1.
De Russische componist Modest Moessorgsky (1839-1881) overleed voordat hij zijn opera ‘Khovansjtsjina’ (‘Хованщина’) kon voltooien. Nikolai Rimsky-Korsakov veranderde, orkestreerde en volbracht uiteindelijk de opera voor de wereldpremière van 1886. Eind jaren vijftig reviseerde en verbeterde Dmitri Sjostakovitsj de opera en deze versie van ‘Khovansjtsjina’ beleefde op 25 november 1960 zijn première in het Kirov Theater van Leningrad, zoals St. Petersburg tussen 1924 en 1991 heette. Deze versie wordt tegenwoordig het meest opgevoerd. Sony maakte in januari 1986 in de Bulgaarse Concertzaal van Sofia de eerste en tot nu toe enige complete studio-opname van die Sjostakovitsj-versie. Deze versie is te prefereren boven de Rimsky-Korsakov, want Sjostakovitsj bleef dichter bij het klankideaal van Moessorgski. Dirigent Emil Tchakarov had in Sofia een uitstekend Bulgaars team tot zijn beschikking. De bronzen bas van Nicola Ghiuselev is ideaal voor de monnik Dosifej en bezit autoriteit. Alexandrina Milcheva zingt met de partij Marfa met slanke mezzosopraan en geeft een uitstekende karakterstudie van de Oudgelovige. Voor beiden was dit overigens de tweede keer dat zij hun rollen in de studio zongen. Stoyan Popov is een geweldige Bojaar Shaklovity, de adellijke grootgrondbezitter die zetelde in de Doema. Luister naar zijn grotgeluid in de vijfde scène van de derde akte. Overweldigend! Nicolai Ghiaurov zingt met aanzien de partij van vorst Ivan Khovanski, de bevelhebber van de gardesoldaten Streltsy. Ghiaurov vertolkte de rol ook in de Weense Staatsopera onder leiding van Claudio Abbado (zie NB) en nam in 2001 nog de rol van Dosifej op zijn repertoire. De partij van zijn zoon Andrey Khovansky is met Zdravko Gadjev lyrisch bezet en ook Kaludi Kaludov is een tamelijk lyrische vorst Vasili Golitsyn. De sopraan Maria Petrova-Popova daarentegen is een heerlijk dramatische Susanna. Tchakarov geeft met het orkest van de Nationale Opera van Sofia een uiterst sfeervolle lezing. Vanwege de enige complete Sjostakovitsj-versie in de studio, de ongedwongen uitvoering en uitstekende bezetting de eerste keuze!
Sony Classical CD 45831 (3CDs)
2.
Nikolai Rimsky-Korsakov had ongegeneerd aan ‘Khovansjtsjina’ gesleuteld en coupeerde, vulde aan, transponeerde en harmoniseerde romantisch voor de wereldpremière op 21 februari 1886 in het Mariinsky Theater van St. Petersburg. St. Petersburg heette Leningrad toen in 1946 daar de eerste studio-opname van ‘Khovansjtsjina’ werd gemaakt. Het is een fraai voorbeeld van de kracht van het Kirov Theater, zoals het Mariinsky Theater tussen 1935 en 1992 heette. Dirigent Boris Khaikin was tussen 1943 en 1954 chefdirigent van het Kirov Theater. Hij was er de leidende dirigent van het Russische repertoire en zijn ‘Khovansjtsjina’ heeft enorme uitstraling. En twee van de meest belangrijke zangers van de naoorlogse Sovjet-Unie zijn er te horen. Mark Reizen was na 1921 tot 1930 ensemblelid van het Kirov Theater. Zijn brede, welluidende en sonore bas en expressieve portrettering maken hem tot de beste Dosifej op CD. Zo moet ook Chaliapin in de rol hebben geklonken! Sofia Preobrazhenskaya werd in 1904 in Leningrad geboren en haar carrière was bijna uitsluitend gericht op haar geboortestad. Met haar vol dramatische interpretatie en de uitbundige kleuren in haar stem is zij de meest indrukwekkende Marfa. De bas-bariton Ivan Chachkov is een venijnige Shaklovity en de bas Boris Freidkov een helaas nogal eendimensionale Ivan Khovanski. De tenoren en sopranen zijn slank bezet. Prins Andrej Khovanski wordt gezongen door Ivan Nechayev – die ook in de wereldpremière van ‘De Neus’ van Sjostakovitsj zong – en prins Golitsyn door Vladimir Ulianov. De Soesanna van Nina Serval lijkt eerder de dochter van Marfa dan een oudere Oudgelovige. Maar luister naar de bassen in de finale I; dat hoor je niet op de stereo-opnamen! Een registratie waaraan je de leeftijd niet afhoort!
