Op 25 januari 1942 overleed de Belgisch-Nederlandse tenor Désiré Pauwels in Amsterdam.

1903
Désiré Pauwels richtte vanaf januari 1903 samen met de Nederlandse bariton Jos Orelio, de regisseur Jacques Coini en de schrijver Ernest van der Ven de (Vereeniging De) Nieuwe Nederlandsche Opera op. In de Hollandsche Schouwburg gaven zij producties, waarin Pauwels optrad in onder andere ‘Faust’, ‘Cavalleria Rusticana’, ‘Pagliacci’ en ‘Lucia di Lammermoor’*.

Aan het einde van dat seizoen speelde het gezelschap de opera ‘De Herbergprinses’ uit 1897 van de Vlaamse componist Jan Blockx. Pauwels vertolkte hierin op 28 november 1903 in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam de rol van Merlijn:

“Bij de eerste opvoering van de oorspronkelijke Nederlandsche opera „de Herbergprinses” van Jan Blockx, vastgesteld op 28 Nov. a.s., bij de Nieuwe Nederl. Opera te Amsterdam, zullen de hoofdpartijen, in overeenstemming met den componist, vervuld worden door de dames F. Coini-Francisca, A. v. Overeem en C. Dirckxv. d. Weghe, en de heeren Désiré Pauwels, Jos. M. Orelio, Henri Maal en P. Koster, ’t Is de eerste maal, dat dit belangrijke werk, ’t welk te Antwerpen zooveel succes had, in den oorspronkelijken tekst in Nederland zal worden gegeven” (Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant; 26-11-1903)

“Merlijn, de toondichter, wiens liefde voor de kunst het onderspit moet delven in den strijd tegen zijn hartstocht voor Rita, werd op treffende wijze door den heer Pauwels weergegeven” (Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant; 1-12-1903)

Ook van Jan Blockx speelde het jonge gezelschap twee maanden later een productie van de ‘De Bruid der Zee’ uit 1902. Pauwels vertolkte hierin op 20 februari 1904 in het Paleis voor Volksvlijt de rol van Arrie:

“De heer Pauwels trad alleen in de eerste acte op. Hij zong den jongen minnaar Arrie, en deed dit op sobere, ingetogen wijze zooals zijn partij dat verlangt” (Algemeen Handelsblad; 21-2-1904)

Bij de uitvoering een dag later was Pauwels niet gedisponeerd:

“De heer Pauwels was niet bij stem, ietwat heesch, waardoor hij meestentijds te laag zong en zijn stem zelfs eens oversloeg. Dat hij een volgenden keer revanche neme!” (De Telegraaf; 22-2-1904)

Op woensdag 13 april gaf het nieuwe gezelschap nog een productie van ‘La Muette de Portici’ in de Groote Schouwburg te Rotterdam en presenteerde het zich als De Hollandsche Opera van het Paleis voor Volksvlijt:

“Aan de nieuwe operacombinatie, die zich onder den naam „Hollandsche Opera van het Paleis voor Volksvlijt” gevormd heeft na de ontbinding der Nieuwe Nederl. Opera, zullen de meeste solisten van laatstgenoemde instelling blijven medewerken, o.a. mevrouw Coini-Francesca en de heeren Pauwels, Orelio, Schulze en Koster (Rotterdamsch Nieuwsblad; 13-4-1904).

Maar daarna ging ook voor hen het doek dicht. Pauwels werd in de zomer van 1904 door David Koning jr. gecontracteerd voor diens nieuwe gezelschap Noord-Nederlandse Opera:

“Op de statuten der Noord Nederlandsche Opera is de Koninklijke bewilliging verkregen. De Stadsschouwburg en ’t Paleis voor Volksvlijt zullen beurtelings, ook Zaterdags en Zondags, bespeeld worden. Onderhandeld wordt met de dames Madier de Montjau, Engelen, Sewing, Ant. Sohns, Ima Lozin enz. en de heeren Pauwels, Orelio, Van Duynen, Alexander van den Hoek enz., benevens met jeugdige veelbelovende krachten” (Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant; 12-8-1904)

