31-05-2017

De bas-bariton Willem Ravelli werd op 31 mei 1892 als Willem Albert Felix Ravelli in Den Haag geboren.

 

Willem Ravelli had vijf broers of zussen: Johan Willem (Jo) Ravelli, Wilhelmina (Mientje) Ravelli (later Van Polanen) en nog drie andere broers of zussen.

1910
Willem Ravelli begon zijn zangopleiding op zijn 18e bij Frans Andreolie en voltooide de studie bij Cornélie van Zanten. Aan het conservatorium volgde hij ook enige jaren de operaklas van Anton Sistermans aan het Haagsche Conservatorium (Nieuwsblad van het Noorden; 27-5-1952).

Willem Ravelli maakte zijn debuut op 18 oktober 1914 in de Dierentuin te ’s-Gravenhage. Tijdens een concert van de Fransche Opera zong hij als gast aria’s van Massenet en Giordani en een lied van Tosti (NRC Handelsblad; 22-9-1980).

1915
Willem Ravelli wordt voor de eerste keer in 1915 genoemd in de lokale pers:

“De liedertafel ,,Orpheus”, directeur Corn. A. Galesloot, is voornemens Zondag 7 Februari in „Diligentia”, ten bate van het Plaatselijk Steuncomité 1914, een concert te geven, met welwillende medewerking van de solisten mej. Sofie Pieneman, sopraan; de heer Willem Ravelli, bariton; de heer T. H. van der Wiel, klarinettist, en mej. Dina Oosterling, pianiste” (Haagsche Courant; 25-1-1915)

Op 16 november 1917 zong hij voor het eerst een rol in een opera. In het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen van Den Haag vertolkte hij de Erster Nazarener in ‘Salome’ van Richard Strauss. Jacques Urlus zong de rol van Herodes en de titelrol werd vertolkt door Edyth Walker. Het geheel stond onder leiding van Henri Viotta.*

Ravelli werkte vermoedelijk pas op 19 december 1919 voor het eerst samen met de dirigent Willem Mengelberg tijdens een uitvoering van de ‘Hohe Messe’ van Bach in het Concertgebouw van Amsterdam:

“Willem Ravelli, die de tweede bas-aria mooi vertolkte, maar wien de eerste aria te laag ligt (men moet eigenlijk ook twee bas-solisten hebben)” (Algemeen Handelsblad; 21-12-1931)

“Willem Ravelli, die het dichtst den geest van Bach benaderde” (De Maasbode; 21-12-1931)

1920
Willem Ravelli begon in 1922 aan een professionele zangcarrière en gaf zijn kantoorbaan bij de PTT op (NRC Handelsblad; 22-9-1980).

Hij werkte vervolgens één seizoen bij de N.V. Nationale Opera van Jan Heijthekker, Gerhardus Koopman en Karel F. van Bijlevelt:

Op 30 september 1922 was hij de 2. Gefangener in ‘Fidelio’ van Beethoven in de Groote Schouwburg van Rotterdam.* Op 2 oktober werd de productie in de Koninklijke Schouwburg van Ravelli’s geboortestad gespeeld (Haagsche Courant; 20-9-1922).

Hij vertolkte op 3 oktober 1922 de rol van Reimar von Zweter in ‘Tannhäuser’ van Wagner bij de N.V. Nationale Opera in de Stadsschouwburg van Amsterdam (De Tijd; 29-9-1922).

Op 4 oktober 1922 trad hij op als Dr. Cajus in ‘Die lustigen Weiber von Windsor’ van Nicolai bij de N.V. Nationale Opera in de Haarlemse stadsschouwburg.* Over de voorstelling een paar dagen later in de Groote Schouwburg van Rotterdam schrijft de lokale pers:

“Willem Ravelli, die voor dr. Cajus in zijn soliede basstem de vereischte pathetisch dreigende tonen weet te ontdekken” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 12-10-1922)

