De Nederlandse sopraan Greta Santhagens-Manders had een korte, maar intensieve carrière, die zich uitsluitend in Nederland afspeelde. Na haar tweede echtverbintenis trok zij zich op 37-jarige leeftijd terug van het operatoneel.

 

Greta Santhagens-Manders werd als Margaretha Jacoba Manders geboren op 11 februari 1891 in Den Haag (en niet Rotterdam zoals vaak wordt beweerd). Haar vader Hendrik Karel Pieter Manders (25 april 1861 – 28 juli 1935) en haar moeder Ida Adriana Margaretha Peijters (geb. 23 februari 1860) waren Nederlands Hervormd. Zij kregen vier kinderen, drie meisjes en één jongen. Ida (J.M.A.) werd geboren op 4 maart 1886, daarna kwam Greta ter wereld, vervolgens Johanna Louise Hendrika op 8 juli 1894 en tenslotte Hendrik Karel Pieter op 12 juli 1897. De Nederlandse komiek en cabaretier Tom Manders was een directe neef van Greta, namelijk de zoon van haar broer Hendrik. Het huwelijk van haar ouders werd echter ontbonden. Nadat moeder er vandoor was gegaan, moest Greta het gezin draaiende houden met haar zus Ida.

1915
Greta Manders schonk op 13 juni 1913 in Leiden het leven aan een dochter Wilhelmina Theodora, die op 24 oktober 1916 werd erkend door Johannes Cornelis Santhagens (30 september 1891, Nijmegen). Met hem trouwde Greta op 9 november 1916 in Den Haag. Getuige bij hun huwelijk was de dirigent Henk van den Berg. Het huwelijk zou zes jaar stand houden. Op 25 april 1917 maakte Greta Santhagens-Manders op 26-jarige leeftijd haar operadebuut bij het Opera-Ensemble van de Zangacademie “Cornélie van Zanten” in de Koninklijke Schouwburg van Den Haag met de rol van Alice in ‘Falstaff’ van Verdi. Zij zong op 1 april 1919 in een liefdadigheidsconcert in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Den Haag ten bate van de Koninklijke Nationale Vereeniging tot Steun aan de Miliciens. Daar was zij onder andere te horen in het motet ‘Gallia’ van Gounod, in een bewerking voor sopraan van ‘O, Salutaris’ van Ange Flegier en in de ‘Hymne à la Nuit’ van Mario Van Overeem met piano- en orgelbegeleiding.

1920
De carrière van Greta Santhagens-Manders kwam in het seizoen 1919 / 1920 van de grond. Op 4 oktober 1919 zong zij in de eerste voorstelling van de nieuw opgerichte Residentie Opera-Vereniging van Hendrik van den Berg en Carel Butter van Hulst. Het was opnieuw de rol van Alice in ‘Falstaff’ naast Carel Butter zelf in de titelrol en Hendrik van den Berg zelf als dirigent. Ook maakte Greta Santhagens-Manders dat seizoen haar debuut bij de N.V. Nationale Opera van Willem van Korlaar jr. Daar zong zij 15 november 1919 Antoinette in ‘Le Chemineau’ van Xavier Leroux, op 22 januari 1920 Arsinoe in ‘Die toten Augen’ van Eugen d’Albert, op 8 februari 1920 Santuzza in ‘Cavalleria Rusticana’ van Leoncavallo en op 22 april 1920 Lange in ‘Le Fille de Madame Angot’ van Charles Lecocq. Verder was zij in dat seizoen te horen als in de Wagner-rollen van Brangäne in ‘Tristan und Isolde’ en Venus in ‘Tannhäuser’ en als Julietta in ‘Les Contes d’Hoffmann’ van Offenbach.

Ook in het seizoen 1920 / 1921 zong Greta Santhagens-Manders veel bij de N.V. Nationale Opera. Op 23 september 1920 zong zij opnieuw Lange, op 27 september 1920 Santuzza, op 13 januari 1921 Rosalinde in ‘Die Fledermaus’ van Johann Strauss jr., op 17 februari 1921 Elisabeth in ‘Tannhäuser’ van Wagner, op 11 april 1921 en tijdens de Rotterdamse meifeesten Louise in ‘Die Abreise’ van Eugen d’Albert en in het kader van de Rotterdamse meifeesten zong zij de Wagner-rollen van Freia in ‘Das Rheingold’ op 1 mei 1921 en Gutrune in ‘Götterdämmerung’ op 12 mei 1921. Verder was zij in dat seizoen te horen als Alaine de l’Estoile in ‘Revolutionshochzeit’ van Eugen d’Albert, de Contessa in ‘Le Nozze di Figaro’ van Mozart, de titelrol in ‘Carmen’ van Bizet en de Wagner-rollen Senta in ‘Der fliegende Holländer’ en Sieglinde in ‘Die Walküre’.