Naxos Historical 8.111124-26 (3CDs)
3.
De eerste uitvoering van ‘Khovansjtsjina’ in Moskou was op 12 november 1897 in het Solodovnikov Theater. In Moskou was Boris Khaikin van 1954 tot aan zijn dood in 1978 chefdirigent van het Bolshoi Theater. Met het orkest van het Bolshoi Theater nam hij vier jaar voor zijn overlijden voor de tweede keer de Rimsky-Korsakov-versie van ‘Khovansjtsjina’ in de studio op. Zijn bezetting van 1974 was goed, maar overtrof niet Khaikins supercast van 28 jaar eerder. Alexander Ognivstev heeft als Dosifej een kernachtige, korrelige bas, die in de hoogte enigszins dof wordt, maar hij geeft wel een expressieve portrettering van de monnik. De mezzosopraan Irina Arkhipova is met Preobrazhenskaya de beste Marfa op CD. Luister naar haar schismatische voorspelling in de tweede akte. Kippenvel! Viktor Nechipailo was een gerespecteerde bas aan het Bolshoi over wie het verhaal gaat dat hij niet in de Dertiende Symfonie van Sjostakovitsj durfde te zingen vanwege het inhoudelijke aspect. Zijn Shaklovity is een feilloos achterbakse Bojaar. En de bas Alexei Krivchenia is een geweldige, heftige Ivan Khovanski. Luister naar hun felle vierde scène van de vierde akte! De tenor Vladislav Piavko is een lyrische prins Andrej Khovanski en de tenor Alexei Maslennikov een lyrische Golitsyn. En de dramatische sopraan Tatiana Tugarinova is een heftige Soesanna. Een onvervalste weergave van de sfeer van ‘Khovansjtsjina’!
Melodiya Melcd1001867 (3CDs)
4.
Nog een opname uit 1974. Want in de Bulgaarse Concertzaal van Sofia waar het orkest van de Nationale Opera van Sofia in 1986 de opname van de Sjostakovitsj-versie van ‘Khovansjtsjina’ maakte (zie 1.), had hetzelfde orkest in 1974 al de Rimsky-Korsakov-versie opgenomen. Deze registratie stond onder muzikale leiding van dirigent Atanas Margaritov. En de Bulgaren lieten toen al horen dat zij het Russische repertoire in de vingers hadden. Het valt op dat acht jaren later in de Bulgaarse studio dezelfde Dosifej en Marfa stonden als in 1974. Nicola Ghiuselev is hier al een heerlijk brede, bronzen Dosifej en ook Alexandrina Milcheva openbaart zich hier reeds als een heldere en stralende Marfa, die qua uitdrukkingskracht niet onder doet voor Preobrazhenskaya en Arkhipova. De laatste akte zou zij twaalf jaren later in de studio opvallend minder extrovert zingen. De Bulgaarse bas Dimiter Petkov is een grootse, fantastisch kernachtige Ivan Khovanski en Stoyan Popov een bijtende bas-bariton Shaklovity. En ook de tenoren zijn zwaar bezet. Todor Kostov is een brede, bijna heldische Andrej Khovanski en Lyoubomir Bodourov is een lyrico-spinto Golitsyn. Margaritov, het orkest van de Nationale Opera van Sofia en het Svetsolav Obretenov koor treffen de juiste stemming. Grootse opera voor liefhebbers van grote stemmen!
