***** Het Utrechtse gezelschap Camerata Trajectina onder leiding van Louis Peter Grijp werd opgericht in 1974, gaf reeds honderden concerten in binnen- en buitenland en bracht inmiddels zo’n dertig CDs uit. Hun nieuwe CD ‘Dowland in Holland; Nederlandse liederen op Engelse wijzen in de Gouden Eeuw’ werd opgenomen tussen 8 en 11 juni 2015 in de Oude Dorpskerk van Bunnik en presenteert opmerkelijke voorbeelden van de Engelse invloed in het Nederland van de 17e eeuw. De CD opent met acht liederen op teksten van Jan Janszoon Starter (1593-1626) uit ‘Friesche Lusthof’ (1621). Starter had een Engelse achtergrond en had een goede neus voor populaire hits. Hij schreef Nederlandse teksten bij Engelse melodieën, die hij vervolgens met succes in de Nederlandse Republiek introduceerde. De remonstrantse dominee Dirck Rafaelszoon Campuysen (1586-1627) coverde populaire liederen en airs van John Dowland (1562/3-1626) in het Nederlands. Op de melancholische muziek van Dowland speelt Camerata Trajectina vier van de vijf liederen die uit diens ‘Stichtelycke Rymen’. Voor een intermezzo zorgt de blokfluitvariatie van de Utrechtse stadsbeiaardier Jacob van Eyck (1590-1657) op de pavane “Lachrymae” van Dowland uit de bundel ‘Der Fluyten Lust-hof’, met bezieling vertolkt door Saskia Coolen. Vervolgens het polyfone “Reysig geselschap” op tekst van de Utrechtse dominee Jodocus van Lodenstein (1620-1677) en een melodie van Dowland, daarna het treurdicht “Ach bitterheyt!” op tekst van de Zeelandse dichter Adriaen Valerius (1575-1625) en Dowlands “Come again” en verder nog “Noodtzakelijcke Wacht” op tekst van Campuysen en muziek van de Engelse componist Peter Philips (1560/1-1628). Een ander intermezzo wordt gevormd door twee “Fantasieën” voor trio viola da gamba van de Engelse hofcomponist Thomas Lupo (1571-1627). In het CD-boekje een aardig verhaaltje over de wonderlijke wijze waarop deze trio’s in Nederland terecht kwamen. Camerata Trajectina vervolgt met drie ‘Boertigheden’, liederen over de vleselijke lusten, eveneens van Starter. Met hoorbaar plezier zingen sopraan Hieke Meppelink, countertenor Sytse Buwalda, tenor Nico van der Meel en bas-bariton Marcel Moester dat toch iedereen van “Bommelalire” wil gaan. De CD sluit af met een spotlied over Starter op tekst van de remonstrantse dominee Christophus van Langerack (?-1660). Een verzorgde en leerzame uitgave met uniek materiaal en een uitstekend gedocumenteerd CD-boekje is. Enigszins misleidend is echter wel de titel, aangezien slechts zeven liederen van Dowland in de Nederlandse liedcultuur doordrongen.
Globe GLO 5260 (1CD)
***** ‘Under Milk Wood’ is een verhaal van de Welshe schrijver Dylan Thomas. Het verhaal schetst het kneuterige leven van zo’n tachtig inwoners in het Welshe vissersdorpje Llareggub gedurende een etmaal. Dylan Thomas zelf las op 14 mei 1953 in New York de rollen van de First Voice en Reverend Eli Jenkins in de eerste uitvoering van het werk en de opname van deze lezing is op CD verkrijgbaar. Het is een geestige uitvoering en het publiek lag meer dan eens dubbel van het lachen. Een filmversie uit 1972 met Richard Burton, Peter O’Toole en Elisabeth Taylor schetst niet zozeer de humor als wel de kleinburgerlijke sfeer van ‘Under Milk Wood’. Op 3 april 2014 ging in de Taliesin Arts Centre van de Welshe plaats Swansea een operabewerking van ‘Under Milk Wood’ in première. De componist John Metcalf (1946) was zelf geboren in Swansea en ‘Under Milk Wood’ was inmiddels zijn zevende opera. Een studio-opname van de opera werd gemaakt op 9 en 10 april 2014 in de St German Church in Cardiff tijdens de tournee in de week na de première. Voor het libretto gebruikte Metcalf de tekst van Thomas, maar hij korte het verhaal in; sommige scènes zijn verschoven of weggelaten. De zo’n tachtig rollen zijn gereduceerd en uiteindelijk zingen negen zangers meerdere