijke arias met groot gemak en doorgaans mooie effecten. In de recitatieven en de enkele langzame aria’s konden wij evenwel het meest van hun beider zang genieten (Nieuwsblad van het Noorden 26-11-1935)

1936

Johan Lammen zong op 22 januari 1936 in de operette ‘Der Bettelstudent’ van Karl Millöcker voor de VARA-radio. In de overige rollen waren te horen Michel Gobets, Josef Plemper, Wim van Sante, Frans Vroons, Jo van de Meent-Walter, Ellen Schwarz, Sophie Haase-Pienemanen en Marcus Plooyer. Het VARA-orkest stond onder leiding van Eduard Flipse (Het Vaderland 15-1-1936).

Johan Lammen zong op vrijdag 20 maart 1936 in Musis Sacrum te Baarn de baspartij in het ‘Requiem’ van Verdi. In dit concert – ten bate van de Armen van alle gezindten – zongen verder de tenor Michel Gobets, sopraan José Candell en de alt Annie Hermes. Het begeleidende Orkest was de Haarlemsche Orkest Vereeniging (De Gooi- en Eemlander 18-2-1936).

Lammen zong op maandagavond 30 maart 1936 de baspartij in het oratorium ‘Samson’ van Händel bij de zangvereeniging Kunst en Strijd in de groote zaal van het Concertgebouw van Amsterdam. Samen met de solisten tenor Michel Gobets, sopraan Di Moorlag, alt Jeanne van de Rosière-van Emmerick en het versterkt orkest der Kamer Orkest Vereeniging stond het geheel onder leiding van Sam Englander (Algemeen Handelsblad 31-03-1936)

Judith Toff

Johan Lammen was nog altijd leerling in de operaklas van het Amsterdamsch Conservatorium toen hij op 7 mei 1936 zijn debuut maakte bij de Wagnervereeniging tijdens een opvoering van ‘Lohengrin’ van Wagner. Hij zong de rol van de 3. Edelknabe in de Amsterdamse Stadsschouwburg naast Marcel Wittrisch in de titelrol, Tiana Lemnitz als Elsa, Marta Fuchs als Ortrud en Judith Toff (Veendam, 13-7-1907 – Sobibór, 4-6-1943) als de 4. Brabantische Edle:

“Acht jeugdige Nederlandsche solisten – allen leerlingen der opera-klasse aan het Amsterdamsch Conservatorium – verleenden gisteravond medewerking. Als „Edelknaben der Elsa” fungeerden: Greet Koeman, Eline Hemrica, Bep Peelen en Judith Toff, als „brabantische Edle”: Willem Schansman, Frans Vroons, Johan Lammen en Willem van Sante” (De Gooi- en Eemlander; 8-5-1936)

1937

Johan Lammen was op 12 april was opnieuw te horen in ‘Judas Maccabäus’ in het Concertgebouw van Amsterdam, nu bij het Stem des Volks en de versterkte kamerorkestvereeniging Amsterdam onder leiding van Antoon Kerlage en met als overige solisten de tenor Michel Gobets, de sopraan To van der Sluys en de alt Jo van de Meent-Walter:

“Maar noch Johan Lammen, noch Michel Gobets stonden in vocaal en artistiek opzicht boven hun taak — voor de, inderdaad héél zware, partij van den Judas is Gobets’ stem en voordracht toch niet toereikend” (Algemeen Handelsblad 13-4-1937)

Johan Lammen trad op 28 en 30 september, 2, 4 en 5 oktober 1937 en 25, 27, 28 en 29 januari 1938 op in de Stadsschouwburg van Amsterdam als Arkel in ‘Pelléas et Mélisande’ van Debussy onder auspiciën van de Wagnervereeniging. Het Concertgebouworkest stond onder leiding van Pierre Monteux:

“Verdienstelijk waren verder de rollen van Arkel (Joh. Lammen)…” (De Gooi- en Eemlander; 29-9-1937)

“Verder waren daar Joh. Lammen als de oude Arkel, verdienstelijk maar te weinig overtuigend van verschijning en voordracht” (De Maasbode; 29-9-1937)

Op 29 december 1937 werd bij de Burgerlijke Stad van Amsterdam aangifte gedaan van de geboorte van een dochter van Johan en Jeanne Lammen-Wensma (De Maasbode; 30-12-1937).

1938

Johan Lammen stond op 2 januari 1938 in de studio in Hilversum voor opnamen van hoogtepunten uit de opera ‘Les Pêcheurs de Perles’ van Bizet. Naast Lammen in de rol van Nourabad waren de overige solisten Michel Gobets als Nadir, Otto Couperus als Zurga en Corry Bijster als Léïla.