In seizoensopening van 1921 / 1922 was Greta Santhagens-Manders bij de N.V. Nationale Opera op 17 september 1921 te horen als Carmen. Een week later zong zij op 24 september de rol van Venus en op 27 november Santuzza. Op 12 januari 1922 trad bij het gezelschap op in de titelrol van ‘Louise’ van Charpentier en op 16 maart als Brangäne. Verder zong zij in dat seizoen nog de titelrol in ‘Thaïs’ van Massenet, Sieglinde en de Contessa. Zij nam in 1922 zes fragmenten voor de grammofoonplaat op onder muzikale leiding van Chris van Dinteren. De aria’s “Un bel di” uit ‘Madama Butterfly’ en “Vissi d’arte” uit ‘Tosca’, allebei van Puccini en de duetten “No, no Turiddu, rimani” uit ‘Cavalleria Rusticana’ van Mascagni met de Nederlandse tenor Jules Moes, “Doute de la Lumière” uit ‘Hamlet’ van Thomas met de Nederlandse bariton Anton Dirks en met de beide heren de trio’s “Hosanna” van Granier en de finale uit ‘Faust’ van Gounod.

De N.V. Nationale Opera werd in het seizoen 1922 / 1923 bestuurd door Karel van Bijlevelt, Jan Heijthekker en Gerhardus Koopman en Greta Santhagens-Manders zong er op 2 oktober 1922 opnieuw Carmen. Op 5 december 1922 werd haar huwelijk met Johannes Cornelis Santhagens ontbonden. Vier dagen later zong zij Santuzza en op 19 december 1922 Leonora in ‘Il Trovatore’ van Verdi naast de Nederlandse mezzosopraan Maartje Offers als Azucena. Maartje Offers zou het jaar daarop trouwen met de toekomstige echtgenoot van Greta Santhagens-Manders, Adriaan Diederik van Buuren. Na een gastoptreden van de Nationale Opera met ‘Aida’ van Verdi in de Koninklijke Schouwburg van Den Haag op maandag 22 januari 1923 schreef Louis Couperus positief over Greta Santhagens-Manders in zijn eerste ‘Intieme impressie’ in Het Vaderland op 28 januari 1923. Zij doet het als Aïda in zijn ogen beter dan de Amneris, omdat Santhagens ‘juist zeer mooi wèl poogde te zijn de Ethiopische koningsdochter niet alleen, maar die poogde te zingen.’ Naast de Fricka van Maartje Offers zong zij op 24 februari 1923 Sieglinde met de Nederlandse tenor Hendrik Appels als Siegmund. Verder zong zij bij de N.V. Nationale Opera op 7 april 1923 Kundry in ‘Parsifal’ van Wagner naast Cornelis Bronsgeest als Amfortas en was er in dat seizoen verder te horen alternerend als Venus en Elisabeth.

Greta Santhagens-Manders maakte in mei 1923 opnamen voor negen grammofoonplaten. Hierop zong zij duetten, een trio en een kwartet met de Belgische bariton Emiel van Bosch, de Belgische tenor Louis Morrisson, de Nederlandse mezzosopraan Mien Bouwmeester-Verheijdt, Jules Moes en Anton Dirks. Het orkest stond onder leiding van Chris van Dinteren.

Het seizoen 1923 / 1924 was een rumoerig seizoen. De N.V. Nationale Opera beleefde onder leiding van Gerhardus Koopman haar laatste seizoen en Greta Santhagens-Manders zong er in de seizoensopening op 13 oktober 1923 Concepcion in ‘L’Heure Espagnole’ van Ravel naast Cornelis Bronsgeest en Santuzza in een tweeluik. Bij de N.V. De Nederlandsche Opera van Chris de Vos was zij op 11 november te horen als Carmen en bij de nieuw opgerichte N.V. De Opera van Chris de Vos en Désiré Pauwels zong zij op 16 december van dat jaar Musetta in ‘La Bohème’ van Puccini. Bij dat gezelschap was zij verder in dat seizoen nog te horen als Marguérite in ‘Faust’ van Gounod op 8 januari 1924, Santuzza op 20 januari 1924, Elisabeth op 29 januari 1924 en Carmen op 3 februari 1924.

