27-12-2015

De sopraan Elizabeth Billington werd op 27 december 1765 in de Litchfield Street van Soho in Londen geboren.

Elizabeth Billington was de dochter van de Duitse hoboïst Carl Weichsell van het King’s Theatre en de Engelse zangeres Frederika Weirman. Frederika Weirman was leerlinge van Johann Christian Bach en zong met succes in Vauxhall tussen 1765 en 1775.

Elizabeth Weichsell gaf op 14-jarige leeftijd al haar eerste zangoptreden tijdens een concert in Oxford. Op 13 oktober 1783 trouwde zij op 17-jarige leeftijd met de contrabassist van het Drury Lane orkest James Billington. Na hun huwelijk vertrok het echtpaar naar Dublin, waar Elizabeth in dat jaar nog haar operadebuut maakte in de rol van Polly in ‘The Beggar’s Opera’. In Dublin zong zij een jaar later de rol van Euridice in ‘Orfeo ed Euridice’ van Gluck en was zij de jaren daarna steeds opnieuw te gast. In 1786 maakte zij haar debuut in Covent Garden van Londen in ‘Love in a Village’ van Arne en trad zij in Londen in Engelse Ballad Operas op, onder andere als Clara in ‘The Duenna’ van Thomas Linley, in de titelrol van ‘Rosina’ van William Shield en als Polly in ‘The Beggar’s Opera’.

In 1792 werd door James Ridgway het boek ‘Memoirs of Mrs. Billington from her Birth’ uitgebracht met boosaardige details over Elizabeth Billington, waarop zij antwoordde met het boek ‘Answer to the Memoirs of Mrs. Billington’.

Vanwege haar grote successen nam Elizabeth Billington grotere partijen op haar repertoire en kreeg zij hoge honoraria. Vervolgens ondernam zij reizen naar Parijs, Duitsland en Italië. In mei 1794 maakte zij haar debuut in het Teatro San Carlo van Napels in de voor haar gecomponeerde opera ‘Ines de Castro’ van Bianchi. Kort daarop overleed haar echtgenoot. In Napels bleef zij optreden in opera’s van Paisiello, Paër en Himmel. In 1796 verliet zij Napels en gasteerde in Florence, Livorno, Trieste, Venetië, Rome en Milaan. In het seizoen 1796/1797 zong zij in het Teatro alla Scala van Milaan in de titelrol van de opera ‘Aldemira’ – een opera van diverse componisten – en als Ecaride in ‘La Congiura’ van Tarchi. In het seizoen 1798/1799 trad zij in de Scala op in de titelrol van ‘Il Trionfo di Clelia’ en als Semira in de wereldpremière van ‘Gli Sciti’, beide opera’s van Nasolini. In Teatro Comunale Bologna was zij in 1796 te bewonderen in de titelrol van de opera ‘Merope’ van Sebastiano Nasolini en opnieuw als Ines de Castro van Bianchi en in 1797 in de titelrol van de opera ‘Alzira’ van Zingarelli en Nasolini en als Cleopatra in ‘La Morte di Cleopatra’ van Nasolini.

Elizabeth Billigten kwam in 1801 terug naar Engeland. In 1802 werd zij in het King’s Theatre van Londen gevierd in de opera ‘Merope’ van Nasolini. In januari 1803 begon zij een nieuw engagement bij Covent Garden, dat zich over vier seizoen uitstrekte. In 1805 trad zij in ‘La Clemenza di Scipione’ van J. Chr. Bach op en in 1806 als Vitellia in de Engelse première van ‘La Clemenza di Tito’ van Mozart. Daarna beëindigde zij haar operacarrière en zong tenslotte tot 1811 nog slechts in concerten.

In 1817 keerde Elizabeth Billigten terug naar Italië en overleed op 25 augustus 1818 in een villa in Venetië (volgens geruchten na mishandeling door haar tweede echtgenoot).