Brillant Classics 94255 (3CDs)
5.
De Oekraïense dirigent Vasily Nebolsin werd in 1920 koordirigent van het Bolshoi en was vanaf 1922 orkestdirigent in het theater. Voor de productie van ‘Khovansjtsjina’ in het Bolshoi Theater in 1941 had Nebolsin een eigen versie vervaardigd en deze versie nam hij met het koor en orkest van het Bolshoi jaren later voor de plaat op. Het CD-label Dante vermeldt als opnamejaar 1949-1950, maar waarschijnlijker is 1953. Als Dosifej werd opnieuw Mark Reizen geëngageerd. Na zijn Kirov tijd was de bas tussen 1930 en 1955 ensemblelid geworden van het Bolshoi Theater. Hij was ten tijde van deze opname bijna zestig jaar en zijn Dosifej klinkt minder groots en glanzend dan in 1946. Maar luister naar zijn aria aan het begin van de vierde akte. Wat een meesterschap! Maria Maksakova kwam al in 1923 naar het Bolshoi en haar expressieve spel overwon het publiek. Haar Marfa kenmerkt zich zozeer niet door stemschoonheid of dramatische volheid, als wel door zeggingskracht. In de derde akte heeft zij wat intonatieproblemen. De bas-bariton Aleksei Ivanov is een geslepen Shaklovity. Luister naar zijn jeremiëren in zijn aria van de derde akte; heerlijk treurig, Russisch gerouwklaag! Alexei Krivchenya heeft een “ouderwets” wollige bas voor Ivan Khovanski en Grigori Bolshakov geeft prima karakter aan zijn zoon Andrej. Nikander Khanayev was ten tijde van deze opname de zestig jaar gepasseerd en had een grote carrière achter zich. En dat is te horen want de tenor klinkt enigszins glansloos als Golitsyn. Nebolsin heeft onder andere de vierde scène van de tweede akte hersteld – door Rimsky-Korsakov ingekort – en in de derde akte het openingskoor en de derde scène van Soesanna weggelaten. Desondanks een onvervalst bezielde ‘Khovansjtsjina’.
Dante LYS 504-506 (3CDs)
Bonus:
Dirigent Mark Ermler was de leerling van Boris Khaikin en koos inzake de opname van 1988 – op de rand van de val van de Sovjet-Unie – nog voor de Rimsky-Korsakov-versie van ‘Khovansjtsjina’. De opname verscheen op LP, maar nog niet op CD. Evgeny Nesterenko is passend diep en zwaar voor Dosifej, Elena Obraztsova een levensgrote, ruige en mollige Marfa en Artur Eisen een expressieve Ivan Khovanski. De tenor Vladimir Shcherbakov is een onstuimige zoon Andrej Khovanski en de tenor Evgeny Raikov een karaktervolle Golitsyn. De bariton Yuri Grigoriev is een lichtelijk vlakke Shaklovity. Ermler, het USSR orkest en met name het koor van het Bolshoi Theater geven een geboetseerde lezing. Deze ‘Khovansjtsjina’ is een ambachtelijke en waarachtige registratie, meer op klankschoonheid gericht, dan op theater.
Melodiya A10 00445 006 (4LPs)
NB:
Er bestaan nog twee officiële uitgaven van de Sjostakovitsj-versie van ‘Khovansjtsjina’. Op DG verscheen de live-uitvoering uit Wenen 1989 onder leiding van Claudio Abbado. Het finalekoor van de vijfde akte is echter van de versie die Stravinsky in 1913 maakte voor de Diaghilev-productie in het Théâtre des Champs-Élysées van Parijs. Op Philips verscheen verder nog een studio-opname van de Sjostakovitsj-versie uit 1991 onder leiding van Valeri Gergiev, maar zonder de aanvullingen voor de tweede en vijfde akten.