***
© Pedro Malinows
Gelsenkirchen, 9 juli 2017

Michiel Dijkema vertelt compacte en eerlijke ‘Les Contes d’Hoffmann’

‘Les Contes d’Hoffmann’ was de laatste opera van Jacques Offenbach. Van dit onvoltooide werk bestaan verschillende versies, waardoor elke uitvoering ervan verrassend wordt. Het Musiktheater im Revier te Gelsenkirchen heeft voor de nieuwe productie van ‘Les Contes d’Hoffmann’ veel muziek geschrapt, maar het schitterende toneelbeeld en de eerlijke enscenering van de Nederlandse regisseur Michiel Dijkema zorgen voor het succes.

Jacques Offenbach (1819-1880) had op 18 mei 1879 in zijn eigen huis nog een verkorte versie van ‘Les Contes d’Hoffmann’ gegeven – met de Giulietta-akte ná de Antonia-akte – voordat hij op 5 oktober 1880 ten tijde van de repetities van de wereldpremière overleed. Uiteindelijk voltooide Ernest Guiraud de orkestratie van de opera voor de wereldpremière op 10 februari 1881 in de Opéra-Comique, die zonder de Giulietta-akte werd gespeeld. Tot op heden duiken nog regelmatig nieuwe tekst- en compositiefragmenten van ‘Les Contes d’Hoffmann’ op. Zo ontdekte begin 2016 Jean-Christophe Keck volledige autograven van de proloog en de Olympia-akte met de zangpartijen van Offenbach en de instrumentatie van Guiraud. Ondanks dat blijft ‘Les Contes d’Hoffmann’ een onvoltooid werk met verschillende versies, waardoor elke uitvoering uniek en verrassend is.

Het Musiktheater im Revier (MiR) van de Duitse stad Gelsenkirchen – vijftig kilometer van Offenbachs geboorteplaats Keulen – brengt zo’n versie van ‘Les Contes d’Hoffmann’ met recitatieven “nach” Keck en Offenbach-expert Michael Kaye. Er is in totaal zo’n uur muziek geschrapt. Kleine coupures zijn gemaakt in de scènes en recitatieven, maar opvallende doorhalingen zijn onder andere het tweede deel van “Dans les rôles amoureux langoureux” (Lindorf, proloog), het tweede deel van “Voyez-la sous son éventail” (Nicklausse, akte 1), het eerste deel van “Ah! vivre deux” (Hoffmann, akte 1) en het tweede deel van “Jour et nuit” (Frantz, akte 2). Akte 3 is teruggebracht tot slechts een klein half uurtje en in de epiloog ontbreken het studentenkoor en de bijdragen van Lindorf.

De productie van het MiR slaagt door de onomwonden enscenering van de Nederlandse regisseur en decorontwerper Michiel Dijkema. In de wijnkelder van Luther zitten studenten in jacquet en met hoge hoed rondom Hoffmann – de Duitse schrijver op wiens drie verhalen ‘Les Contes d’Hoffmann’ is gebaseerd – en in die toehorende positie bevinden zij zich gedurende de gehele opera. In de taverne overdenkt Hoffmann zijn drie ex-geliefden: de mechanische pop Olympia, de zangeres Antonia met een hartkwaal en de courtisane Giulietta. Zij krijgen bonte kleuren door de oogverblindende kostuums van Jula Reindell. De marionet Olympia in poppig roze, de zieke Antonia in lijkbleek wit, de courtisane Giulietta in verleidelijk rood en La Muse in kaboutergroen kleuren zich bij de in elegant geel gestoken Hoffmann. De vier schurken dragen tovernaarskostuums met hoge kragen. Het verzorgde toneel wordt aan de achterkant door twee schuine wanden als een boekenkaft begrensd en elke akte krijgt een prachtig vergroot decorstuk: twee mechanische ogen in de werkplaats van Spalanzani, de krul en hals van een viool bij de vioolbouwer Crespel en een Venetiaanse gondel in het lusthuis van Giulietta.

Dijkema vertelt hierin nauwlettend en op boeiende wijze de verhalen en hij kleurt het relaas met diverse onverwachte en geestige gebeurtenissen in. Zo gebeurt achter een rookgordijn de transformatie van La Muse in Nicklausse, sleutelt Spalanzani met hamer en bijtel onder de rok van Olympia, zweeft Antonia plotseling een meter boven de grond en doolt Antonia’s moeder spookachtig door het auditorium. In de tweede akte bij vioolbouwer Crespel speelt Nicklausse verdienstelijk altviool, Antonia talentvol cello en plukt Hoffmann op contrabas. En ten slotte bevinden alle ex-geliefden zich in de epiloog op het toneel.

De Zweedse tenor Joachim Bäckström gasteert in Gelsenkirchen met de titelrol. Zijn klank is ideaal voor de lastige partij en als hij passaggio weet te overmeesteren kunnen belangrijke podia zich voor hem ontsluiten. Zijn landgenoot Urban Malmberg bezit voor de vier schurken het baritonale timbre van José van Dam, maar is soms onvast. De Duitse mezzo Almuth Herbst als Muse/Nicklausse heeft een lyrische stem à la Karin Strobos die echter in de hoogte aan resonansen verliest. De Koreaanse sopraan Dongmin Lee als Olympia zingt loepzuiver en spectaculair, ook al waren de hoge Essen niet rotsvast. De Franse sopraan Solen Mainguené zingt Antonia met gespannen kaken en scherpe toon. De Duitse sopraan Petra Schmidt zingt Giulietta’s vaak geschrapte aria “L’amour lui dit: la belle” voor de helft en in vereenvoudigde versie (maar ja, er is maar één Sumi Jo). De Duitse bariton Joachim G. Maaß – eerder dit seizoen nog een fantastische Tevje – maakt indruk als Antonia’s vader Crespel. Marvin Zobel – lid van het jonge ensemble van het MiR – is een groot talent met een mooie en open tenor voor Nathanaël. Edward Lee vertolkt de kolderieke dienaren Andrés, Cochenille, Frantz en Pitichinaccio geestig en ook de overige bijrollen zijn goed bezet.

De Neue Philharmonie Westfalen laat haar veelzijdigheid horen onder de solide en vaste leiding van de Finse Kapellmeister Valtteri Rauhalammi. Van de gepunteerde muziek in de Olympia-akte en de romantische klank in de Antonia-akte tot het onstuimige geluid in de Venetië-akte krijgt de partituur flow en vuur zonder de finesses uit het oog te verliezen. Het Opern- und Extrachor des MiR zingt exact en met pit. De plaats van de pauze net voor de finale van Antonia’s akte getuigt helaas niet van veel gevoel voor muzikaliteit én dramatiek, maar het schitterende toneelbeeld en de eerlijke regie van Dijkema zorgen voor het succes. In het seizoen 2017/2018 is de productie in Gelsenkirchen nog te bezoeken op 3, 17 en 24 september 2017.