Pauwels zong hier in oktober en november 1904 in ‘Faust’, ‘La Juive’, ‘Les Huguenots’, ‘Cavalleria Rusticana’, ‘Pagliacci’ en ‘Carmen’:

“Pauwels (Eleazar), die buitengewoon goed bij stem was” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 21-10-1904)

1905
Zijn echtgenote, de actrice Sophie Pauwels-van Biene zakte voor een voorstelling van ‘Hedda Gabler’ van Henrik Ibsen op 2 mei 1905 – met Riek de la Mar, de moeder van Fien de la Mar, in de titelrol – in elkaar:

“Mevr. Sophie Pauwels-van Biene is – zooals bericht werd – weinige oogenblikken vóór zij in „Hedda Gabler” zou optreden, in hare kleedkamer ernstig ongesteld geworden. Nadat zij te huis enkele dagen haar rust had gehouden, heeft zij zich ter verpleging begeven naar het Burgerziekenhuis. Zij lijdt voornamelijk aan rheumatiek en vermoeidheid. Dr. Stephan had haar daarom, reeds vóór haar ongeval aan het tooneel, vier maanden rust voorgeschreven. De Raad van Beheer der Kon. Vereeniging „Het Nederlandsch Tooneel” had haar die, met behoud van wedde, ook onmiddellijk toegestaan en blijft het woord gestand. De toestand blijft vrijwel dezelfde, Mevr. Pauwels gaat niet vooruit, maar ook niet achteruit. Zoodra haar toestand ’t toelaat, hoopt zij in Apeldoorn of Rozendaal bij Velp volkomen herstel te vinden. Gevaar dreigt tot dusver niet. Veel belangstelling ondervindt Mevr. S. Pauwels-van Biene zoowel van lieden buiten als aan het tooneel” (Het Nieuws van den Dag; 12-5-1905)

Daarna is zij nooit meer echt volledig hersteld. De vader van Désiré Pauwels overleed op 22 juni 1905 te Gent (Algemeen Handelsblad; 24-6-1905).

In april 1906 nam Sophie Pauwels-Van Biene afscheid van het toneel:

“Het beroep op een volle zaal, die het bewijs zou zijn van medeleven in de droeve omstandigheden, welke mevr. Pauwels-Van Biene noodzaakten de kunst vaarwel te zeggen, is niet tevergeefs gedaan. Als de scheidende artiste gisteravond niet door haar ziekte was verhinderd tegenwoordig te zijn, zou ze ongetwijfeld gelukkig zijn geweest bij den aanblik van dat talrijke publiek, dat haar zoo gaarne zou hebben toegejuicht” (Algemeen Handelsblad; 19-4-1906)

In april en mei 1906 zong Pauwels bij de Nederlandsche Opera van het Rembrandttheater van Max Gabriel in ‘Carmen’, ‘Cavalleria Rusticana’, ‘Pagliacci’ en ‘Faust’:

“De luide bravo’s, die den Carmen-vertolkers gisteravond te beurt zijn gevallen, hadden een dieper beteekenis, dan de gewone bijvalsbetuigingen. Men kon wel merken, dat het Amsterdamsche publiek oprecht verheugd was eindelijk weer eens zijne goede bekenden in de oude rollen terug te zien. Het Rembrandt-Theater was op alle rangen niet alleen uitverkocht, maar velen moesten zelfs teleurgesteld weer naar huis” (De Telegraaf; 2-4-1906)

Op 28 november 1906 trad Pauwels bij het Nederlandsch Opera Gezelschap van Cornelis Dokkum op in ‘Cavalleria Rusticana’ en ‘Pagliacci’ in de Groote Schouwburg van Rotterdam:

“Men verzoekt ons mede te deelen, dat het gezelschap, dat hier a.s. “Cavalleria” en “Paljas” komt opvoeren, niets uitstaande heeft met dat, hetwelk hier onlangs “Faust” en “Carmen” gaf. Orelio, Pauwels, mevrouw Coini en Agnes Wibbels, vroeger de coryfeeën der Nieuwe Nederl. Opera, maken van dit nieuwe gezelschap deel uit en de leiders beloven volledig orkest en koor en alles, wat van een goede voorstelling geëischt mag worden” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 27-11-1906)