Ravelli trad op 16 oktober 1922 op als Spoletta in ‘Tosca’ van Puccini bij de N.V. Nationale Opera in de Koninklijke Schouwburg van Den Haag. Op 22 oktober 1922 vertolkte hij de rol van Morales in ‘Carmen’ van Bizet bij de N.V. Nationale Opera in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen. Hij was op 25 december 1922 Marullo in ‘Rigoletto’ van Verdi bij de N.V. Nationale Opera in de Groote Schouwburg van Rotterdam. Op 26 december 1922 zong hij de partij van Alcindoro in ‘La Bohème’ van Puccini in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen.*

Na enkele wederopvoeringen in de eerste helft van 1923 stopte Willem Ravelli vanaf dat seizoen met operaoptredens. Hij zou pas weer sedert 1927 incidenteel op het operatoneel staan.

Willem Ravelli trouwde op 19 september 1923 in Den Haag met Jeanne Anna van Rijswijk (1899-1983). Zij zou drie kinderen krijgen: Hélène (Len), Carlo en Wim.

1925
Willem Ravelli zong op 7 april 1925 voor het eerst in de ‘Matthäus Passion’ van Bach in een kleine partij bij de Koninklijke Christelijke Oratorium Vereeniging Excelsior. In de Zuiderkerk van Rotterdam zongen verder Anna Stronck-Kappel, Suze Luger , Louis van Tulder en Max Kloos begeleid door het Utrechtsch Stedelijk Orchest onder leiding van dirigent Bernard Diamant (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 7-3-1925).

Onder muzikale leiding van Lodewijk de Vocht werd begin april 1926 in Antwerpen een uitvoering van de ‘Matthäus Passion’ gegeven, waarin de sopraan- en Christuspartij vertolkt werden door Jo van IJzer-Vincent en Willem Ravelli. Theodora Versteegh, zong er voor de derde maal de altpartij:

“Ravelli’s Christus wordt een openbaring genoemd, bewonderenswaardig en herinnert aan Thom Denys” (Het Vaderland; 8-4-1926)

Op 21 februari 1927 zong Ravelli de rol van Papageno in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart bij de Co-Opera-Tie van Albert van Raalte en Alexander Poolman in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen naast Jules Moes als Tamino en Henk Noort als 1. Priester:

“Willem Ravelli’s welluidende bariton-bas heeft voor Papageno zonder twijfel de noodige goede eigen, schappen, zijn uitbeelding kon evenwel levendiger zijn” (Haagsche Courant; 22-2-1927)

“En dan die Hollandsche vertaling! en die gijntjes waarmee vooral Papageno-Ravelli zoo kwistig was! […] terwijl Willem Ravelli, die niet erg vast in zijn rolveeren zat, zijn mooie geluid wist te doen bewonderen, doch van deze rol heel wat beters had kunnen maken” (De Maasbode; 22-2-1927)

“Willem Ravelli, die een goede stem heeft en aardig zingt, ontbrak het in zijn Papageno-rol geheel en al aan de noodige routine om het levendige karakter van den vogelman ook slechts te benaderen” (Voorwaarts; 24-2-1927)

Op 2 februari 1928 trad Willem Ravelli bij Stichting Vincentius op als Wolfram in een concertante uitvoering van ‘Tannhäuser’ van Wagner in Musis Sacrum van Arnhem. De Arnhemsche Orkestvereeniging stond onder leiding van Jacques Ruygrok en de overige solisten waren Jacques Urlus (Tannhäuser), Mia Peltenburg (Elisabeth), Annie Bollen (Venus) en Henri Bloemgarten (Landgraaf):

“Willem Ravelli was een in alle opzichten hoog te schatten Wolfram, die met nobele, warm-muzikale voordracht en distinctie zijn partij zong, in vocaal opzicht een mooie stem, goede toonvorming en vaak heel mooie kleurgeving deed waardeeren” (Arnhemsche Courant; 3-2-1928)

Als Wolfram in ‘Tannhäuser’ zong Ravelli tevens op 25 november 1929 bij De Nederlandsche Opera van Karel van Bijlevelt in de Koninklijke Schouwburg van Den Haag:

“Ook de solisten, – waarvan wij voorop de even indrukwekkende als technisch onberispelijke vertolking van de partij van Wolfram von Eschenbach door Willem Ravelli noemen; een volleerd baryton-zanger die tevens over een benijdenswaardig, acteertalent beschikt (zoo’n voornaamheid van houding en gebaar is op het Nederlandsche Opera-tooneel voorwaar een zeldzaamheid)” (Nieuwe Rotterdamsche Courant; 26-11-1929)

“Nieuw was Willem Ravelli in de rol van Wolfram; uitstekend van zang, welluidend en boeiend van voordracht; natuurlijk nog wat onwennig in het spel, maar dat is een kwestie van meer doen; de aanleg is er voorzeker. Hij is een prachttype op het tooneel” (De Maasbode; 26-11-1929)

1930
Willem Ravelli nam in 1930 de baspartijen over van Jan Dekker in het Hollandsch Vocaal Kwartet naast de sopraan Jo Vincent, de alt Suze Luger-van Beuge en de tenor Louis van Tulder. Met dit kwartet gaf Ravelli vele concerten:

“Naar wij vernemen heeft de heer Jan Dekker bedankt als lid van het Hollandsch Vocaal Kwartet. Zijn plaats zal worden ingenomen door den heer Willem Ravelli” (Het Volk; 5-12-1930).

Op 6 juni 1932 werd zijn zoon Carlo geboren te Rijswijk. Carlo Ravelli was tussen 1960 en 1997 tweede hoboïst van het Koninklijk Concertgebouworkest.

1935
Willem Ravelli zong op 24 juni 1935 de Christuspartij in een uitvoering van de ‘Matthäus Passion’ in het Concertgebouw van Amsterdam onder leiding van dirigent Willem Mengelberg. De overige solisten waren Jo Vincent, Ilona Durigo, Karl Erb, Louis van Tulder en Herman Schey. Van deze uitvoering is een opname bewaard gebleven, die in 2004 op CD is uitgebracht (label Naxos). Willem Ravelli zou de Christuspartij naar eigen zeggen 500 maal vertolkt hebben (De Tijd/De Maasbode; 28-5-1962).

Concertgebouw Amsterdam, generale repetitie 3 april 1936; vlnr Karl Erp, Jo Vincent, Ilona Durigo, Willem Mengelberg, Willem Ravelli en Herman Schey

Op 4 april 1936 zong Willem Ravelli opnieuw in het Concertgebouw van Amsterdam de baspartij in de ‘Matthäus Passion onder leiding van Willem Mengelberg naast de bekende, vaste solisten (Algemeen Handelsblad; 4-4-1936).

Ravelli werd in 1937 benoemd tot hoofddocent solozang aan het Conservatorium voor Muziek te Rotterdam (Het Vaderland; 12-10-1937).

Op 21 oktober 1939 vierde Willem Ravelli zijn 25-jarig zangersjubileum:

“Het 25-jarig jubileum, dat de bekende Nederlandsche zanger Willem Ravelli heden vierde, heeft den jubilaris zeker een doorslaand bewijs geleverd voor de sympathie en vriendschap, die men hem in breede kringen toedraagt. Reeds vroeg in den morgen begon de post met een stroom van telegrammen, brieven en gelukwenschen, waaronder felicitaties waren van mevrouw Noordewier-Reddingius, dr. Peter van Anrooij, den heer Rodriger, den Nederlandschen Protestantenbond, ds. Junod en vele anderen. Talrijke bouquetten, bloemstukken en fruitmanden, o.a. van de Zangvereeniging Excelsior, het Hollandsch Vo caal Quartet en mevr. van Wickevoort Crommelin, maakten de kamers tot een bonten tuin. In den loop van den namiddag kwamen velen persoonlijk hem geluk wen schen aanbieden en den heer Ravelli de hand drukken. Op het oogenblik, dat wij dit schrij ven, duurt de drukte ten huize van den kunstenaar nog steeds voort” (Haagsche Courant; 21-10-1939)

1940
Willem Ravelli werkte op 28 april 1940 mee aan een uitvoering van de Negende Symfonie van Beethoven in het Concertgebouw van Amsterdam onder leiding van Willem Mengelberg. Van de uitvoering is een opname bewaard gebleven, die in 2001 op CD is uitgebracht (label Classica d’Oro). Minstens honderd keer zou Ravelli de baspartij in de Negende Symfonie van Beethoven hebben gezongen (De Tijd/De Maasbode; 28-5-1962).

