***** Er bestaat een klein aantal live-opnamen van de opera ‘Les Martyrs’ van Gaetano Donizetti (1797-1848), maar een studio-opname was er nog niet. Het prestigieuze CD-label Opera Rara heeft nu in haar streven naar een grote verzameling opnamen van opera’s van Donizetti ‘Les Martyrs’ in de studio vastgelegd. Hiervoor construeerde Flora Willson van King’s College in Cambridge een nieuwe editie. Zij herstelde de originele Franse tekst en plaatste diverse muziek terug – die vóór de wereldpremière was geschrapt – om uiteindelijk een versie van ‘Les Martyrs’ te krijgen, die dicht Donizetti’s origineel stond. De componist was naar Parijs vertrokken toen de censuur van Napels de opvoering van zijn opera ‘Poliuto’ in 1838 verhinderde. Eugène Scribe herschreef in Parijs het libretto van ‘Poliuto’ in het Frans en de opera werd gereviseerd naar de behoeften van de Grand Opéra tot ‘Les Martyrs’. De drie akten van ‘Poliuto’ werden omgevormd en aangevuld tot vier akten, de ouverture werd uitgebreid, een ballet werd toegevoegd, recitatieven werden bewerkt, de tenorpartij van Felice werd omgevormd voor de basrol Félix, de aria’s van Poliuto – nu Polyeucte – werden herschreven voor de stertenor Gustave Duprez en er kwam een nieuwe finale. In deze versie beleefde ‘Les Martyrs’ haar wereldpremière in de L’Opéra op 10 april 1840. De nieuwe opname van Opera Rara is in muzikale handen van Mark Elder, die met het Orchestra of the Age of Enlightenment fraaie Grand Opéra biedt. Elder ondersteunt de zangers steeds uitstekend en hij weet voortdurende het drama te stuwen. Luister hoe hij in de finale de spanning weet op te bouwen! Voor de veeleisende partij van Polyeucte was de tenor Bryn Hymel voorzien, maar hij werd vervangen door de Amerikaanse tenor Michael Spyres. Spyres heeft een aantrekkelijk geluid, een prima uitspraak en een goede uitdrukkingskracht. Luister naar zijn aria “Oui, j’irai dans leurs temples!” in de derde akte inclusief indrukwekkende hoge E! De Canadese sopraan Joyce El-Khoury brengt voor Pauline een omfloerst timbre en wollig Frans mee, maar geeft volledige inzet. De Welshman David Kempster zingt Sévère met een sterke Verdi-bariton en de Britse bas Brindley Sherratt biedt een goede karakterstudie van Félix, de vader van Pauline. Het CD-boekje bevat het complete libretto met Engelse vertaling plus in blauw de teruggebrachte muziek, een synopsis en een essay’s van Flora Willson en Jonathan Keates. En ook al is ‘Les Martyrs’ niet de beste opera die Donizetti componeerde, dit is een interessante en belangrijke uitgave voor diens discografie.
Opera Rara ORC52 (3 CDs)
***** De Canadese bariton Étienne Dupuis heeft een typisch Noord-Amerikaanse stem. Nu eens doet hij denken aan Thomas Hampson, dan weer aan Nathan Gunn. En als je je met deze zangers laat vergelijken dan kun je jezelf met recht een belofte noemen. Dupuis zong inmiddels onder andere Figaro in ‘Il Barbiere di Siviglia’ en de titelrol in ‘Jevgeni Onjegin’ bij de Deutsche Oper Berlin en zal dit jaar zijn debuut maken in Glyndebourne en volgende seizoen in De Munt Opera van Brussel. En Dupuis heeft in september 2014 zijn eerste CD ‘Love Blows as the Wind Blows’ opgenomen voor het label ATMA Classique. Daarvoor koos hij repertoire voor zang en strijkkwartet en wordt daarin begeleid door het Canadese Quatuor Claudel-Canimex. De CD opent met de gelijknamige cyclus van de veel te jong overleden George Butterworth. De componist maakte drie verschillende begeleidingen – strijkkwartet, piano en ensemble – voor deze cyclus en de versie voor strijkkwartet laat de liederen in hun meest intieme sfeer horen. Dupuis zingt de vier liederen lyrisch (“In the year that’s come and gone”), mysterieus (“Life in her creaking shoes”), treurig en ontroerend (“Fill a glass with golden wine”) en teder en vol verlangen (“On the way to Kew”). Hij is overigens boeiender dan Jonathan Lemalu en Christopher