partijen. De rollen van de twee vertellers werden door diverse zangers uit het ensemble vertolkt. De opera laat zich aanhoren als een hoorspel en de tekst is te allen tijde verstaanbaar. Metcalf heeft de humor in de tekst voor zichzelf laten spreken en niet zozeer herschapen met zijn muziek. De opera combineert de kneuterige sfeer van de filmversie met de geestige lezing van Dylan Thomas in New York. Het is een doorlopend werk en de tekst wordt gezongen op een quasi geïmproviseerde wijze. De dertien scènes bewegen zich ophoog door twaalf toonsoorten, die de 24 uren van het verhaal weerspiegelen, beginnend en eindigend in C. Kenmerkend voor Metcalf is de muziek van ‘Under Milk Wood’ tonaal en ritmisch complex met veel gebruik van polyritmen. Het instrumentale ensemble bestaat uit vijf spelers; viool, altviool, orgel, piano, synthesizer, harpm fluiten en percussie. Uitstekend de bas-bariton Michael Douglas Jones als Captain Cat en Karina Lucas als onder anderen Rosie Probert. ‘Under Milk Wood’ is een uiterst geschikte opera voor een operastudio of Talentontwikkeling. Het CD-boekje bevat geen libretto, maar de tekst van Dylan Thomas is op het internet vrij beschikbaar.
Tŷ Cerdd TCR013 (2CDs)
***** Ryan Wigglesworth (Yorkshire, 1979) is een dirigent en componist en op het moment Composer in Residence bij de English National Opera, waarvoor hij een avondvullend opera componeert. Een uitgebreid portret van zijn compositorische vaardigheden biedt de CD ‘Echo and Narcissus’ met twee vocale en drie instrumentale werken. De CD opent met de liederencyclus ‘Augenlieder’ voor zang en orkest. De cyclus werd gecomponeerd voor de sopraan Claire Booth, die in 2009 de wereldpremière in Barbican in Londen zong onder leiding van Wigglesworth zelf. Samen maakten zij met het orkest Hallé op 27 en 28 juli 2014 en/of 30 mei 2015 – het CD-boekje is hierover niet duidelijk – een opname van het werk. De cyclus van vier liederen duurt ruim een kwartier. Gedichten van Browning, Schiele, Rimbaud en Berryman voorzien in de activiteit van het “kijken” als de kern van het werk. Luister naar het Duitstalige “Visionen” op tekst van Egon Schiele met de prachtige, gedempte violen. En naar het Franstalige, afwisselende “Voyelles” op tekst van Arthur Rimbaud. Wigglesworth laat de zangstem zingen en de begeleiding is verrassend en spannend. Het titelwerk van de CD ‘Echo and Narcissus’ was een opdracht van Aldeburgh Music – in 1947 mede-opgericht door Benjamin Britten – en werd op 26 februari 2015 in de All Saints Church in Londen opgenomen. Het werk begint dringend en hard met het Chorus, raakt daarna in een lyrische sfeer en wisselt verteller, dialoog en overpeinzingen af. De mezzosopraan Pamela Helen Stephen zingt de rol van het Chorus uiterst effectief. Zij verlaat gaandeweg haar neutraliteit en heeft een diep emotionele betrokkenheid bij de plechtigheden van vooral Echo. Britten komt hier even om de hoek kijken. De tenor Mark Padmore zingt de partij van Narcissus en maakt de momenten van zelfreflectie en zelfmedelijden geloofwaardig. Het dameskoor van RSVP Voices voegt zich samen als de eenzame Echo en is vooral offstage te horen. Wigglesworth zorgt zelf aan de piano voor een extra laag commentaar. ‘Echo and Narcissus’ is een eerlijk en krachtig werk en bezit spanning en schoonheid. Verder op de CD de orkestwerken ‘A First Book of Inventions’ en ‘Locke’s Theatre’. En het Vioolconcert dat Wigglesworth componeerde voor Gordan Nikolic en het Nederlands Kamerorkest, die het werk voor het eerst opvoerden in februari 2012 in Amsterdam. Een lyrisch, afwisselend en onderhoudend werk, uitstekend gespeeld door de Hongaarse violist Barnabás Keleman. In het CD boekje zijn helaas foutjes geslopen in de tekst van ‘Echo and Narcissus’. Dit is hedendaagse muziek die gehoord moet worden en met spanning wordt uitgekeken naar zijn eerste opera voor ENO.
