***
© Marco Borggreve
Amsterdam, 9 maart 2017
‘Don Giovanni’ Reisopera zonder visie
De nieuwe productie van ‘Don Giovanni’ van de Reisopera is een tussenoplossing van de Praagse en de Weense versie. De regisseuse maakt van de opera iets halfslachtigs en de dirigente kiest voor een expectatieve benadering.
De opera ‘Don Giovanni’ van W.A. Mozart (1756-1791) is populair en werd vorig jaar opgevoerd door De Nationale Opera en door Holland Opera. Dit jaar is de Reisopera aan de beurt.
De Britse regisseuse Joanne Davies schijnt voor de nieuwe productie van ‘Don Giovanni’ bij de Reisopera geen inzichtelijke keuzes te hebben kunnen maken. Zij laat het verhaal in eerste instantie afspelen tijdens Halloween in de jaren zeventig van Amerika, waarin de milieus van de personages zijn omgewisseld. Zo woont de jonge edelman Don Giovanni in een caravan, terwijl het boerenmeisje Zerlina en de boerenjongen Masetto in een luxe penthouse leven. Het blijken vooral losse ideeën te zijn – meer of minder geestig – die niet consequent worden doorgevoerd.
De finale vindt plaats in de kantine van een operatiecomplex, waar de vrouwenversierder Don Giovanni aan zijn einde komt. Hoe hij daar terechtgekomen is, blijft een raadsel. In het mortuarium van het complex bevindt zich overigens ook het lichaam van de eerder door hem vermoordde Commendatore. Evenmin wordt duidelijk waarom in de tweede akte Giovanni’s ex-geliefde Elvira met zijn knecht Leporello – die zich op dat moment voor zijn meester uitgeeft – een kerk binnenlopen. De tekst van Lorenzo da Ponte biedt te weinig aanknopingspunten voor dergelijke invullingen en men moet maar voor lief nemen dat daardoor de gezongen tekst dikwijls niet overeenkomt met de scènes.
Deze scènes worden trouwens door de zangers goed geacteerd, maar helaas zit in het ensemble geen belangrijke ontdekking, die een hoofdrol op een wereldpodium zal gaan zingen. Enigszins positieve uitschieters zijn Anna Grevelius als Elvira, Nico Darmanin als Ottavio en Matthias Hoffmann als Masetto. Silvia Moi heeft als Zerlina in de tweede akte al meer legato dan in het eerste bedrijf en “Non mi dir” klinkt bij Anita Watson al zuiverder dan alles wat zij tot op dat moment had gezongen.
De voorkeur van de Reisopera lijkt uit te gaan naar de Praagse versie van ‘Don Giovanni’ uit 1787. Zo is “Il mio tesoro” van de Praagse versie geïncludeerd, “Dalla sua pace” van de Weense versie van 1788 geschrapt en wordt ook “Mi tradì” van de Weense revisie weggelaten. Maar voor de finale wordt wel de Weense herziening gebruikt. Bovendien is “Metà di voi qua vadano” gecoupeerd. Ook dirigente Julia Jones lijkt geen keuzes te kunnen maken en leidt Het Orkest van het Oosten afwachtend en niet zozeer stuwend. Het is recht toe recht aan en weinig kleurrijk; het forte is hard, piano is zacht. In elk geval genoot het publiek in het goed gevulde Theater Carré van Mozart.