***** De Italiaanse bariton Mattia Battistini werd op 27 februari 1856 in Rome geboren. Tijdens de eerste drie jaren van zijn carrière rond 1880 toerde hij in Italië en tussen mei 1881 en juli 1882 gaf hij optredens in Zuid Amerika. Terug in Europa maakte hij op 8 mei 1883 zijn debuut in het Royal Opera House van Londen in ‘I Puritani’ en op 12 februari 1888 in La Scala van Milaan in ‘La Favorita’. Battistini zong op 11 maart 1893 voor het eerst in St Petersburg in de titelrol van ‘Hamlet’ van Thomas en Rusland zou daarna zijn artistieke thuis zijn tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog. De politieke situatie én de weigering van Battistini om in Amerika te zingen – het Italiaanse repertoire in de Metropolitan Opera was daar vergeven aan andere baritons – betekende dat de carrière van Battistini na 1914 beperkt bleef tot Europa. Battistini zou volgens de biograaf Jacques Chuilon in het schitterende boek ‘Mattia Battistini; Le Dernier Divo’ uit 1996 (Editions Romillat, Paris) 92 rollen hebben gezongen. Zijn discografie is zeer uitgebreid en bestaat uit acht opnamesessies. Zijn eerste opnamen ontstonden in 1902 in Waschau en de overige sessies waren tussen 1906 en 1924 in Milaan (uitgezonderd twee plaatopnamen in Zürich en één in Berlijn). De opnamen van Battistini waren in het LP-tijdperk al eens uitgebracht op zeven platen door EMI en zij zijn nu op het label Marston verschenen in de box ‘The Complete Recordings‘ met zes CDs. De reeds bekende fragmenten worden aangevuld met zeven voorheen ongepubliceerde opnamen. Het is een genoegen de “Koning der Baritons” in die 22 opnamejaren van zijn lange carrière te kunnen horen. De Warschau-opnamen van CD1 zijn nog met piano en in de sessies daarna wordt Battistini begeleid door orkest. Verder is CD1 interessant vanwege de zes fragmenten uit ‘Ernani’ die Battistini in 1906 opnam. De bariton was hier inmiddels 50 jaar! Op CD2 twee fragmenten uit ‘Werther’ van Massenet, waaronder de aria “Pourquoi me reveiller”. Massenet paste de tenorpartij van Werther aan voor de stem van Battistini. Ook Saint-Saëns herschreef een partij voor Battistini, de titelrol in ‘Henry VIII’, maar hiervan maakte Battisitini geen opnamen. Op CD3 en CD4 drie fragmenten uit ‘Quo Vadis?’ van Jean Nouguès, inclusief de aria “Amici, l’ora attesa è questa”, die de componist twee jaar na de première speciaal voor Battistini componeerde. En op CD6 is de bariton tijdens zijn laatste opnamesessie op zijn 64ste verjaardag te horen, vier-en-half jaren voor zijn overlijden op 7 november 1928. Battistini verbeelde de nadagen van de eind 19e eeuw belcanto voordat het verismo zijn intrede deed. Opvallende symptomen zijn zijn fil di voce, legato, portamento, rubato en de versieringen. Marston heeft – zoals altijd met veel liefde – een uniek document samengesteld. De prachtig verzorgde uitgave bevat uitgebreide documentatie over de zanger, over de fragmenten en het boekwerk toont vele bijzondere foto’s van Battistini. De ruimte op de laatste CD wordt opgevuld met het indrukwekkende heldengeluid op tien opnamen van de bariton Giuseppe Bellantoni.