NMC D213 (1CD)
**** Georg Friedrich Händel (1685-1759) voltooide de opera ‘Partenope’ slechts twaalf dagen voor de première op 24 februari 1730 in het King’s Theatre van Londen. ‘Partenope’ beleefde na die première nog een herneming in december 1730 en in januari en februari 1737 werd de opera in een minder sterke revisie opnieuw gespeeld. Studio-opnamen van ‘Partenope’ verschenen op Harmonia Mundi in 1979 door La Petite Bande onder leiding van Sigiswald Kuijken en op Chandos in 2005 door de Early Opera Company onder leiding van Christian Curnyn. Erato maakte nu tussen 16 en 28 februari 2015 in de Italiaanse plaats Lonigo een nieuwe studio-opname van het werk. ‘Partenope’ is een bijzondere opera in het oeuvre van Händel. Het werk bezit de structuur en vorm van de opera seria, maar is humoristisch en muzikaal lichtvoetig. Het verhaal bezit romantische verwikkelingen en verwarringen over geslacht. Uitgangspunt is het relaas van koningin Partenope en haar drie rivaliserende geliefden, dat met het verhaal van de wraakzuchtige Rosmira kruist. Partenope wil beslist haar geliefde Arsace terug hebben, die zich inmiddels in de greep van Partenope bevindt. Opvallend in deze opera zijn de voor Händel relatief korte aria’s. Opmerkelijk verder in de tweede akte de gevechtsscène die onderbroken wordt door orkestrale passages, recitatieven en koren en in de derde akte het komische kwartet. De Canadese sopraan Karina Gauvin zingt de titelrol op deze nieuwe opname en men moet zeggen, zij heeft wel eens beter geklonken. Gauvin heeft een mooie stem, maar in de melisma’s van Partenope de neiging te vocaliseren – steeds andere klinkers te kiezen – (“L’Amor e dil destin”), klinkt in de hoogte geknepen (“Voglio amare insin ch’io moro”), is vaak onverstaanbaar en zingt veelal geen lijnen door teveel onverwachte dynamiek (“Qual farfalletta”). De competitie met Krisztina Laki bij Kuijken kan zij helaas niet aan. De zelf-ingenomen Arsace is met de populaire countertenor Philippe Jaroussky bezet. Zijn stem is prachtig egaal en opmerkelijk solide in de lage partij. Maar zijn lichte timbre voor Arsace is een kwestie van smaak en Andreas Scholl klonk virieler op de Decca DVD (2004, Denemarken). De Italiaanse mezzo/alt Teresa Iervolino heeft de volle klank voor Eurimene en de zoete manier voor Rosmira. Luister naar haar flamboyante finale I, een genot! De rol van Armindo wordt hier niet gezongen door een countertenor – zoals bij Kuijken, Curnyn en Mortensen – maar door een sopraan. Dit komt omdat voor de partij gekozen is voor de revisie van 1737. Armindo’s aria’s “Voglio dire al mio tesoro” en “Non chiedo o luci vaghe” worden hier uitgevoerd in de hoge transpositie, die Händel maakte voor de sopraancastraat Conti. Verder is Armindo’s aria “Bramo restar” uit 1737 toegevoegd. De Hongaarse sopraan Emöke Baráth is prachtig licht en lyrisch als de verlegen prins. De Engelse tenor John Mark Ainsley is energiek als de strijdbare Emilio en de Italiaan Luca Tittoto heeft een aangename bas voor de kapitein Ormonte. Riccardo Minasi en zijn ensemble Il Pomo d’Oro spelen frisser dan Curnyn en zijn Early Opera Company. Zij zijn exact en expressief als een extra solist. Minasi speelt net als Kuijken en Curnyn over het algemeen de versie zoals de opera in 1730 zou moeten hebben geklonken met de genoemde uitzonderingen. Als appendix geeft deze opname de finale van de revisie uit 1737 met de aria van Arsace “Seguaci di Cupido”, die Händel componeerde voor Senesino. Deze toevoeging en de gereviseerde versie van Armindo’s partij – inclusief de aria “Bramo restar” – bepalen het verdienste van deze nieuwe opname van ‘Partenope’. Het prachtige boekwerk bij de cassette bevat een beknopt, maar to-the-point essay en het volledige libretto in vier talen.
