***
© DNO
Amsterdam; 6 december 2016

Pierre Audi verwart statig met statisch in DNO ‘Parsifal’ 

MUZIKAAL

1. Is DNO trouw aan de muziek of zijn er veranderingen? ****
– Terwijl ieder belangrijk operahuis in de feestmaand december een vrolijke opera of operette presenteert, brengt De Nationale Opera (DNO) het plechtige werk ‘Parsifal’ van Richard Wagner (1813-1883), dat elk ander operahuis overigens weer op Goede Vrijdag speelt. DNO voert de herneming van ‘Parsifal’ uit 2012 integraal zonder coupures op in 5 1/2 uur inclusief twee pauzes.

2. Zijn de zangers rollendekkend? ***
– Christopher Ventris is een eerlijke en jeugdig klinkende Parsifal. Hij is gegroeid in de partij sinds 2012 en zijn monoloog in de finale II was expressiever. De Nederlandse heldenbariton Bastiaan Everink is eigenlijk de enige echte Wagnerzanger van de cast. Zijn open en brede geluid is uitstekend voor Klingsor en zelfs als hij zich omdraait is zijn stem in de zaal nog goed te horen. Günther Groissböck heeft niet de Schwarze bas voor Gurnemanz en is eigenlijk een bas-bariton. Hij begon in de eerste akte goed open, maar ging in de loop van die eerste akte toch weer knijpen en slank zingen. Ryan McKinny heeft voor de partij van Amfortas goed geluisterd naar George London en zingt met een overheerlijke Knödel. Petra Lang zuigt elke toon van Kundry op, stopt de klank in haar neus en is vaak onverstaanbaar.

3. Is de dirigent betrokken bij het podium? *
– De chefdirigent van DNO Marc Albrecht (1964, Hannover) weigert zoals altijd om de inzetten van de zangers aan te geven. Zijn lezing van de partituur is niet zozeer verheven als wel zakelijk en het ontbreekt aan bezieling.

4. Vormen de (koor- en) orkestleden onderling en samen een eenheid? ****
– Het Nederlands Philharmonisch Orkest en het Koor van DNO zijn nauwkeurig en geconcentreerd.

DRAMATURGISCH

5. Wordt er een verhaal verteld? **
– Voor de regie van deze ‘Parsifal’ tekent de artistiek directeur van DNO Pierre Audi (Libanon, 1957). Opnieuw kan men hem ook in deze productie niet betrappen op een visie, boodschap of ontwikkeling. Maar wat je überhaupt verwijten maken aan een regisseur, die het talent ontbeert om een verhaal te vertellen?

6. Komt de enscenering overeen met het libretto? **
– Niet altijd komen de gesproken teksten overeen met wat men ziet en vaak zou je de gezongen teksten ook visueel geïllustreerd willen zien.

7. Hoe is de esthetiek en functionaliteit van de vormgeving? **
– In de eerste akte is er steen, hout, oogverblindend rood licht en doelloos geklauter op een houten Lundia-stelling. Hoongelach vulde in de eerste akte de zaal toen de zwaan vanuit de hemel plomp op het podium plofte. In de tweede akte is er vuur en rook en de effecten in de zeven-meter hoge spiegel zijn in de zijvakken van het auditorium absoluut niet te zien. Waarschijnlijk had Opera Zuid van het geld van de spiegel een heel seizoen lang kunnen optreden. Verder haalt in deze akte het TL-licht de betovering uit de scène van de Zaubermädchen en bezit Kundry in steunkousen de verleiding van een colonklysma. In de derde akte is er uiteraard water en zwarte kleding. Kortom, pseudo-intellectueel gedoe overgoten met een quasi-esthetisch sausje, die de verhevenheid van ‘Parsifal’ volkomen mist.

8. Hoe is de integratie regie–muziek? **
– Pierre Audi verwart verhevenheid met bewegingsloosheid en statig met statisch. Er is nauwelijks personenregie. De protagonisten lopen houterig rond en het koor is nu eens fantasieloos weggestopt in een hoek, dan weer samengedrukt in de houten Lundia-stelling en uiteindelijk in een rijtje opgesteld aan de rand van het podium.

ALGEMEEN

9. Is de productie artistiek innovatief? **
– Deze productie van ‘Parsifal’ past in het begin jaren negentig oeuvre van Pierre Audi. Als regisseur heeft hij geen ontwikkeling doorgemaakt en heeft hij opera in Nederland al dertig jaar in hetzelfde keurslijf geklemd.

10. Is de productie onderscheidend of spraakmakend? **
– Je zou bij het zien van deze productie Wagner bijna gelijk geven in zijn voorbehoud om ‘Parsifal’ niet in andere theaters te laten spelen dan Bayreuth.

11. Is er Nederlandse betrokkenheid bij de productie (zangers, regisseur, ontwerpers, dirigent)? ****
– Het is een genot Bastiaan Everink in zijn glansrol van Klingsor te kunnen bewonderen in Nederland. Eva Kroon als de Stimme aus der Höhe, Marcel Reijans en Roger Smeets als de Gralritter en zelfs Nederlandse zangers als Knappen en Zaubermädchen tonen een kentering in het DNO-beleid. Het is echter jammer dat het Nederlandse publiek de heldentenor Frank van Aken niet bij DNO heeft kunnen horen in zijn glansrol van Parsifal. Bovendien wordt uitgekeken naar het roldebuut van Eva-Maria Westbroek als Kundry.

12. Hoe is het bezoekersaantal in verhouding tot de zaalcapaciteit? ****
– De DNO-première van ‘Parsifal’ was uitverkocht. Het valt trouwens op dat deze enscenering geen co-productie is met een ander belangrijk operahuis. Verder gaat het gerucht dat de regisseuse Andrea Breth een serieuze kandidaat is als nieuwe artistiek directrice bij DNO.