1945
Willem Ravelli werd per 1 oktober 1946 benoemd werd tot zangleraar aan het Koninklijk Vlaamsch Conservatorium te Antwerpen (Friesch Dagblad; 16-9-1946).

Willem Ravelli, 1949

Op 20 oktober 1949 vierde Ravelli zijn 35-jarig zangersjubileum met een concert in Diligentia te ’s-Gravenhage:

“Zelden, te zelden heeft men Willem Ravelli gehoord in een liederenprogramma. Men kent hem in hoofdzaak als oratoriumzanger. Op het in Diligentia te ‘s-Gravenhage gegeven concert ter gelegenheid van zijn 35-jarig jubileum heeft Ravelli evenwel zijn programma in tweeën gedeeld, wijdde de eerste helft aan de liedkunst en het tweede deel van de avond aan het oratorium. Aldus heeft men ook van zijn gevoelige muzikaliteit in de vertolking van het lied kunnen genieten. Schubert, Brahms, Wolf en Duparc vormden de hoofdgroepen en boden gelegenheid een artistieke veelzijdigheid te demonstreren met zoveel succes, dat een lied als „Der Schreckenberger” van Hugo Wolf moest worden gebisseerd. Hoe vaak hoorde men Ravelli in Haydns Schöpfung of Handels Messias ? Begrijpelijk, dat hij bij zijn jubileum ook die zijde van zijn artistiek kunnen naar voren wilde brengen, ook al doet een pianobegeleiding hier schade, temeer wanneer deze zo behandeld wordt als deze avond door Hans Lichtenstein, wiens pianospel meer de handige repetitor dan de gevoelige accompagnateur verraadt. Een concertaria van Mozart en het „Confutatis Maledictis” uit het Requiem van Verdi waren de hoogtepunten van dit tweede deel met alle waardering voor het technisch kunnen en het zuiver muzikaal begrip. Aan het slot van het concert heeft men Willem Ravelli met bloemen, toespraken en geschenken gehuldigd. Namens het huldigingscomité sprak mr G. A. van Haeften, Louis van Tulder voerde het woord namens de vakgroep concerterende solisten en Dora Versteegh herinnerde aan gezamenlijk optreden en herdacht de artistieke leiding, die zij beiden hadden gevonden bij Cornélie van Zanten. Willem Ravelli bracht ten slotte dank aan allen, die voor hem dit jubileum onvergetelijk hebben gemaakt.” (Algemeen Handelsblad; 21-10-1949)

1960
Willem Ravelli beëindigde vermoedelijk rond 1960 zijn zangersloopbaan.

1970

Willem Ravelli en Jeanne Ravelli-van Rijswijk

Willem Ravelli bracht de laatste jaren van zijn leven door in het bekende rusthuis voor artiesten te Laren, het ‘Rosa Spierhuis’. Op 11 juni 1972 werd daar ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag een concert en een huldiging aangeboden. In een grote kring van vrienden, familieleden en oud-leerlingen werd hem een felicitatietelegram van koningin Juliana voorgelezen:

“Daarna sprak burgemeester N. W. Eisen van Laren de jarige toe en deelde hem mee, dat Willem Ravelli is bevorderd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau” (De Telegraaf; 12-6-1972)

1980
Willem Ravelli overleed op 21 september 1980 op 88-jarige leeftijd in Laren. Hij werd op 25 september 1980 in Loosduinen gecremeerd.

Zijn stem is door het label Columbia vastgelegd op een aantal grammofoonopnamen van Psalmen.

Bronnen:

* Annalen van de Operagezelschappen in Nederland [eindred. Piet Hein Honig] (Amsterdam: Theater Instituut Nederland, 1996)