Pauwels bleef ook in het seizoen daarna van maart tot en met mei 1907 zingen bij de Nederlandsche Opera van het Rembrandttheater in producties van ‘Carmen’, ‘Cavalleria Rusticana’, ‘Pagliacci’, ‘Les Huguenots’, ‘Il Trovatore’ en ‘Aida’:

“Voor eenige dagen namen wij een aan het „N. v. N.” ontleend bericht op, dat in het Paleis voor Volksvlijt te Amsterdam in het voorjaar een Nederlandsch Operagezelschap zou optreden, onder leiding van Pauwels, Orelio en Coini. Aan hetzelfde blad wordt nu door de directie van het Rembrandt-theater te Amsterdam meegedeeld dat in dat theater, te beginnen 31 Maart a.s., een Nederlandsch Operagezelschap zal optreden; waarvan deel uitmaken Orelio, het echtpaar Coini, van Duinen, de Vos enz” (Arnhemsche Courant; 8-1-1907)

“En nu heeft ze weer contract met den onvermoeiden Max Gabriël, den directeur van het Rembrandt-theater. Daar leeft van 31 Maart tot 1 Mei de oude Nederlandsche Opera weer op. Verleden jaar had men ook succes, vooral finantiëel (en daar gaat ’t toch maar om) en nu heeft Gabriël een groot ensemble geëngageerd.”

“Van de dames noem ik Fannie Coini-Francisca, Aug. Renard, Irma Lozin, Willy Bierlée, Agnes Wibbels, W. van der Hoeck, Mevr. C. Dokkum, Helena Helmering en mej. Grootkerk. Van de heeren Pauwels (die schijnt te meenen, dat ie nooit op raakten in die meening staat hij vrijwel alleen), Chr. De Vos, Schulze, Jules Moes, „Sjef” Orelio”” (Het Nieuws van den Dag; 8-3-1907)

Op 11 mei 1907 overleed zijn echtgenote Sophie Pauwels-van Biene (Algemeen Handelsblad; 12-5-1907).

Pauwels was in september 1907 terug bij de Nederlandsche Opera van het Rembrandttheater in ‘Carmen’, ‘Faust’, ‘Cavalleria Rusticana’ en ‘Pagliacci’. Op 21 september 1907 zou hij er opgetreden hebben als Alfredo in ‘La Traviata’ van Verdi. Op 8 december 1907 was Pauwels terug bij het Nederlandsch Opera Gezelschap van Cornelis Dokkum in ‘Carmen’ in de Groote Schouwburg van Rotterdam*.

Pauwels was in 1908 medeoprichter van het gezelschap de N.V. Nederlandsche Opera en Operette, dat producties bracht op de planken van met name het Rembrandttheater van Amsterdam:

“Het Hbld. meldt dat het nieuwe Nederlandsche opera- en operette-gezelschap, dat den volgenden winter waarschijnlijk den Rembrandtschouwburg zal bespelen, staat onder directie van de heeren Martin Heuckeroth, G.C. Kreeft en Désiré Pauwels” (Het Volk; 21-1-1908)

De eerste voorstelling van het gezelschap was op 29 augustus 1908 met de operette ‘Der fidele Bauer’ van Leo Fall, waarin Pauwels zelf niet zong (De Telegraaf; 22-8-1908).

