In de serie ‘Nederlandse premières’ worden de eerste opvoeringen van opera’s in Nederland belicht. In deel 20: ‘Salome’ van Richard Strauss (1864-1949).

 

De geruchtmakende wereldpremière van de opera ‘Salome’ van Richard Strauss vond plaats op 9 december 1905 in Dresden. De Nederlandse première van ‘Salome’ was bijna twee jaren later op 26 september 1907 in de Stadsschouwburg van Amsterdam bij de Opera-Vereeniging van Jacques Cioni.

Tevens had de Italiaansche Opera van Machiel de Hondt een Italiaanstalige opvoering van ‘Salome’ gepland voor zo’n twee maanden later op 14 november 1907 in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen van ‘s-Gravenhage. Hierover was Richard Strauss zelf echter ontstemd:

“Richard Strauss – zoo lezen wij in Het Vaderland – is zeer verstoord over de voorgenomen Italiaansche Salome-opvoeringen in ons land. Hij zegt dat het materiaal alleen kan zijn verkregen door… (de lezer vulle zelf aan) en hij schreef gisteren aan Gemma Bellincioni. Waarschijnlijk kende deze artiste de juiste toedracht der zaak niet, toen zij zich met Amsterdam verbond” (Algemeen Handelsblad; 30-8-1907)

De Nederlandse première zou een co-productie zijn met het Stadttheater van Breslau, maar twee weken voor de uitvoering werden de plannen gewijzigd:

“In de „Tel.” lezen we dat het zoo goed als zeker is dat het Opera-gezelschap uit Breslau niet te Amsterdam (onder de auspiciën van de Opera-Vereeniging) Strauss’ Salome zal opvoeren. Men wil nu trachten zelf een ensemble samen te stellen ten einde de opvoeringen te laten doorgaan. Dr. J. A. van den Broeke, de secretaris der Opera-Vereeniging, bevindt zich in Duitschland voor het engageeren van solisten” (Arnhemsche Courant; 11-9-1907)

Leonore Sengern als Salome

Uiteindelijk zong de Duitse sopraan Leonore Sengern uit Leipzig de titelrol. Zij deed zelf de Dans van de Zeven Sluiers. De Duitse bariton George Beeg (1870-1912) vertolkte de rol van Jochanaan. Hij was ensemblelid in Breslau en maakte daar tussen 1906 en 1908 voor het label G&T solo- en ensembleopnamen. Hij zong Jochanaan ook in 1908 ook aan de Hofoper van Berlijn. In 1912 pleegde hij op 42-jarige leeftijd zelfmoord.

Niemand minder dan de Nederlandse heldentenor Jacques Urlus (1867-1935) zong de partij van Herodes. Urlus had de rol ook al in 1906 vertolkt in Leipzig, waar hij tussen 1900 en 1914 vast verbonden was aan de opera. Wellicht had hij Leonore Sengern als Salome voorgesteld. Gedurende zijn aanstelling in Leipzig gaf Urlus gastoptredens in Nederland, het Royal Opera House Covent Garden van Londen, de Bayreuther Festpiele, de Metropolitan Opera van New York, Boston, Brussel en Praag. Urlus trad als Herodes ook op in november 1911 in het kader van het Richard Strauss-feest in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen, op 18 januari 1913 bij de Wagnervereeniging in Amsterdam en in 1917 tijdens opvoeringen in de reeks “Groote Opera-avonden” in Den Haag.

Met de Amerikaanse mezzosopraan Marion Weed (1870-1947) was ook voor de rol van Herodias een beduidende zangeres gecontracteerd. Zij had de partij reeds gezongen tijdens de Amerikaanse première van ‘Salome’ op 22 januari 1907 in de Metropolitan Opera van New York naast de Nederlandse bariton Anton van Rooy als Jochanaan. In de Met had zij op 28 november 1903 gedebuteerd als Brünnhilde in ‘Die Walküre’ en zong er tot en met 1908 onder andere nog Brünnhilde in ‘Siegfried’, Kundry, Isolde, Venus, Ortrud, Gutrune en Donna Anna. Daarvoor had zij ook al gezongen tijdens de Bayreuther Festspiele (1896 Waltraute in ‘Die Walküre’, 1896/1897/1899 Freia in ‘Das Rheingold’, 1897 Ortlinde in ‘Die Walküre’, 1899 Fünfte Blumenmädchen in ‘Parsifal’ en Rossweisse in ‘Die Walküre’).