‘L’Heure Espagnole’ vlnr Johan Lammen, Kees-Smulders, Jos Plemper, Judith Toff, Frans Vroons

Johan Lammen zong op 24 en 26 maart 1938 – ter herdenking van de op 28 december 1937 overleden componist Maurice Ravel – de rol van Don Inigo Gomez in diens opera ‘L’Heure Espagnole’ bij de Wagnervereeniging in de Stadsschouwburg te Amsterdam. Judith Toff vertolkte Concepcion, Frans Vroons was Gonzalve en Kees Smulders was Torquemada. Het Concertgebouw-Orkest stond onder leiding van Johannes den Hertog. H.M. de Koningin Wilhelmina woonde de voorstelling bij:

“Kees Smulders als Torquemada en Johan Lammen als Inigo waren zeer prijzenswaardig” (Algemeen Handelsblad; 25-3-1938)

“in „L’heure espagnole”, in welk werk men verder nog opmerkelijke zangprestaties hoorde van Judith Toff en Johan Lammen” (De Gooi- en Eemlander; 25-3-1938)

“Ook Jos Plemper (Raniro), Johan Lammen (Don Inigo Gomez) en Kees Smulders (Torquemada) hebben verdienstelijk werk verricht, doch bij hen kan vooral aan uitspraak en timbre nog wel gewerkt worden” (Het Vaderland; 25-3-1938)

“Judith Toff zong haar Concepcion zeer goed, evenals Johan Lammen en Jos Plemper resp. als Don Inigo en Ramiro” (De Maasbode; 25-3-1938)

“bevredigende rollen van Kees Smulders, Jos. Plemper en Johan Lammen” (De Telegraaf; 25-3-1938)

Ter viering van het 35-jarig bestaan van de gemengde zangvereniging ‘Zang en Vriendschap’ verleende Lammen eind maart 1938 zijn medewerking aan een uitvoering in de Grote Zaal van het Concertgebouw te Amsterdam van ‘Die Jahreszeiten’ van Haydn. De Nieuwe Amsterdamsche Orkestvereeniging stond onder leiding van Nico van der Linden en overige solisten waren Michel Gobets en Corry Bijster (De Tijd 29-3-1938).

Op donderdag 8 september 1938 werkte Johan Lammen mee aan een Galaconcert ter ere van het 40-jarig regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina in de Stadsschouwburg van Amsterdam. Onder auspiciën van Wagnervereeniging werd een uitvoering gegeven van de opera ‘Le Donne Curiose’ van Ermanno Wolf-Ferrari. Daarin vertolkte Johan Lammen de rol van Ottavio; Judith Toff was Eleonora en Johannes den Hertog dirigeerde het Concertgebouworkest:

“Vooral excelleerde Truus ter Steege in een voortreffelijke creatie van de charmante Beatrice en deze paarde prachtigen zang aan gelukkig spel tegenover Johan Lammen als Ottavio” (De Tijd; 9-9-1938)

1939

Johan Lammen werkte mee aan hernemingen van ‘Le Donne Curiose’ op 3, 4, 11 en 12 oktober 1938 en 16, 18, 20, 23, 24 januari 1939.

Lammen zong op maandag 24 april tijdens de jaarlijkse uitvoering van de zangvereniging ‘Kunst en Strijd’ in het oratorium ‘Saul’ van Händel. Het Utrechtsch Stedelijk Orchest stond onder leiding van Sam Englander en de tenor Michel Gobets, de sopraan Corry Bijster en de alt M. Muller waren de andere solisten. De uitvoering vond plaats in de nieuwe concertzaal van Bellevue te Amsterdam, die ingrijpend verbouwd was tot amusementspaleis. Het bevatte vijf zalen – uitlopend in de Marnixstraat – en het restaurant Paloni. Bellevue was in die jaren het meest populaire theater van Amsterdam:

“De solisten, Corrie Bijster, sopraan — met stralende stem vooraan — Michel Gobets — mooi van toon — en Johan Lammen — sonore bas, deelden — misschien onbewust — allen in de bedoelde onbewogenheid” (De Tijd 26-4-1939)

Op 18 mei 1939 stond Johan Lammen in de opnamestudio voor een registratie op grammofoonplaat van de aria “Fünftausend Taler” uit ‘Der Wildschütz’ van Albert Lortzing. Hij werd begeleid door het Omroeporkest onder leiding van Frieder Weismann. Lammen nam op 21 september 1939 de aria “Wo berg’ ich mich” uit de opera ‘Euryanthe’ van Carl Maria von Weber op. Het orkest stond onder leiding van Jan van Epenhuysen.

