23-11-2016

De Amerikaanse tenor William Lewis werd op 23 november 1931 in Tulsa, Oklahoma geboren.

William Lewis studeerde zang bij Karl Kritz en Arthur Faguy-Coté in Fort Worth, en aansluitend bij Max Klein, Susan Seton en Hulda en Luigi Rossini in New York. Lewis debuteerde in 1953 bij de opera van Fort Worth als Rinuccio in ‘Gianni Schicchi’ van Puccini. In 1955 won hij de Metropolitan Opera’s Audition of the Air Competition en daarmee werd een grote carrière aan de belangrijke operahuizen van de Verenigde Staten ingeluid. Zo zong hij in Cincinnati, Dallas, Santa Fé, Pittsburgh, San Antonio, Tulsa en de Hawaii Opera. In 1957op 1 maart 1958 maakte hij zijn debuut bij de Metropolitan Opera als Narraboth in ‘Salome’ van Richard Strauss. In de Met zong hij tot en met 1992 in 234 voorstellingen in rollen als Rodolfo in ‘La Bohème’ van Puccini, Andres en later Tambourmajor in ‘Wozzeck’ van Alban Berg, Aegisth in ‘Elektra’ van Richard Strauss, Cassio in ‘Otello’ van Verdi, Roméo in ‘Roméo et Juliette’ van Gounod, Hermann in ‘Schoppenvrouw’ van Tschaikowsky, Macduff in ‘Macbeth’ van Verdi, Don José in ‘Carmen’, Pinkerton in ‘Madama Butterfly’, Helenus en later Énée in ‘Les Troyens’ van Berlioz, Melot in ‘Tristan und Isolde’, Gabriele Adorno in ‘Simon Boccanegra’, Arrigo in ‘I Vespri Sciciliani’ van Verdi, Stewa in ‘Jenůfa’ van Janáček, Turiddu in ‘Cavalleria Rusticana’, Dimitrij in ‘Boris Godoenov’, Cavaradossi in ‘Tosca’, Alfredo in ‘La Traviata’, Alwa in ‘Lulu’ van Alban Berg, Erik en Steuermann in ‘Der fliegende Holländer’, in de titelrollen van ‘Oedipus Rex’ van Strawinsky en ‘Idomeneo’ van Mozart, Chevalier de la Force in ‘Dialogues de Carmélites’ van Poulenc, Jimmy Mahoney in ‘Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny’ van Weill, Malatestino in Francesca da Rimini’ van Zandonai, in de titelrol van ‘Les Contes d’Hoffmann’ van Offenbach, Golizyn in ‘Chowanschtschina’ van Moessorgsky, Arbace in ‘Idomeneo’, Red Whiskers in ‘Billy Budd’ van Britten en als Walther von der Vogelweide in ‘Tannhäuser’.

Bij de San Francisco Opera debuteerde hij in 1975 in de dubbelrol van Steuermann en Erik in ‘Der fliegende Holländer’ en zong er tot 1990 tientallen partijen, waaronder de Graf von Kent in de Amerikaanse première van ‘Lear’ van Aribert Reimann’ en op 6 november 1976 in de wereldpremière van de opera ‘Angle of Repose’ van Andrew Imbrie in de partij van Frank Sargent.

In de Scala van Milaan debuteerde hij op 5 februari 1977 als Aron in ‘Moses und Aron’ van Schönberg en zong hij in april 1980 in de titelrol in concertante uitvoeringen van ‘Oedipus Rex’ van Stravinsky. Verder zong hij in de Scala op 27 januari 1987 in de wereldpremière van ‘Riccardo III’ van Flavio Testi de partij van Gloucester en op 20 mei 1990 in de wereldpremière van de opera ‘Blimunda’ van Azio Corghi de rol van Baltasar Mateus.

Hij gasteerde bij de Wiener Staatsoper op 7 en en 21 februari 1978 als Don José in ‘Carmen’ en bij de Salzburger Festspiele in 1981 in de titelrol van ‘Les Contes d’Hoffman’, tussen 1981 en 1984 als 1. Geharnischter in ‘Die Zauberflöte’ en in 1983 en 1984 als Arbace.

Bij het Spoleto Festival werkte hij in 1959 mee aan de wereldpremière van de opera ‘Hand of Bridge’ van Samuel Barber en zong hij in 1989 Herodes in ‘Salome’ van Richard Strauss. In 1997 gasteerde hij in het Théâtre du Capitole van Toulouse als Kurfürst in ‘Prinzen von Homburg’ van Henze. In 2000 trad hij in de Avery Fisher Hall van New York op in een concertante uitvoering van ‘Die Liebe der Danae’ van Richard Strauss in de partij van Pollux.

Overige rollen uit zijn omvangrijke repertoire waren Pollione in ‘Norma’, de Kaiser in ‘Die Frau ohne Schatten’ van Richard Strauss, Radamès in ‘Aida’, Manrico in ‘Il Trovatore’, Riccardo in ‘Un Ballo in Maschera’ van Verdi en Canio in ‘Pagliacci’.

Zijn stem is vastgelegd labels als RCA, Vanguard en BJR-Records (Adolar in ‘Euryanthe’ van Von Weber), GGR (‘Guntram’ van Richard Strauss), New World Records (‘Mother of us All’ van Virgil Thomson), Bella Voce (Don José in ‘Carmen’ met Régine Crespin in de Metropolitan Opera in 1978).