De Nederlandse tenor Rudolf van Schaik (1881-1924) vertolkte de rol van Narraboth. Hij zong onder andere in Graz,​ München,​ Stuttgart en Wenen en overleed plotseling op 17 augustus 1924 na een operatie in Den Haag op 43-jarige leeftijd. Het Utrechtsch Stedelijk Orkest stond onder leiding van dirigent Rudolf Tissor en de decors waren ontworpen door G.F. Benneke.

Het Algemeen Handelsblad gaf de dag na de Nederlandse première van ‘Salome’ met twee recensies een impressie van de voorstelling:

“Na de laatste akkoorden, forsch en scherp, die het besluit zijn van de Wilde-Strauss-tragedie, was ’t of men in de zaal ontwaakte uit ’n verdooving, uit ’n vreeslijken droom. Dan, aarzelend eenig applaus voor de Salome, den Herodes, de Herodias, die nog voor ’t voetlicht kwamen. En men verliet, onder den indruk van het vreemde, griezelige, doch zeker ook getroffen door de kunst van Richard Strauss, den schouwburg, waar binnen twee uren in één stroom-door het sensationeele stuk was afgespeeld […] Een Salome (uit Leipzig), Leonore Sengern, die de ontzettend zware rol bleek te beheerschen. Een Herodes (uit Leipzig), Jac. Urlus, wiens talent voor deze partij zeer goed berekend was. Een Herodias, Marion Weed – wier naam herinneringen aan Bayreuth verlevendigt -, en een Jochanaan (uit Breslau) George Beeg, die met Narraboth (R. van Schaak uit Utrecht) de verdienstelijke bezetting der voornaamste rollen voltooiden. De prestatie van het orkest (uit Utrecht), dat volgens de zonderlinge aankondiging op ’t programma de „begeleiding” had, maar inderdaad de allervoornaamste partij had op zich te nemen, heeft mijn verwachting overtroffen […] Wie de regie had, meldt het programma niet. De leiding van het orkest had de dirigent uit Breslau, Rudolph Tissor, die de in de bijzonder interessante partituur van Strauss thuis bleek te zijn” (Algemeen Handelsblad; 27-9-1907)

“Leonore Sengern heeft eigenschappen, ook in haar uiterlijk, die haar voor de ontzaglijk veel eischende rol zeer bekwam maken: zij had momenten van groote passie en boeide nagenoeg voortdurend ook door haar spel. Haar forsche stom heeft niet overal de woorden verstaanbaar doen worden, en oogenblikken van verflauwing waren in ’n zangeres, die tevens den uitvoeringen dans zelf gedanst heeft, te verontschuldigen. Die dans, door Strauss zoo karakteristiek getoonzet, was mij niet fantastisch genoeg, versterkte de illuzie niet zooals hij wel doen moet: de dans van Salome is de climax. Heel het drama draait om den dans: triomf der zinnelijkheid, triomf der wraakzucht. Herodes’ doen wordt er begrijpelijk door. Hij, de dronken tetrach, de zwakkeling, is vrij goed voorgesteld door Urlus, uit wiens mond we weinig van den tekst hebben gemist. Evenzoo liet de duidelijkheid van declamatie der uitmuntende Herodias (Marion Weed) nauwlijks iets te wenschen. Jochanaan (George Beeg) kon, op zijn hem ongunstige plaats in de put, in dat opzicht bezwaarlijk voldoen; doch ook overigens hadden wij in het timbre zijner stem gaarne meer van het nobele gehoord dat tot het hart dringt: het Jochanaan-motief, door Strauss gevonden, is een der eigenaardigste en schoonste motieven van het drama. De verdienstelijke zang van Narraboth, den jongen hoofdman der lijfwacht (Van Schaik, Utrecht) moet met waardeering vermeld worden; minder voldeed de actie van Greta Jonkers in het rolletje van Herodias’ page” (Algemeen Handelsblad; 27-9-1907)

De productie werd met dezelfde bezetting herhaald op 27 en 28 september en 11 oktober 1907 in de Amsterdamse Stadsschouwburg, op 30 september 1907 in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen en op 5 en 7 oktober 1907 in de Groote Schouwburg van Rotterdam.