Marston Records 56002-2 (6CDs)
***** Het label Erato viert op 25 augustus 2015 de 75ste verjaardag van José van Dam met de uitgave van een CD-box in de serie ‘Autograph’. De tien CDs tonen José van Dam in zijn indrukwekkende repertoire. CD 1 heet ‘Devils’ en laat Van Dam eerst horen als een sarcastische Méphistophélès in ‘La Damnation de Faust’ van Berlioz, de partij waarmee hij zijn debuut maakte in de Scala in 1995. Daarna een meer menselijke Méphistophélès in ‘Faust’ van Gounod, de opera waarin Van Dam voor het eerst in de L’Opéra van Parijs zong als Wagner. Tenslotte zijn glansrollen van de vier schurken in ‘Les Contes d’Hoffmann’ van Offenbach. CD2 zou men in plaats van ‘Fathers’ beter “vaderfiguren” kunnen noemen met fragmenten uit ‘Iphigénie en Aulide’ van Gluck, ‘Lakmé’ van Delibes, ‘Manon’ van Massenet, ‘Louis’ van Charpentier en ‘Les Dialogues des Carmélites van Poulenc. Tevens bevat de CD zeven fragmenten van Van Dam in de meer theatrale, Franse versie van ‘Don Carlos’ van Verdi als Philippe, de rol die hij in de Munt Schouwburg van Brussel zong in 1981, nadat hij er twintig jaren niet had opgetreden. CD 3 – de derde in het Frans – presenteert de ‘Don Quichottes’. Uiteraard zijn onovertroffen uitvoering van de titelrol van ‘Don Quichotte’ van Massenet, maar ook interessant de ‘Quatre chansons de Don Quichotte’ van Ibert en ‘Don Quichotte à Dulcinée’ van Ravel, beide in zowel de versie voor piano als voor orkest. CD 4, 5 en 6 bieden José van Dam in opnamen gedurende ‘Two Centuries of Opera’. Allereerst als Isménor in ‘Dardanus’ van Rameau, de rol die hij in 2008 in L’Opèra zong. Vervolgens Don Alfonso in ‘Così fan tutte’, waarmee hij in 1967 zijn debuut bij de Deutsche Oper Berlin maakte. Daarna Van Dam in Wagner, in de titelrol in ‘Der fliegende Holländer’. Tot de andere hoogtepunten op deze CDs behoort uiteraard de aria van Escamillo uit ‘Carmen’, waarmee Van Dam voor het eerst zong in de Verenigde Staten in 1967 in Sante Fé, zijn debuut maakte op 17 januari 1972 in de Scala van Milaan en op 21 november 1975 voor het eerst optrad in de Metropolitan Opera van New York. Ook interessant zijn de fragmenten uit ‘Salome’ van Richard Strauss in het Duits én in het Frans van zijn rol als Jochanaan, waarmee hij in het seizoen 1977/1978 bij de Salzburger Festspiele optrad. En zijn glansrol als Golaud in ‘Pelléas et Mélisande’ is uiteraard ook ruim vertegenwoordigd. De CDs 7, 8 en 9 laten de veelzijdigheid van Van Dam nog horen in ‘Mélodies, Lieder en Oratorio’ en tenslotte biedt CD 10 een fascinerend ‘Interview’ met José Van Dam van 22 febuari 2014, waarin de bas-bariton vertelt over zijn partijen aan de hand van korte fragmenten. Uiteraard ontbreken sommige belangrijke rollen van José van Dam, waaronder de titelrol in ‘Saint François d’Assise’ van Messiaen, die hij op 28 november 1983 zong tijdens de wereldpremière in de L’Opéra van Parijs. De opera komt in het interview nog even ter sprake en Van Dam nam de rol twee weken na de wereldpremière in de studio op voor het label Assai Classics. Ook zijn glansrollen als Figaro, Boris Godoenov en Hans Sachs zijn niet geïncludeerd, maar men moet keuzes maken. De CD-box is een waardevol eerbetoon aan José van Dam. Het laat zich luisteren als de nalatenschap en getuigenis van de enorme carrière van één van de belangrijkste bas-baritons van de tweede helft van de twintigste eeuw.
