****
© Julien Benhamou/DR
Amsterdam, 20 april 2016

Degout & Planès overweldigend in 20e-eeuwse Mélodies

Je moet ervan houden, Franse Mélodies van de 20e eeuw: de impressionistische liederen van Claude Debussy en Maurice Ravel, de diatonische mélodies van Francis Poulenc en het dadaïsme en neoclassicisme van Eric Satie. De Franse bariton Stéphane Degout bracht met pianist Alain Planès de Mélodies tijdens een recital in het Muziekgebouw aan ’t IJ te Amsterdam. Met hun programma leggen zij de verbinding naar Jane Bathori, die de wereldpremières zong van zoveel liederen van Debussy en Ravel.

De Franse bariton Stéphane Degout toont zich één van de belangrijkste vertolkers van het Franse lied in onze tijd. Zijn nadrukkelijk nasale klanken zijn meer uitgesproken dan bij vele andere Franse zangers en de helderheid van zijn bariton, zijn nauwkeurigheid, gevoeligheid en concentratie zijn uiterst geschikt voor dit repertoire. Met de Franse pianist Alain Planès smelt hij precisie met lyriek samen tijdens het recital in het Muziekgebouw aan ’t IJ van Amsterdam.

Voor de pauze kwamen vijf liederencycli van Claude Debussy (1862-1918) aan bod. Het recital opende met de niet vaak gezongen ‘Trois Poèmes de Paul Verlaine’, L 81 (1891), die Degout in 2010 al opnam voor de CD. De golvende zee van “La mer est plus belle” wordt in de pianobegeleiding goed tot uiting gebracht door Planès, het impressionistische winterlandschap van “Le son du cor s’afflige” betoont Degout met subtiliteit en in “L’échelonnement des haies” zweven de legatolijnen van de bariton mooi boven de heldere begeleiding van de pianist. Degout zingt de drie liederen van ‘Fêtes Galantes II’, L 104 (1904) genuaceerd met een geheimzinnige waas. Mooi interpreteert Planès het ritme van de tamboerijnen in de begeleiding van “Le faune” en Degout weet in het moeilijke lied “Colloque sentimental” voortreffelijk de melancholie van de twee oude verliefden én de verteller te differentiëren. De ‘Trois Poèmes de Stéphane Mallarmé’, L 127 (1913) krijgen een geheimzinnige en duistere sfeer; Schitterend zingt Degout de lange noten van “Soupir”, met charme brengt hij het ironische “Placet futile” en stijlvol en gepassioneerd is zijn vertolking van “Eventail”. De verfijnde sfeer van de drie liederen uit ‘Le Promenoir des Deux Amants’, L 118 (1904-1910) wordt door de musici uitstekend gevat. En de laatste cyclus voor de pauze is ‘Trois Ballades de François Villon’, L 119 (1910) – ook door Degout in 2010 voor de CD opgenomen – waarin de Franse heren goed onderscheid maken tussen de verschillende strofen van de drie middeleeuwse balladen.

Na de pauze komen Poulenc, Satie en Ravel aan de beurt. Voor de zes Mélodies van ‘Le Bestiaire’ (1919) van Francis Poulenc (1899-1963) mist de grote bariton Degout helaas de kleurrijke speelsheid. “La chèvre du Thibet” is niet zozeer teder, de laatste maten van “La sauterelle” zijn niet week pp – maar wel mooi legato – en “La carpe” klinkt niet erg poëtisch.

De geestige ‘Trois Mélodies’ (1916) van Eric Satie (1866-1925) zijn dankbare liederen. De ernst van “La stature de bronze” is bij Degout in goede handen, kostelijk het “Ah!” van de weifelende Chrysaline in “Daphénéo” en het aria-achtige “Le chapelier” zingt hij sterk expressief en dramatisch.

Het recital besluit met de interessante ‘Les Histoires Naturelles’ (1906) van Maurice Ravel (1875-1937). Ook deze liederen nam Degout in 2010 voor de CD op. De studies van de verschillende dieren, de droge humor en de muzikaal minutieuze precisie zijn bij hem in uitstekende handen. Hij weet de unieke declamatie van Ravel prachtig te zingen. Het valt overigens op dat Degout de sjwa’s – de stomme ə, waarvoor Ravel geen muzieknoot schreef – vaker zingt dan Pierre Bernac en Jane Bathori deden.

Na het waardig gezongen toegift “Chanson romanesque” uit ‘Don Quichotte a Dulcinée’ van Ravel liet het publiek Stéphane Degout en Alain Planès al gaan. Hoe mooi en indrukwekkend het recital ook was geweest, wellicht was het programma voor het publiek toch te overweldigend.

De verbinding van het programma met Jane Bathori was evident, want zij zong niet alleen in de wereldpremière van ‘Les Histoires Naturelles’ – en nam drie van deze liederen voor de plaat op – maar ook de wereldpremières van ‘Promenoir des Deux Amants’ en ‘Trois Poèmes de Stéphane Mallarmé’ van Debussy. En eveneens nam zij de ‘Trois Mélodies’ van Satie en de ‘Fêtes galantes II’ van Debussy voor de plaat op.