Johan Lammen maakte op 11 december 1939 zijn debuut bij de nieuw opgerichte Nederlandsche Operastichting van Johannes den Hertog als Der Sprecher in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart in de Groote Schouwburg van Rotterdam. Gré Brouwenstijn vertolkte de Eerste dame van de Koningin:

“de eveneens bevredigend gezongen Sprecher van Johan Lammen” (De Tijd; 12-12-1939)

“Johan Lammen was als Sprecher waardig en sonoor” (De Maasbode; 12-12-1939)

1940

De productie van ‘Die Zauberflöte’ werd op 4, 6, 9 en 10 juli 1940 hernomen in de Stadsschouwburg van Amsterdam in het kader van Kunst in Amsterdam met het Concertgebouworkest onder leiding van Johannes den Hertog (Archief.concertgebouworkest.nl).

Van de aria’s van Sarastro “In diesen heil’gen Hallen” en “O Isis und Osiris” uit ‘Die Zauberflöte’ maakte Johan Lammen grammofoonopnamen, die werden begeleid door Herman Nieland op orgel. De 78-toeren opnamen werden vervaardigd in de Amsterdamse Klankopname Studio’s Van Wouw, die tussen ca. 1932-1944 glasplaten uitbracht.

Johan Lammen zong op 10 januari 1940 bij de Nederlandsche Operastichting de rol van Crespel in ‘Les Contes de Hoffmann’ van Offenbach in de Stadsschouwburg te Amsterdam. Judith Toff was Nicklausse:

“Bijzonder goed ook waren de Niklausse van Judith Toff, de Franz van Frans Vroons, de Crespel van Johan Lammen, de Schlemil van Willem van Santé. Noemen wij verder Gre Brouwerstijn als Giulietta” (Het Volk; 11-1-1940)

Ook zong Johan Lammen de rol van Crespel eveneens in de Stadsschouwburg van Amsterdam in de herneming van ‘Les Contes de Hoffmann’ op 3 februari 1940, waarin de titelrol werd gezongen door Michel Gobets.

Ter gelegenheid van de 1-mei-viering van de SDAP trad Lammen op in het Gebouw voor Kunst en Wetenschappen te Den Haag met de Stem des Volks, muziekkorps HASO, de tenor Michel Gobets, de sopraan Ankie van Wickevoort-Crommelin en de alt Roos Boelsma. Wat de bas daar zong is onbekend (Haagsche Courant 3-5-1940).

‘Fidelio’ met Ruth Horna en Johan Lammen

Na het binnenvallen van de Nazi’s gaf de Wagnervereeniging gaf op 21, 23, 26 en 27 november en 2 en 3 december 1940 in de Stadsschouwburg van Amsterdam uitvoeringen van ‘Fidelio’ van Beethoven, waarin Johan Lammen de rol van Rocco vertolkte. Ruth Horna zong de titelrol, Henk Noort was Florestan en het Concertgebouworkest stond onder leiding van dirigent Eduard van Beinum:

“ook Lammen voldeed wel als Rocco, al kan zijn spel nog veel meer reliëf en expressie hebben; volmaakt op zijn plaats gevoelt hij zich hier nog niet” (Algemeen Handelsblad; 22-11-1940)

“Johan Lammen was een goede „Rocco”, wiens mooi vol basgeluid zoowel in de humoristische als in de meer lyrische gedeelten groote bevrediging gaf” (Haarlem’s dagblad; 22-11-1940)

“Johan Lammen gab einen echt väterlichen und unterwürfigen Kerkermeister, dessen Stimme voll Klang und Wohllaut ist” (Deutsche Zeitung in den Niederlanden; 22-11-1940)

1941

Johan Lammen zong op 15, 17, 20, 23, 26 en 29 mei 1941 in de Stadsschouwburg van Amsterdam de rol van Hermann in ‘Tannhäuser’ van Wagner. De uitvoeringen werden gegeven onder auspiciën van Wagnervereeniging in samenwerking met Kunst in Amsterdam. Cornelis Wijgers vertolkte Tannhäuser, Liesbeth Poolman-Meissner zong hier aan het einde van haar carrière nog Venus en Johannes den Hertog dirigeerde het Concertgebouworkest:

“Johan Lammen was een ietwat conventioneele, doch goed zingende landgraaf Hermann” (Algemeen Handelsblad; 16-5-1941)

“Beter was Johan Lammen (Hermann, Landgraf von Thüringen) die zijn rol sonoor en waardig heeft gezongen” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 17-5-1941)