Zelf trad Pauwels bij zijn gezelschap op in ‘Faust’, ‘Carmen’, ‘Cavalleria Rusticana’ en ‘Pagliacci’*. Op 2 februari 1909 vertolkte hij er nog Cavaradossi in ‘Tosca’ van Puccini in het Rembrandttheater:

“Alleen worde dus gezegd, dat het werk, waarin de hoofdrollen vervuld werden door mej. Jeanne de Brey (La Tosca), Pauwels (Cavaradossi) en Orelio (Scarpia) een enorm succes had. Trouwens deze drie uitvoerenden gaven bet beste wat zij geven kunnen” (Het Nieuws van den Dag; 4-2-1909)

“Flora Tosca was mejuffrouw Jeanne de Brey, Cavaradossi de heer Désiré Pauwels, Scarpia de heer Jos Orelio, Angelotti de heer H. [Hendrik, red.] Kubbinga, de koster de heer A. Alexanders: ziehier de voornaamste rollen genoemd, en met waardeering voor wat zij in spel en zang gegeven hebben. Al hun talent gaven zij aan deze voorstelling ten volle, en zij ontvingen een daverend applaus in ruil. Hun wilskracht en doorzettingsvermogen hebben ben geholpen bij ’t volvoeren van dit stoute stuk” (Algemeen Handelsblad; 7-2-1909)

Later in dat seizoen zou Pauwels nog Rodolfo in ‘La Bohème’ van Puccini hebben gezongen, maar daarover is in de pers niets terug te vinden*.

In het seizoen 1909/1910 zong Pauwels met de N.V. Nederlandsche Opera en Operette op 14 oktober 1909 nog ‘Carmen’ in de Stadsschouwburg van Amsterdam:

“Zoo had gisteravond in den Stadsschouwburg een voorstelling plaats van Carmen. Irma Lozin, Désiré Pauwels, Jos. Orelio, Engelen-Sewing, Kubbenga, enz. enz., op het tooneel” (Het Nieuws van den Dag; 15-10-1909)

Op 5 november 1909 was hij nog met dit gezelschap te bewonderen als Canio in ‘Pagliacci’ in het Rembrandttheater*.

1910
Pauwels vertolkte al deze glansrollen met zijn eigen gezelschap ook nog in het seizoen 1910/1911. Op 24 september 1910 zong hij in het Rembrandttheater in ‘Carmen’:

“De don José van den heer Désiré Pauwels lag ons van vroegere opvoeringen nog in ‘t geheugen. Persoonlijkheid en spel maken hem tot een zeer gewenschte partner voor een Carmen, als die van mej. L. [Irma Lozin, red.]. In de slotscène en elders gaf hij aangrijpende momenten. Of hij zijn orgaan bij wijlen niet op minder verkieslijke wijze gebruikt moge hij ook zelf eens nagaan” (Algemeen Handelsblad; 25-9-1910)

In het Rembrandttheater was hij in ‘Pagliacci’ als Canio nog te bewonderen op 19 oktober 1910* en in het seizoen daarna op 20 december 1911 (De Telegraaf; 19-12-1911). Dit waren waarschijnlijk de laatste optredens van de 50-jarige Désiré Pauwels.

1915
Pauwels had vanaf juli 1916 zelf de volledige leiding over het Nederlandsch Opera Ensemble dat optrad in Theater Carré van Amsterdam:

“Het tweede nieuwtje, het tweede ontluikende knopje aan den eeuwig-bloeienden kunstboom is, dat Henri Engelen en Désiré Pauwels een opera gaan oprichten! Voor wie de toestanden kent, is dit berichtje wèl om te schateren.

Henri Engelen heeft n.l. nog geen vier jaar geleden in een paar dagbladartikelen propaganda gemaakt voor de her-oprichting van een zooveelste Nederlandsche Opera en daarbij zéér doorzichtig en ondubbelzinnig heftig afgegeven op de toen bestaande opera – waarvan Désiré Pauwels mede-directeur was. Dat is het eerste grappige moment.

