© Clärchen & Matthias Baus
Amsterdam, 9 september 2015
DNO jubileert met karakterloze ‘Der Rosenkavalier’
MUZIKAAL
1. Is DNO trouw aan de muziek of zijn er veranderingen?
– De Nationale Opera (DNO) brengt voor de jubileumvoorstelling opnieuw een nieuwe enscenering van de opera ‘Der Rosenkavalier‘ van Richard Strauss (1864-1949). Er zijn veel onnodige coupures die de opera absoluut niet veel korter maken. ***
2. Zijn de zangers rollendekkend?
– De solisten zijn oorbaar maar niet uitzonderlijk. Paula Murrihy is té vrouwelijk in haar acteren en fraseringen als de jongeman Octavian en kan de indruk die Karin Strobos vier jaren geleden bij DNO maakte niet uitwissen. Camilla Nylund is een lyrische Marschallin, maar niet aristocratisch, niet deftig, niet nostalgisch, niet melancholisch en Hanna-Elisabeth Müller biedt als lyrische Sophie met haar qua klank geen groot contrast. Peter Rose is niet Weens als Ochs, maar zeer verstaanbaar in zijn Sprechgesang. Yosep Kang slaat als de Italiaanse zanger in zijn aria vijf keer over. Irmgard Vilsmaier is een heerlijke Marianne Leitmetzerin in Brünnhilde-formaat en Martin Gantner laat horen dat Faninal een heldenbariton is. ***
3. Is de dirigent betrokken bij het podium?
– Dirigent Marc Albrecht is een metronoom voor de zangers “und weiter nichts“. **
4. Vormen de (koor- en) orkestleden onderling en samen een eenheid?
– Van het Nederlands Philharmonisch Orkest valt geen Weense ‘Der Rosenkavalier’ te verwachten. De tempi zijn snel en prozaïsch – het is met 190 minuten waarschijnlijk één van de snelste uitvoeringen van ‘Der Rosenkavalier’ – en de walsen ontwikkelen zich vaak tot draaiorgelmuziek. Meer dan eens is het orkest ongelijk. **
DRAMATURGISCH
5. Komt de enscenering overeen met het libretto?
– DNO legt de jubileumproductie in handen van de onbekende, jonge regisseur Jan Philipp Gloger. Gloger is geen komisch talent. Zijn ‘Der Rosenkavalier’ is gemeend, oprecht en serieus, maar biedt nauwelijks momenten om te lachen. De enscenering – de eerste akte gesitueerd in het landhuis van de Werdenbergs, de tweede akte in een partytent en de derde in een motel – toont weinig bezieling, maar het libretto schikt zich ernaar. ***
6. Wordt er een verhaal verteld?
– Echter, Gloger is een goed verteller en hij maakt het verhaal van ‘Der Rosenkavalier’ duidelijk. Zo was het een verhelderende vondst om Leopold – de buitenechtelijke zoon van Ochs – dezelfde kleding als zijn vader te laten dragen. ***
7. Hoe is de integratie regie – muziek?
– De Marschallin en Ochs in ondergoed, fast food, overdreven nichterige kappers, er zijn veel vulgaire en alledaagse momenten in de enscenering waar de muziek absoluut niet om vraagt. En Mohammed is – politiek correct – een blanke man… **
8. Hoe is de esthetiek en functionaliteit van de vormgeving?
– Deze ‘Der Rosenkavalier’ bezit niet veel charme, maar charme, elan en elegantie zijn kenmerken, die men tegenwoordig ook niet meer dient te verwachten in operaproducties. Maar is ‘Der Rosenkavalier’ met zijn charmante muziek dan wel de beste opera om te kiezen als men geen charmante enscenering wenst? Overigens is de enscenering vanuit grote delen van de zaal niet altijd volledig te zien. **
ALGEMEEN
9. Is de productie artistiek innovatief?
– De enscenering is degelijk, maar karakterloos. **
10. Is de productie onderscheidend of spraakmakend?
– Als jubileumproductie had DNO beter nogmaals ‘Der Rosenkavalier‘ van het duo Decker/Fassbaender terug kunnen halen. **
11. Is er Nederlandse betrokkenheid bij de productie (zangers, regisseur, ontwerpers, dirigent)?
– Er is een bijdrage van Nederlands talent. Mark Omvlee en Morschi Franz zijn de Haushofmeisters van respectievelijk de Marschallin en Faninal. En koorleden van DNO zingen de lakeien, kelners, adelijke wezen, de huisknecht, de kleedster en de dierenhandelaar. ****
12. Hoe is het bezoekersaantal in verhouding tot de zaalcapaciteit?
– De zaal was voor slechts 75% bezet en dat is beschamend voor de tweede voorstelling van een jubileumproductie. **