Erato 0825646090075 (3CDs)
*** De Duitse pianist Michael Gees speelde eerder op zijn CDs ‘Beyond Schumann’ en ‘ImproviSatie’ voor Challenge Classics al composities, waarin hij improviseerde tijdens het spelen van bestaande werken. En ook op de opname ‘Winterreise’ met de tenor Christophe Prégardien devieerde Rees van de noten van de componist. Op zijn nieuwe CD ‘Schumann|Brahms|Britten Liederkreis’ die hij tussen 23 en 26 februari 2015 opnam in de Kammermusikstudio van de SWR te Stuttgart maakt Gees met de Duitse sopraan Anna Lucia Richter gebruik van de open vensters die zij tijdens het spelen ervaren. De twaalf liederen van de cyclus ‘Liederkreis’ op. 39 van Robert Schumann worden hier afgewisseld met volksliedachtige liederen van Britten en Brahms en improvisaties van het duo. De zes eigen improvisaties van het duo zijn – net als ‘Liederkreis’ zelf – op teksten van Joseph Freiherr von Eichendorff. De gedachte achter dit alles is dat de cyclus van Schumann ruimte laat voor associaties en andere ideeën. Maar werkt zo’n concept? Liederen worden tekstueel tegenover elkaar geplaatst om een klankbord te vinden of voort te borduren op het voorafgaande en dit resulteert in 77 minuten van 27 afwisselende momenten zonder muzikale eenheid. De luisteraar wordt heen en weer geslingerd in harmonische tweeslachtigheden. Anna Lucia Richter zingt hierin evenwel prachtig. Zij heeft een mooie, lyrische sopraan, die in het middenregister doet denken aan Felicity Lott. Zij zingt met charme, uitdrukking en liefde en eerbied voor de composities. Mogelijk is een CD met slechts “Extempore” nog interessanter. Het CD-boekje bevat een zweverig, quasi-filosofisch essay van de uitvoerenden zelf.
Challenge Classics CC72687 (1CD)
*** Martin Bussey (Londen, 1958) is een veelzijdige componist met een gevarieerde catalogus inclusief liederen, koorwerk, orgelmuziek en instrumentale werken. Zijn liederencycli zijn vaak getoonzet op gedichten van bekende schrijvers, zoals Emily Bronte (‘A Chainless Soul’), Thomas Hardy (‘Poems of 1912/13’) en A.E. Housman (‘Blue Remembered Hills’). Bariton Marcus Farnsworth zingt op zijn debuutalbum ‘Trough a Glass’ 19 liederen van Bussey. Hij nam de liederen tussen 17 en 21 september 2014 in Londen en Oxford op in het bijzijn van de componist en het is voor het eerst dat de liederen op CD verschijnen. De CD opent met cyclus ‘Blue Remembered Hills’ (1998) op vijf teksten uit ‘A Shropshire Lad’ van Housman. De titel van de cyclus komt uit het derde lied “Into my heart”, een prachtig, onbegeleid lied waarin de eenzame natuur melancholisch tot uiting wordt gebracht. De cyclus kenmerkt zich door afwisselende liederen, een lyrisch gebruik van de stem en passend gevarieerde begeleiding (door de jonge pianist James Baillieu), nu eens dynamisch, dan weer spaarzaam. De titel van de CD is afgeleid van de tweede cyclus op het album ‘Through a Glass, Darkly’ (2005). De cyclus bevat zeven liederen en werd in 2005 door Bussey speciaal voor Farnsworth gecomponeerd. De teksten van onder anderen Yeats, Blake, Byron en Auden dragen bij aan een concept van overpeinzingen over het verschil tussen dromen en werkelijkheid en het besef dat het hier en nu de enige zekerheid is. Het ensemble van strijktrio met hobo, fagot en trompet wordt gedirigeerd door Thomas Kemp en elk instrument heeft in ieder lied een rol. Luister hoe de stem en altviool zich fraai verweven in “Never seek to tell thy love” en naar de prachtig mediterende cello in “Dreams”. De ‘Two Hardy Songs’ (2010) leunen tegen Butterworth, maar vinden hun eigen weg. Daarna ‘The Windhover’ (2005) voor bariton en viool, een niet zeer fantasierijk lied. De bariton van Marcus Farnsworth verliest hier in de hoogte en het forte aan resonansen. De slotcyclus ‘Garden Songs’ (2006) is een anthologie van vier overdenkende en karaktervolle liederen over tuinen en tuinieren. Zij zijn harmonisch en emotioneel echter niet erg uitdagend, ook als is het besluitende lied “Mr Hancock’s Letter” erg geestig.
Resonus RES10137 (1CD)