Erato 0825646190492 (10CDs)
***** Stuart Burrows werd in 1933 geboren in de Welshe plaats Cilfynydd in dezelfde straat als Sir Geraint Evans. In 1959 won Burrows de Blue Ribbon Singing Competition in Caernarfon en de rest is geschiedenis. Burrows werd al snel één van de belangrijkste lyrische tenoren van zijn generatie. Op het hoogtepunt van zijn carrière in de jaren zeventig en tachtig had de tenor gedurende acht jaren zijn eigen televisieshow ‘Stuart Burrows Sings’. Hierin zong hij naast aria’s ook Victoriaanse ballades in het Engels en Welsh en droeg hij zo bij aan de populariteit van deze ballades. En dat is precies wat Burrows deed toen hij in 1986 26 ballades van de Victoriaanse componist Brinley Richards opnam in de studio. Het was Richards, die Welshe liedjes had voorzien van eenvoudige, maar effectieve pianobegeleiding en deze verzameling werd vanaf 1873 in bundels uitgebracht. De opnamen van Burrows zijn nu voor de eerste keer verschenen bij het label Tŷ Cerdd op de CD ‘Songs of Wales’. Stuart Burrows is te horen op het hoogtepunt van zijn kunnen en pianist John Samuel speelt ongekunsteld en doeltreffend de begeleidingen. Men kan slechts achterover hangen en genieten van deze liederen die hier hun artistieke interpretaties verdienen van een groot zanger.
Tŷ Cerdd TCR012 (1CD)
**** Fenny Hensel (1805-1847) wordt vaak enkel in vrouwenstudies en -programma’s behandeld en dat is niet altijd even gunstig voor haar muziek geweest. Want haar werken kunnen zich meten met die van haar mannelijke tijdgenoten. En nu hebben twee mannen de CD ‘Goethe-Lieder’ opgenomen met liederen die Fenny Hensel–Mendelssohn Bartholdy – de zus van Felix – voor mannenstem schreef op teksten van Goethe. De Duitse bariton Tobias Berndt en de Duitse pianist Alexander Fleischer werden nieuwsgierig naar haar oeuvre nadat zij enkele liederen van haar hadden gespeeld tijdens recitals en namen 28 van haar 250 liederen tussen 31 januari en 5 februari 2011 op in de Kammermusiksaal van het Beethoven-Haus-Bonn. Zestien van de 28 liederen op de CD zijn van voor 1828, dus jeugdliederen van Fenny Hensel. Luister naar “Wenn ich mir in stiller Seele’, waarvan Goethe in 1827 de tekst opdroeg aan Fenny Hensel. Een jaar later zette de 22-jarige componiste de tekst op muziek. Het is één van de 13 liederen op de CD die korter dan twee minuten duren. Typerend voor haar liederen zijn ook de melisma’s, zoals in “Gegenwart”, waardoor zij een aria-achtig aard krijgen. De liederen zijn veelal stofisch van karakter en borduren – net als bij haar broer – soms voort op Schubert. Het lenen van Schubert was waarschijnlijk meer onderbewust dan opzettelijk. In de latere liederen als “Dämmrung senkte sich von oben” en “Wanderers Nachtlied (II)” krijgt Fenny Hensel een meer eigen harmonische identiteit. Haar liederen onderzoeken vaak de grenzen van de stem en de lyrische bariton van Tobias Berndt is ideaal voor hun veeleisende karakter. Alexander Fleischer begeleidt virtuoos de pianopassages, die de buitengewone pianiste Fenny Hensel voor de liederen vervaardigde. Het CD-boekje bevat een interview met de uitvoerenden en hun biografieën plus de volledige teksten zonder vertaling, maar helaas geen essay over het leven en werk van Fenny Hensel.