Lammen zong op 28 juni en 7, 11 en 12 juli onder auspiciën van Nederlandsche Operastichting in de Stadsschouwburg van Amsterdam de rol van Bartolo in ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart. Het Concertgebouworkest stond onder leiding van dirigent Willem van Otterloo en de regie was in handen van Cees Lasseur:

“Johan Lammen gaf een …wijlend goeden doctor Bartolo, vocaal natuurlijk altijd goed, maar ditmaal ook in zijn actie prettig aandoend, al had dat ook hier nog een tikje te weinig” (Het Volk; 30-6-1941)

‘De Doge van Venetië’ vlnr Ruth Horna, Johan Lammen, Frans Vroons

Daarna werd in Amsterdam het Gemeentelijk Theater Bedrijf afdeling Opera opgericht. De Duitse bezetter zag in het gezelschap een belangrijk middel de idealen van het nationaal-socialisme voor het voetlicht te brengen en met de oprichting in november 1941 van de Kultuurkamer probeerden de Duitsers meer grip te krijgen op het culturele leven in Nederland. Voor het eerst werden gezelschappen direct door de Rijksoverheid gesubsidieerd. In Amsterdam, de culturele hoofdstad van Nederland, kwam met financiële steun daardoor het Gemeentelijk Theater Bedrijf Amsterdam tot stand dat uit de afdelingen Toneel, Opera en Ballet bestond.

‘De Doge van Venetië’ met Johan Lammen en Ruth Horna

De openingsvoorstelling van dit gezelschap was de tweeluik ‘De Doge van Venetië’ van Johan Wagenaar met ‘Gianni Schicchi’ van Giacomo Puccini op donderdag 4 december 1941 in de Stadsschouwburg van Amsterdam. Johan Lammen zong in ‘De Doge van Venetië’ de titelrol en in ‘Gianni Schicchi’ de rol van Simone. Het Concertgebouworkest stond onder leiding van Johannes den Hertog:

“Afzonderlijk mag dan nog Johan Lammen genoemd worden voor zijn rollen van Doge Dandolo en van Simone in „Schicchi”, waar hij voornamelijk zijn stemmiddelen in dienst van zijn uitbeelding wist te stellen” (Het Volk; 5-12-1941)

“Dandalo, Dogo van Venetië, werd vertolkt door Johar Lammen, die over een zeer nobel bosgeluid beschikt” (De Residentiebode; 5-12-1941)

“Johan Lammen liet een waardigen Doge zien en hooren” (Algemeen Handelsblad; 5-12-1941)

1942

Johan Lammen was één van de vaste krachten van het Gemeentelijk Theater Bedrijf afdeling Opera. Zo zong hij op 10, 13 en 20 januari, 15 februari en 14 maart 1942 is de Amsterdamse Stadsschouwburg Ein Eremit in ‘Der Freischütz’ in aanwezigheid van Rijkscommissaris Rijksminister Arthur Seyss-Inquart. Het Concertgebouworkest werd gedirigeerd door Otto Glastra van Loon:

“Johan Lammen maakte als kluizenaar eveneens een zeer goed figuur” (Algemeen Handelsblad; 12-1-1942)

De productie werd op 13 en 20 januari, 15 februari en 14 maart 1942 hernomen (Archief.concertgebouworkest.nl).

Op 5 mei 1942 zong Lammen bij het Gemeentelijk Theater Bedrijf de rol van Lambertuccio in ‘Boccaccio’ van Franz von Suppé in de Amsterdamse Stadsschouwburg:

“Johan Lammen en Jos Plemper, beiden verdienstelijk als komische acteurs te voorschijn” (De Tijd; 6-5-1942)

“Johan Lammen, die nu in den olijvenkweker Lambertuccio zijn eerste speelrol kreeg en deze er aardig afbracht” (Het Volk; 6-5-1942)

‘La Bohème’ vlnr Greet Koemans, Chris Beumer, Jos Plemper, Johan Lammen, Theo Baylé en Gerda Pons

In het seizoen 1942/1943 voegde Lammen diverse nieuwe baspartijen aan zijn repertoire toe. Hij zong op 26 september 1942 in de Stadsschouwburg van Amsterdam de rol van Colline in ‘La Bohème’:

“de sonore Colline van Johan Lammen” (De Gooi- en Eemlander; 28-9-1942)

“de fameus gezongen Collin van Lammen” (De Tijd; 28-9-1942)

“een vocaal prachtige en ook in spel verrassende Colline van Johan Lammen” (Het Volk; 28-9-1942)

Ook in de Amsterdamse Stadsschouwburg zong Lammen op 13 oktober 1942 Tommaso in ‘Tiefland’ van Eugen d’Albert:

“Lammen (Tommaso) schittert met allen glans van zijn orgaan” (De Telegraaf; 14-10-1942)

“Daarentegen paste Johan Lammen goed in de rol van den stokouden Tommaso” (Algemeen Handelsblad; 14-10-1942)

‘Die Lustige Weiber van Windsor’ met Johan Lammen en Ruth Horna

Op 4 december 1942 vertolkte Johan Lammen de rol van Falstaff in ‘Die lustigen Weiber von Windsor’ van Otto Nicolai:

“men hoort vooral een prachtigen Falstaff van Johan Lammen. Wat men van den ridder ziet, is meer een decoratieve, potsierlijke verschijning dan een karakter. De dramatische uitbeelding is te zwak, niet doorleefd en niet uitgewerkt. Doch Lammen vergoedt veel met zijn zang” (De Tijd; 5-12-1942)

“Lammen een joviale Falstaff wiens stem één en al vreugde van stralend, mannelijk en groot geluid was” (De Telegraaf; 5-12-1942)

“Verrassing in de eerste plaats baarde Johan Lammen in de rol van sir John Falstaff, die het hele geval draagt. Men had, hoezeer deze uitmuntende vocalist zich ook als acteur ging ontwikkelen, niet een zo vlotte en levende uitbeelding van hem verwacht. Dat zijn creatie vocaal van de eerste rang was, had men wel verwacht” (Het Volk; 5-12-1942)

“Dank zij vooral ook een goede en zeer verzorgde aankleding: een prachtige Falstaff van Johan Lammen” (Het Volk; 5-12-1942)

1943

De laatste nieuwe partij die Lammen aan zijn repertoire toevoegde was voor zijn medewerking aan het reizend zangerskwartet in de wereldpremière van ‘Marieken van Nimweghen’ van Jac. Jansen op 9 februari 1943 in de Amsterdamse Stadsschouwburg (De Telegraaf; 15-2-1943).

In de vroege ochtenduren van zondag 28 februari 1943 overleed Johan Lammen op 41-jarige leeftijd plotseling aan een hartaanval:

“Zaterdagmiddag had hij nog aan de repetities van ‘Pelléas et Mélisande’ medegewerkt. De voorstelling van ‘La Bohème’ in den Stadsschouwburg te Amsterdam, waaraan Lammen nog Zondagmiddag zou medewerken, werd in verband met dit plotselinge sterf, geval afgelast” (Algemeen Handelsblad; 1-3-1943)

Onder grote belangstelling werd het stoffelijk overschot van de zanger op 4 maart 1943 op Begraafplaats Zorgvlied te Amsterdam ter aarde besteld, grafnummer N-II-1617:

“Aan de groeve sprak burgemeester Voûte, die zei, dat de Amsterdamsche Opera in Lammen één van de meest toegewijde krachten verloren heelt. Verder voerden intendant mr Johannes den Hertog en Louis van Tulder het woord” (Het Vaderland; 5-3-1943)

“Amsterdam zou niet vergeten… De stad betaalde de weduwe drie maanden salaris en daarna was het uit…. Amsterdam zou hem nooit vergeten, doch scheen het niet noodig te vinden, de weduwe en het vijfjarige dochtertje na die drie maanden op eenigerlei wijze verder te verzorgen. Toch was Johan Lammen in vasten dienst van de gemeentelijke operastichting te Amsterdam en twee dagen voor zijn plotselingen dood had hij zijn contract, dat hem weer voor twee jaar bond, geteekend. Het tantième voor den zanger was reeds vastgesteld – collega’s hadden het al opgenomen, doch Lammen liet het staan… voor als de vacantie begon. Men zou nu denken, dat dit geld tenminste aan de weduwe zou worden uitgekeerd. ’t Kon blijkbaar niet. Zelfs een ondersteuning van het dochtertje werd geweigerd. Amsterdam zal hem nooit vergeten… die woorden van den burgemeester werden – na drie maanden – tot een hoon. Hier is wat goed te maken. Dat het gauw moge gebeuren!” (Arbeid; 25-6-1943)

Het stoffelijk overschot van Johan Lammen werd geplaatst in het graf bij zijn oom Harmen Wicherts (31.12.1869 – 23.4.1932). In de jaren vijftig zijn daar nog zijn tante Henrietta Amelia Wicherts-Schrijver (5.5.1875 – 25.9.1954) en schoonmoeder Trijntje Wensma-vd Werf (1859 -1956) bijgezet. Zijn echtgenote Jeanne Lammen-Wensma overleed in 2002 en haar as werd bij het graf verstrooid.