1925
Vanaf het seizoen 1924 / 1925 werden de optredens van Greta Santhagens-Manders minder frequent. Bij de N.V. De Opera zong zij op 28 september 1924 de rol van Marguérite, op 24 januari 1925 Pamina in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart en verder in dat seizoen Carmen. Bij het gezelschap Co-Opera-Tie van Albert van Raalte en Alexander Poolman was zij dat seizoen nog te horen als Santuzza op 9 maart 1925 en als Marguérite.

Het seizoen daarop 1925 / 1926 zong zij bij het gezelschap De Vos & Pauwels van Chris de Vos en Désiré Pauwels op 25 april 1926 de rol van Leonora en bij De Haghesangers de rol van Madeleine in ‘Le postillon de Lonjumeau’ van Adolphe Adam. Van het seizoen 1926 / 1927 is slechts één vertolking van Greta Santhagens-Manders bekend. Zij zong bij de Nederlandsche Opera – toen onder zakelijke leiding van Anton Heuwekemeijer – op 2 mei 1927 de rol van Carmen.

De Nederlandsche Opera werd in het seizoen 1927 / 1928 overgenomen door Désiré Pauwels en Johan Kaart sr. en hier zong Greta Santhagens-Manders op 1 oktober 1927 de rol van Marguérite. Verder zong zij dat seizoen bij de Co-Opera-Tie op 16 oktober 1927 Venus, op 26 december 1927 Elsa in ‘Lohengrin’ van Wagner, op 3 januari 1928 Sieglinde, op 14 februari 1928 Gutrune naast Jacques Urlus als Siegfried en op 26 februari 1928 Rachel in ‘La Juive’ van Halévy. Verder zong zij bij de Co-Opera-Tie dat seizoen Carmen.

Het seizoen 1928 / 1929 zou het laatste seizoen zijn, waarin Greta Santhagens-Manders nog zou zingen. Bij de Co-Opera-Tie was zij op 7 oktober 1928 te horen als Carmen en op 23 oktober 1928 als Brangäne naast Jacques Urlus als Tristan. Op 1 december 1928 trouwde zij met Adriaan Diederik van Buuren (geboren 23 oktober 1900 te Sommelsdijk). Diens huwelijk met de mezzosopraan Maartje Offers (ingezegend op 18 juli 1923) was op 26 juni 1928 ontbonden. Van Buuren zou assistent-repetitor zijn geweest bij de Scala van Milaan, maar daar is geen informatie over te vinden. Op 23 oktober 1929 gaf Greta Santhagens-Manders – nu Greta van Buuren-Manders – te Den Haag geboorte aan een zoon Pieter Adriaan van Buuren. De geboorte van haar zoon was conform die tijd reden voor Greta van Buuren-Manders om te stoppen met werken en zij trok zich terug uit het muziekleven.

1930
Haar tweede zoon Jacques Paul van Buuren werd op 3 augustus 1931 geboren in Den Haag. Midden jaren dertig woonde zij in de Kanarielaan te Den Haag. Na de oorlog leefde Greta van Buuren-Manders in Drenthe, vervolgens in Engeland (Folkstone) en uiteindelijk weer in Den Haag. Adriaan van Buuren overleed op 15 februari 1975 en werd gecremeerd in Middelharnis en Greta van Buuren-Manders overleed ruim een jaar later op 23 juni 1976 op 85-jarige leeftijd in Den Haag. Zij werd ter aarde besteld op begraafplaats Bilthoven Den en Rust (graf nummer 3B vak AA-003) naast haar zus Ida. Jacques Paul van Buuren stierf in 1998 in het Engelse Gloucestershire en Pieter Adriaan van Buuren overleed op 28 maart 2008 in Den Haag.

Anders dan door sommige auteurs vermeld, heeft Greta Santhagens-Manders nooit bij Het Lyrisch Toneel van Gent gezongen. Ook optredens in Luik, Antwerpen of Brussel kunnen niet worden achterhaald.