Het tweede is, dat de heer N.H. Wolff, de hoofdredacteur van het weekblad „De Kunst”, een héél „feestnummer” van zijn blad gewijd heeft aan het jubileum van mevrouw Engelen-Sewing, dat dezer dagen plaats had, en daarin weer eens gelegenheid had gezocht – en gevonden – om de heeren Kreeft, en Pauwels uit te maken voor alles wat leelijk is, wegens „hun jammerlflk geknoei dat zij een Nederlandsche opera noemen” – en die, eerlijk gezegd, ook niet heel veel bizonders was” (Het Nieuws van den Dag; 16-6-1915)

Vanaf december 1917 had hij zelf de volledig leiding over de N.V. Nederlandsche Opera en Operette. Het gezelschap opende het seizoen op 15 december 1917 met de operette ‘Erminie’ van Edward Jacobowsky in Carré:

“Désiré Pauwels heeft zich het lot aangetrokken van de slachtoffers in Carré en zijn eigen lot zal hij daarbij ook wel niet vergeten; misschien zal het faillissement van ‘Het Lyrisch Tooneel’ voor hem nog een lot uit de loterij zijn. Pauwels verstaat de kunst van zaken doen” (Algemeen Handelsblad; 16-12-1917)

Dit gezelschap werd echter midden 1919 ontbonden:

“De heer Désiré Pauwels, wiens naam tijdens de opera-crisis” van onlangs, reeds genoemd werd in verband met nieuwe plannen, heeft blijkbaar die plannen niet opgegeven toen de eigenlijke opera-kwestie haar beslag had gekregen” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 14-7-1919)

In november richtte Pauwels met Chris de Vos alweer de Nederlandsche Opera op, dat optrad in Carré, het Paleis voor Volksvlijt en de Hollandsche Schouwburg:

“Naar men ons mededeelt hebben de heeren Désiré Pauwels en Chris de Vos een operagezelschap geformeerd, dat voor de eerste maal Zondagmiddag a. s. ten 2 uur in het Theater Carré met de opera Carmen zal debuteeren” (Algemeen Handelsblad; 13-11-1919)

1920
In april 1923 werd bekend gemaakt dat Koning Albert van België Pauwels tot ridder in de Kroonorde van België benoemde:

“Ondergeteekende betuigt aan allen die hem ter gelegenheid van zijne benoeming tot Ridder in de Kroonorde van België, hem door Zijne Majesteit den KONING DER BELGEN geschonken, hunne sympathie betuigden, uitsluitend langs dezen weg zijnen oprechten dank” (Algemeen Handelsblad; 9-6-1923)

In december 1923 richtten Pauwels en Chris de Vos de N.V. De Opera op:

“Kort na de debacle van de Nationale Opera verzamelden de heeren Chris de Vos on Désiré Pauwels een aantal van de artisten van Koopman om zich heen en gaven met enkele buitenlandsche krachten opvoeringen in het Theater Carré te Amsterdam. Deze combinatie heeft zich onderwijl in een naamlooze vennootschap omgezet en de N. V. de Opera, waarvan de heer N. H. Wolf secretaris is, zal nu geregeld te Amsterdam op Dinsdagavond in den Stadsschouwburg en op Zondagmiddag in het Theater Carré met de van de Nationale Opera vrijgekomen artiesten en met enkele opnieuw geëngageerden opvoeringen geven” (Het Vaderland; 14-12-1923)

Bij dit gezelschap regisseerde Pauwels zelf op 3 februari 1924 ‘Carmen’, 1 oktober 1924 ‘Lucia di Lammermoor’ en 5 oktober 1924 ‘Rigoletto’*.

Dit gezelschap ging nog geen jaar later alweer ter ziele:

“De heeren Désiré Pauwels en Chr. de Vos, directeuren dor N.V. De Opera te Amsterdam, hebben besloten, nu de Amsterdamsche Gemeenteraad geweigerd heeft subsidie te verleenen, de onderneming niet voort te zetten. Waar het verlies reeds ƒ85OO bedraagt en de tijdsomstandigheden een druk bezoek allerminst zeker maken, zijn zij genoodzaakt, de voorstellingen te staken” (Rotterdamsch Nieuwsblad; 10-12-1924)

1925

Schilderij Désiré Pauwels als Don José in ‘Carmen’ door J. Beaugrand, 1927

Désiré Pauwels hertrouwde op 23 juli 1927 in Zandvoort met de 51-jarige Anna Johanna Wilhelmina Pauwels-Caesar (geboren 15 januari 1876). Met Johan Kaart sr. probeerde Pauwels nog één een eigen gezelschap de Nederlandsche Opera op te zetten, dat echter slechts één productie voorbracht. Van deze uitvoering van ‘Faust’ op 30 september 1927 in de Jansschouwburg van Haarlem had Pauwels zelf de regie in handen:

“De heeren Désiré Pauwels, oud-directeur der Ned. Opera en Joh. Kaart Sr., directeur van den ouden schouwburg te Haarlem, hebben een nieuwe opera-onderneming gevormd. O.a. zijn reeds geëngageerd mevr. Faniella-Lohoff, mevr. Santhagens, Anton Dirks en verschillende andere artisten. Regisseur wordt de heer Robbers, oudregisseur van de Ned. Opera. De heer Pauwels krijgt de artistieke leiding, de heer Kaart de administratieve. 30 September wordt te Haarlem de eerste voorstelling gegeven met Faust. De H. O. V. te Haarlem zorgt voor de muzikale medewerking” (Haagsche Courant; 24-9-1927)

Maar ook dit gezelschap was dus geen lang leven beschoren, waarna Pauwels vooral werkzaam was als zangleraar.

1930

Verjaardag Désiré Pauwels 22 mei 1931 met kleindochter Elsje

Op 22 mei 1931 werd zijn 70ste verjaardag gevierd in de marmeren zaal van het American Hotel. Een groot aantal kennissen van de operazanger waren samengekomen om hem te huldigen:

“Onder degenen, die den tenor van de voormalige Nederlandsche Opera kwamen feliciteern, waren wethouder Ed. Polak, Th. Ketelaar, Cato Engelen, Chris de Vos, Frits v. Duinen, Aug. van den Hoeck, Fred. Roeske, Max Gabriël, G. H. Koopman. Piet Köhler, Jan Maandag, mr. Bekker uit Den Haag, Sam Poons. Jules Moes, Herre de Vos, Morrison, Jean Jeanssens, Corry Pinksen en Mazzoleni” (Het Vaderland; 24-5-1931)

Schilderij Désiré Pauwels als Manrico in ‘Il Trovatore’ door Lizzy Ansigh, 1932

Op 10 augustus 1932 boden vereerders en vrienden van Désiré Pauwels aan het gemeentebestuur van Amsterdam een portret van de tenor aan. Het schilderij van de kunstenares Lizzy Ansingh werd in de Stadsschouwburg van Amsterdam geplaatst in de wandelgang nabij de loge van Burgemeester en Wethouders. De overdracht had plaats in tegenwoordigheid van belangstellenden, waaronder Pauwels zelf (Het Volk; 10-8-1932).

Pauwels werd in oktober 1932 in de pers genoemd vanwege een hele andere rol:

“Als huisbaas ontrooft hij een werklooze zijn spullen. De voormalige operazanger Désiré Pauwels, die in een vroegere periode op de planken groote successen oogstte, heeft op z’n ouden dag een nieuwe glansrol gevonden. Hij treedt namelijk op als huisjesmelker, en laat werklooze arbeiders, die met de huur een paar centen achterop zijn geraakt, uit hun woning op straat zetten. Zoo heeft hij dezer dagen beslag laten leggen op de meubelen van kam. Dijkstal, wonende Ruyschstraat 17 II. Door ziekte en allerlei andere omstandigheden waren de menschen een beetje in de schuld geraakt. In het verzoek van Pauwels aan de rechtbank om tot executie te mogen overgaan komt een zinnetje voor, dat wel de moeite waard is om in de krant vastgelegd te worden. De operaheld had er namelijk de lucht van gekregen dat kam. Dijkstal hulp zou krijgen van een aantal werklooze kameraden. Hij begreep, dat er op die manier van zijn verkooping niet veel terecht zou komen. En dus vroeg hij aan de rechtbank de spullen in een verkooplokaal te moeren laten verkoopen.

Toen de verkooping zou beginnen, verscheen er een heele politiemacht. Na afloop konden een paar van de agenten hun handen weer niet thuis houden. N. 1086 greep zonder eenige aarzeling iemand beet om hem met geweld weg te slingeren!