Maltman in hun opnamen. Van Samuel Barber zingt Dupuis vervolgens ‘Dover Beach’. Het beheerste begin, de liedachtige middengedeelte en de betrekkende emoties vertolkt hij prachtig en het Quatuor Claudel-Canimex verklinkt schitterend de stromende zee en de golvende gevoelens. Van de Britse componist Geoffrey Bush daarna de cyclus ‘Farewell, Earth’s Bliss’, een gewaagde keuze van liederen die niet vaak worden uitgevoerd. Fijngevoelig en ontroerend zingt Dupuis de zes liederen over de vergankelijke natuur en pracht van het leven van middag tot zonsondergang. Luister naar het bijzondere “Fair pledges of a fruitful tree”! Tussendoor het niemendalletje – maar o zo mooi uitgevoerde – “Danny Boy” van Barber in een bewerking voor begeleiding door strijkkwartet. De CD besluit met nog een opmerkelijke keuze: een liederencyclus van de nog levende Canadese componist Réjean Coallier. De vier liederen zijn op teksten van de op 23-jarige leeftijd overleden Canadese dichter Sylvain Garneau. De schoonheid, verfijndheid en nostalgie van de verklanking van Coallier worden door Dupuis uitstekend aangevoeld en maken de cyclus tot het hoogtepunt van de CD. Als intermezzo spelen de vier dames van het Quatuor Claudel-Canimex nog het ‘Adagio for Strings’ van Barber in de oorspronkelijke versie. Een uitstekend debuutalbum voor Étienne Dupuis!
ATMA Classique ACD2 2701 (1CD)
**** Onder de ontelbare opnamen van de veelzijdige Zweedse tenor Nicolai Gedda voor het label EMI bevinden zich zes opnamen van integrale operettes van Franz Lehár en vier opnamen van complete operettes van Johan Strauss II. Zeven van deze tien operettes nam hij zelfs twee maal compleet op! Warner Classics heeft uit deze opnamen een keuze gemaakt voor een operettebox met tien CDs. ‘Strauss II-Lehár; Nicolai Gedda; My Favourite Operetta Heroes’ bevat vijf opnamen van integrale operettes. De titelrol in ‘Der Zigeunerbaron’ van Johan Strauss jr. nam Gedda in mono en in stereo op. In deze box de stereo-opname uit 1969 met het Orchester der Bayerischen Staatsoper München onder leiding van Franz Allers, waarin naast Gedda verder Grace Bumbry als een opwindende Saffi in perfect Duits, Kurt Böhme als de varkensboer Zsupán in heerlijk Weens dialect en Hermann Prey als Homonay in het Werberlied. De titelrol van ‘Der Graf von Luxemburg’ van Franz Lehár nam Gedda in 1968 op met het Symphonie-Orchester Graunke onder leiding van Willy Mattes. Gedda heeft noblesse als de arme René, Lucia Popp is prachtig als de zangeres Angèle en opnieuw Kurt Böhme, hier als de rijke prins Basil in “Ich bin verliebt”. ‘Paganini’ van Lehár nam Gedda in 1977 op met het Bayerisches Symphonie-Orchester onder leiding van Willi Boskovsky. Naast Gedda als een charismatische violist is Anneliese Rothenberger een stralende Anna Elisa. De titelrol van ‘Zarewitsch’ van Lehár nam Gedda in 1968 op met opnieuw het Symphonie-Orchester Graunke onder leiding van Willy Mattes. Gedda is hier een verheven Alexei en Rita Streich is de meest prachtige Sonja op CD. ‘Das Land des Lächelns’ van Lehár nam Gedda in mono en in stereo op met opnieuw het Symphonie-Orchester Graunke onder leiding van Willy Mattes. Hier de stereo-opname uit 1967 met naast Gedda als een exotische prins, opnieuw Anneliese Rothenberger als een schitterende Lisa. Luister naar Gedda in “Dein ist mein ganzes Herz’ in de tweede akte met een volle hoge Des! Het is een verrukkelijke box met repertoire, dat helaas nog maar weinig wordt gespeeld. Van Nicolai Gedda had men trouwens eenvoudig genoeg twee stereo-boxen kunnen uitgeven: één met de zes operettes van Franz Lehár (inclusief de opnamen van ‘Die lustige Witwe’ en ‘Giuditta’) en één met vier operettes van Johan Strauss jr. (inclusief de opnamen van ‘Ein Nacht in Venedig’, ‘Wiener Blut’ en ‘Die Fledermaus’). Er blijft dus nog een verlanglijstje over…
Warner Classics 825646127030 (10CDs)
