23-12-2016

De Slowaakse sopraan Edita Gruberová werd op 23 deceber 1946 in Bratislava geboren.

Edita Gruberová studeerde aan het conservatorium van Bratislava bij Mária Medvecká en vervolgens aan de Academie van Uitvoerende Kunsten in Bratislava. In 1968 maakte Gruberová haar operadebuut in Bratislava als Rosina in ‘Il Barbiere di Siviglia’. Na het winnen van een zangwedstrijd in Toulouse werd zij aangenomen als solist bij het opera-ensemble van het J. G. Tajovský Theater in de Slowaakse plaats Banská Bystrica, waar zij van 1968 tot 1970 zong.

Gruberová deed in de zomer van 1969 auditie aan de Wiener Staatsoper, waar zij op 7 februari 1970 haar eerste belangrijke doorbraak had als de Königin der Nacht in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart. In de volgende jaren was zij soliste in Wenen en werd zij uitgenodigd door alle belangrijke operahuizen van de wereld.

Gruberová maakte op 5 januari 1977 als de Königin der Nacht haar debuut aan de Metropolitan Opera van New York, waar zij in totaal 24 maal optrad. Ook in 1977 trad zij als Thibault in ‘Don Carlos’ voor het eerst op tijdens de Salzburger Festspiele. Op 18 februari 1978 maakte zij haar debuut in de Scala van Milaan als Konstanze in ‘Die Entführung aus dem Serail’. Gruberová debuteerde in 1984 als Giulietta in ‘I Capuleti e i Montecchi’ van Bellini in het Royal Opera House Covent Garden.

Andere belangrijke rollen van haar repertoire zijn Zerbinetta, Gilda, Violetta, Lucia, Manon en Oscar. Later zong zij Donna Anna, Marie in ‘La Fille du Régiment’, Semiramide, Elizabetta in ‘Roberto Devereux’, Linda di Chamounix en Norma.

Lees in BR Klassik