De werkloozen zijn daarop naar de Hemonylaan getrokken, waar huisbaas Pauwels op nummer 15 woont. De held bleef achter de coulissen. Hij gaf niet thuis. Maar in elk geval zal hij wel begrepen hebben, waar het om ging.

Voor de arbeiders is het thans zaak er voor te zorgen, dat de woekerende huisjesmelkers niet weer de kans krijgen om de meubels uit het huis van hun huurders weg te halen, om ze dan in een veilinglokaal in verkoop te brengen” (De Tribune; 20-10-1932)

1935
Désiré Pauwels vierde op 22 mei 1936 zijn 75ste verjaardag:

“De heer Pauwels, die zijn 75sten verjaardag viert in het volle genot van zijn gezondheid en levenslust, heeft heden te zijnen huize, waar hij zijn nog altijd talrijke vrienden ontving, zeer veel blijken van belangstelling ontvangen, die hem ervan overtuigden, dat men den grooten heldentenor nog niet vergeten is” (Het Vaderland; 22-5-1936)

Ook in 1936 werd hij onderscheiden door koning Leopold III van België:

“De heer Désiré Pauwels is door de Belgische regeering bevorderd tot Officier in de Kroonorde van België” (De Telegraaf; 17-11-1936)

1940
Désiré Pauwels vierde op 22 mei 1941 onder grote belangstelling zijn 80ste verjaardag:

“In zijn woning aan de Hernonystraat te Amsterdam bereidde men den jarige een huldiging, welke zoo spontaan en hartelijk was, dat men hieruit duidelijk kon constateeren, dat de muziekminnenden deze groote figuur uit de meest roemrijke periode van de Nederlandsche operageschiedenis niet hebben vergeten. Reeds in den vroegen ochtend stroomden brieven, telegrammen en bloemstukken toe. Uit alle deelen van het land kwamen de gelukwenschen en weldra waren de kamers van het huis in bloementuinen herschapen. Uit Den Haag ontving de tachtigjarige een enormen boeket van tachtig roode rozen en ook de geschenken stapelden zich op. In den middag recepieerde Désiré Pauwels en talloos velen maakten van de gelegenheid gebruik den feesteling blijk te geven van hun medeleven op dezen dag. Van twee uur tot zes uur was het een komen en gaan van belangstellenden. Uit den tijd van de oude Nederlandsche opera waren het de dirigenten Van der Linden en Van Amerom en de zangers August van den Hoeck en Chris de Vos, die hun gelukwensehen kwamen aanbieden. De vroegere bariton van de Italiaansche opera, Mazzoleni, bracht de hulde van de Italianen over […] Bijna vier uren hield de stroom van bezoekers aan en onvermoeid bleef de vitale tachtigjarige de gelukwenschen in ontvangst nemen.

“Voor Desiré Pauwels werd dit een onvergetelijke dag, omdat zijn oude bewonderaars en bewonderaarsters toonden hem niet vergeten te hebben en tevens omdat een jong geslacht bewees, een legendarische figuur uit onze operawereld te willen eeren” (De Courant / Het nieuws van den Dag; 23-5-1941)

Pauwels werd eind 1941 opgenomen in een ziekenhuis aan de Prinsengracht te Amsterdam:

“Désiré Pauwels, de operatenor die in Mei j.l. zijn tachtigste verjaardag vierde, is in het Westergasthuis te Amsterdam opgenomen. De toestand van den patiënt, die zeer kritiek geweest is, gaat de laatste dagen vooruit” (Het Volk; 29-11-1941)

Désiré Pauwels overleed daar twee maanden later op zondagmorgen 25 januari 1942. De teraardebestelling vond vier dagen later plaats op 29 januari 1942 om 14.00 uur op de begraafplaats Zorgvlied te Amsterdam (grafnummer 2-KL 429):