Repertoire:

Adolphe Adam – ‘Le Postillon de Lonjumeau’ (Madeleine)
Eugen d’Albert – ‘Die Abreise’ (Louise)
Eugen d’Albert – ‘Revolutionshochzeit’ (Alaine de l’Estoile)
Eugen d’Albert – ‘Die toten Augen’ (Arsinoe)
Georges Bizet – ‘Carmen’ (titelrol)
Gustave Charpentier – ‘Louise’ (titelrol)
Charles Gounod – ‘Faust’ (Marguérite)
Jacques Fromental Halévy – ‘La Juive’ (Rachel)
Charles Lecocq – ‘Le Fille de Madame Angot’ (Lange)
Ruggiero Leoncavallo – ‘Cavalleria Rusticana’ (Santuzza)
Xavier Leroux – ‘Le Chemineau’ (Antoinette)
Jules Massenet – ‘Thaïs’ (titelrol)
W.A. Mozart – ‘Le Nozze di Figaro’ (Contessa)
W.A. Mozart – ‘Die Zauberflöte’ (Pamina)
Jacques Offenbach – ‘Les Contes d’Hoffmann’ (Julietta)
Giacomo Puccini – ‘La Bohème’ (Musetta)
Maurice Ravel – ‘L’Heure Espagnole’ (Concepcion)
Johann Strauss jr. – ‘Die Fledermaus’ (Rosalinde)
Giuseppe Verdi – ‘Aida’ (titelrol)
Giuseppe Verdi – ‘Falstaff’ (Alice)
Giuseppe Verdi – ‘Il Trovatore’ (Leonora)
Richard Wagner – ‘Der fliegende Holländer’ (Senta)
Richard Wagner – ‘Lohengrin’ (Elsa)
Richard Wagner – ‘Parsifal’ (Kundry)
Richard Wagner – ‘Das Rheingold’ (Freia)
Richard Wagner – ‘Die Walküre’ (Sieglinde)
Richard Wagner – ‘Götterdämmerung’ (Gutrune)
Richard Wagner – ‘Tannhäuser’ (Venus / Elisabeth)
Richard Wagner – ‘Tristan und Isolde’ (Brangäne)

Discografie:

1922, orkest o.l.v. Chris van Dinteren

1. Mascagni – Cavalleria Rusticana: No, no Turiddu, rimani (met Jules Moes)
Vox H.10040
2. Gounod – Faust: Trio Finale (met Anton Dirks & Jules Moes)
Vox H.10041
3. Thomas – Hamlet: Doute de la Lumière (met Anton Dirks)
Vox H.10047
4. Puccini – Butterfly – Un bel di
Vox H.10047
5. Puccini – Tosca: Vissi d’arte
Vox H.10048
6. Granier – Hosanna (met Anton Dirks & Jules Moes)
Vox H.10088
7. Wagner – Tannhäuser: Dich teure Halle
Vox
8. Haydn – Die Jahreszeiten: Zu dir, O Herr blickt alles auf (met Jules Moes, Anton Dirks)
Vox

Amsterdam, 5 mei 1923, orkest olv Chris van Dinteren

9. Thomas – Mignon: Duet Mignon / Lontario 1e akte (met Emiel van Bosch)
Homocord 51022
10. Massenet – Thaïs: Duet Thaïs / Athanael (met Emiel van Bosch)
Homocord 51023
11. Verdi – Aida: Duet Aida / Amonasro act 3 (met Emiel van Bosch)
Homocord 51024
12. Verdi – Rigoletto: Duet Gilda / Rigoletto (met Emiel van Bosch)
Homocord 51025
13. Verdi – Il Trovatore: Duet Luna / Leonora (met Emiel van Bosch)
Homocord 51026
14. Leoncavallo – Pagliacci: Duet Tonio / Nedda (met Emiel van Bosch)
Homocord 51030
15. Verdi – Rigoletto: Kwartet (met Louis Morrisson, Mien Bouwmeester-Verheijdt & Emiel van Bosch)
Homocord 51032
16. Puccini – Tosca: Io t’ho germito (met Louis Morrisson )
Homocord 51038
17. Verdi – Il Trovatore: Miserere (met Louis Morrisson)
Homocord

Bronnen:

1. Piet Wackie Eysten – Voor Ik Het Vergeet! (Amsterdam: Jongbloed Juridische Boekhandel, 2012)
2. Annalen van de Operagezelschappen in Nederland [eindred. Piet Hein Honig] (Amsterdam: Theater Instituut Nederland, 1996)
3. Guy Verriest – Het Lyrisch Toneel te Gent (Gent: Kultureel Jaarboek voor de Provincie Oost-Vlaanderen, 1966)
4. Louis Couperus – Intieme impressies I (In: Ongebundeld werk. Volledige Werken Louis Couperus, deel 49, blz. 576)

Met dank aan:

Jolijn van Buuren-Ooiman, schoondochter van Greta van Buuren-Manders
Mario van Leeuwen Boomkamp-Goekoop, kleindochter van Greta van Buuren-Manders