Querstand VKJK 1509 (1CD)
**** Deems Taylor werd op 22 december 1885 als Joseph Deems Taylor in New York geboren en wilde in eerste instantie architect worden. Maar hij besloot ondanks zijn geringe muzikale opleiding te gaan componeren en schreef een reeks werken voor orkest en liederen. Zo componeerde hij voor de Metropolitan Opera zelfs de opera’s ‘The King’s Henchman’ en ‘Peter Ibbetson’ – een opname van de laatstgenoemde is uitgebracht op het label Naxos – en het aantal opvoeringen voor beide opera’s in de Met is groter dan dat van welke opera van welke Amerikaanse componist dan ook. Deems Taylor was enorm populair in zijn tijd, vooral ook vanwege zijn commentaren als muziekcriticus voor de radio. Hij was de eerste componist die op de voorpagina van Time Magazine stond in 1931. Maar zijn werk als commentator en criticus overschaduwde zijn werk als componist. De pianist George Small begeleidde enkele jaren geleden al Emily Drennan en Bruce Warren in CD-opnamen van liederen van Taylor voor het label Cook & Taylor en nu heeft Small voor het label Centaur de CD ‘A Lovely Light’ met 24 liederen van Taylor opgenomen met de sopraan Elizabeth Tryon. De eerste tien liederen op de CD zijn op tekst van Edna St. Vincent Millay, die ook het libretto voor ‘The King’s Henchman’ schreef. Deze liederen werden in 2014 door de kleinzoon van Deems Taylor op een zolder teruggevonden en nu voor het eerst op CD gezet. De muziek was door Taylor bedoeld als onderdeel van een productie over het leven van Millay en sommige liederen bevatten gesproken teksten uit brieven van Millay. De overige liederen op de CD openbaren Taylor voornamelijk als bewerker van volksliederen. De conservatieve stijl van zijn muziek maken de liederen populair bij een groot publiek, maar de afwezigheid van een eigen karakter en opvatting is wellicht de reden dat zijn composities zijn veronachtzaamd. Elizabeth Tryon zingt ze hier met een lichte musicalstem, waardoor de tekst verstaanbaar is. De begeleiding van George Small is het met name toe doen om de expressie en minder om de klankschoonheid. Het zou interessant zijn om eens een klassieke benadering van de liederen van Deems Taylor voor te stellen.
Centaur CRC 3424 (1CD)
** De Tsjechische mezzosopraan Dagmar Pecková werd geboren in 1961 en zong dramatische mezzopartijen in diverse belangrijke operahuizen. Zij maakte vanaf de jaren negentig al opnamen voor Supraphon en stond tussen 2 en 10 september 2014 in de studio in Bratislava voor de CD ‘Sinful Women’. De CD bevat een interessant programma met als bijzonderheden de aria’s “O mes soeurs” uit het oratorium ‘Marie-Magdaleine’ van Massenet – waarin Méryen haar vorige leven verwerpt – en “Ah! Je baiserai ta bouche, Iokanaan” uit ‘Salomé’ van Antoine Mariotte. De helft van de acht vocale werken zijn in het Frans en dit is niet bepaald de sterkste taal van Pecková. Haar uitspraak is onverstaanbaar; de consonanten zijn onduidelijk en vaak gebruikt zij zelfs de verkeerde klinkers. Daardoor is “Mon coeur s’ouvre a ta voix” van Dalila niet verleidelijk en “Ne me refuse pas” van Herodiade niet teder of flemerig. De aria van Iocasta “Nonn’ erubescite, reges” uit ‘Oedipus Rex’ van Stravinsky heeft te lijden onder een wankele intonatie en “Del fiero duol che il cor mi frange” uit ‘Medea’ van Cherubini doet een aanslag op haar hoogte dat zich uit in een wijd vibrato. “Ich sah’ das Kind” van Kundry uit ‘Parsifal’ is in alle sereniteit nog goed getroffen, maar “Ich habe keine Gute Nächte” van Klytämnestra uit ‘Elektra’ mist dramatiek. Het Slovak Philharmonic Orchestra onder leiding van dirigent Aleksandar Marković doet een extra stevige duit in het zakje met de ‘Bacchanale’ uit ‘Samson et Dalila’ en de ‘Dans van de Zeven Sluiers’ uit ‘Salome’, maar daarmee is deze CD niet echt te redden.
Supraphon SU 4181-2 (1CD)