Begrafenis Désiré Pauwels Zorgvlied Amsterdam 29 januari 1942

“Vele kransen en bloemstukken dekten ’t stoffelijk overschot. Onder de peristyle van den Stadsschouwburg hield de stoet even stil. De directeur van het gemeentelijk theaterbedrijf, de heer H.D. van Dellen, heeft daar een krans op de baar gelegd. Op de linten van den krans stond: „Van de gemeentelijke opera”. In de aula op “Zorgvlied” zagen wij o.a. Chris de Vos; Aug. van den Hoeck was door ziekte verhinderd. Voorts waren er Corrie Tingsen, Ch. Specht. Piet Beukman en Pedro Clignett. Bij de baar sprak, nadat het orgel het gebed uit „Cavalleria” had gespeeld, eerst Chr. de Vos, die de prachtige carrière van den overledene schetste. Als zanger was hij zeer gevierd. Als directeur van de Nederlandsche opera en operette heeft hij een gelukkige exploitatie gevoerd. Hij had een goeden kijk op de opera en beschikte over veel werklust. Meer dan tachtig jaar is Pauwels geworden. Dit is een prachtige leeftijd. Désiré, rust in vrede: gij hebt het wel verdiend, aldus besloot Chris de Vos. De zoon, mr. François Pauw dankte zijn vader voor wat hij voor het gezin en voor velen geweest was. Je was, aldus mr. Pauwels, een groot er ernstig kunstenaar. Als je over de kunst sprak, kwam er een glans over je gelaat. Al kwam je uit een gewoon Belgisch middenstandsgezin, je had de vonk en de gave. Door de natuur was je begaafd met ren heerlijk stemgeluid. Je kwam en overwon. Toen je in Nederland debuteerde in de “Fledermaus” roemde de critiek je stem, maar de actie was houterig. Van je eerste vrouw Sophie van Biene leerde je acteeren. Zij kende het tooneelspelen. Onder haar leiding werd je een goed acteur. Een reeks van rollen heb je vertolkt. Heel Amsterdam heeft ze gekend, Don José in “Carmen” was voor mij het schoonste, dat ik ooit gehoord heb. Mijn vader maakte er een menschelijke creatie van en gaf eerlijke en zuivere kunst. Naast den kunstenaar staat de mensch. Je was niet de bohémien, die zijn gezin verwaarloosde, maar een degelijke huisvader. Bewogen nam mr. Pauwels ten slotte afscheid van zijn vader. Nadat nog een huisvriend gesproken had, speelde het orgel de bloemenaria uit “Carmen”. Bij het uitdragen van de kist klonk het „Miserère” uit de Troubadour. Bij de groeve, waar de vele jaren geleden overleden mevrouw Sophie Pauwels-Van Biene rust heeft de zoon voor de belangstelling bedankt” (De Telegraaf; 30-1-1942)

Graf Désiré Pauwels, Zorgvlied Amsterdam; © OperaNederland.nl

Acht dagen na zijn overlijden stierf op 2 februari 1942 ook zijn echtgenote Anna Pauwels-Caesar op 64-jarige leeftijd:

“Slechts enkele dagen na den dood van Désiré Pauwels is thans ook zijn weduwe, mevr. A Pauwels-Caesar, overleden. Terwijl zij gisteravond, schijnbaar in goede gezondheid, aan tafel zat, is zij door een hartverlamming getroffen en kort daarop gestorven. De begrafenis vindt Donderdag a.s. op Zorgvlied plaats” (De Telegraaf; 3-2-1942)

Zijn zoon François Pauwels overleed op 8 januari 1966.

De eerste grammofoonopnamen van operafragmenten werden in Nederland gemaakt in september 1901. Désiré Pauwels zong tijdens deze sessie de arioso uit ‘Pagliacci’ van Leoncavallo (Gramophone 92064 929g), de ‘Siciliana’ uit ‘Cavalleria Rusticana’ (Gramophone 92069 927g) en ook uit ‘Pagliacci’ het ‘Klaaglied’ (Gramophone 92070 928g)**:

Annalen van de Operagezelschappen in Nederland [eindred. Piet Hein Honig] (Amsterdam: Theater Instituut Nederland, 1996)

** AHRC Research Centre for the History and Analysis of Recorded Music