**** De wereldpremière van ‘Castor et Pollux’ van Jean-Philippe Rameau (1683 – 1764) was in 1737 en de componist maakte van de opera een dramatisch verbeterde revisie in 1754. De revisie van 1754 is uitgebreid vertegenwoordigd op CD. Zo maakte dirigent Charles Farncombe in 1982 voor Erato al een studio-opname, werd in 1997 een live-uitvoering van dirigent Jean-Christoph Frisch door Auvidis op CD uitgebracht en nam in 2003 Kevin Mallon voor Naxos de revisie in de studio op. Op Harmonia Mundi is nu ook de versie van 1754 uitgebracht in een live-opname. Het is een radio-opname van een uitvoering in Montpellier in juli 2014. Een nieuwe editie van uitgever Bärenreiter werd gebruikt, die Sylvie Bouissou had geconstrueerd aan de hand van een onlangs ontdekt manuscript. dat verwant is aan de autograaf die Rameau voltooide in de laatste maanden van 1753. De zangers hebben een uitstekend tekstbegrip en voelen het idioom van Rameau goed aan. De Franse sopraan Emmanuelle De Negri is een schitterende Télaïre. Luister naar haar oprechte en aangrijpende “Tristes apprêts” in de tweede akte. De Franse sopraan Sabine Devieilhe – bekend van haar fantastische soloalbum met werken van Rameau – levert een heerlijke bijdrage als Cléone in de eerste akte, Une Ombre heureuse in de derde akte en Une Suivante d’Hébé in de vierde akte. De Franse mezzosopraan Clémentine Margaine is een felle Phébé. De mannen daarentegen maken minder indruk. De Franse bariton Florian Sempey is een groot talent voor de toekomst, maar denkt bij zijn Pollux teveel aan Figaro. En de Canadese tenor Colin Ainsworth lijkt niet gedisponeerd als Castor. Hij klinkt gespannen, geknepen en gevoileerd. Luister naar zijn stugge “Quel bonheur règne dans mon âme” in de eerste akte, dat Rameau speciaal schreef voor de versie van 1754. De Duitse bariton Christian Immler heeft een goed sonoor geluid voor Jupiter. Het ensemble Pygmalion speelt doorschijnend, nauwkeurig en luchtig onder leiding van de jonge dirigent Raphaël Pichon. Zij laten het galante en charmante van Rameau’s muziek klinken en Pichon neemt passende tempi. De opname is vocaal stijlvoller dan op de opname van Erato, de uitvoering introverter dan de uitbundige en gejaagde lezing van Jean-Christoph Frisch en de zangers beter dan die Kevin Mallon tot zijn beschikking had. Kortom, van de opname van de versie uit 1754 de te prefereren uitgave tot nu toe.
Harmonia Mundi 902212.13 (2CDs)
*** De bariton Gabriel Bacquier werd op 17 mei 1924 in de Franse plaats Béziers geboren en werd vorig jaar 90 jaar. Hij nam afscheid van het operatoneel in juni 1994 in de titelrol van ‘Don Pasquale’ bij de Opéra-Comique en veel van zijn vertolkingen zijn op geluidsopnamen bewaard. Bacquier was een acteur met zijn stem en weerstond het om als typische Franse bariton weggezet te worden. Hij voegde veel Italiaanse rollen aan zijn repertoire toe zoals te horen is op de nieuwe CD die het label Malibran uitbracht in de serie ‘La Troupe de l’Opéra de Paris’ met opnamen van liveconcerten en radio-optredens. En toch zijn het de Franse fragmenten waarin Bacquier de meeste indruk maakt. Zijn Agamemnon uit ‘Iphigénie en Aulide’ is onweerstaanbaar en een andere hoogtepunt is zijn verleidelijke klank in de serenade uit ‘La Damnation de Faust’. Maar ook Athanaël uit ‘Thaïs’, de opera die hij integraal opnam voor RCA, de titelrol in ‘Guillaume Tell’ van Rossini, de opera die hij voor EMI opnam en Golaud in ‘Pelléas et Mélisande’ van Debussy, de opera die hij voor Eurodisc opnam, tonen Bacquier op zijn sterkst. Zijn acteertalenten en charisma laat hij horen als de booswichten Scarpia in ‘Tosca’ – naast Régine Crespin in de titelrol – en Iago in ‘Otello’ van Verdi. De aria van Germont in ‘La Traviata’ – waarmee hij in 1958 zijn debuut in Palais Garnier maakte – ontbeert legato en Posa in ‘Don Carlos’ wordt bijna verismo. Rariteiten op de CD zijn “J’ai perdu mon Euridice” en de monoloog uit de tweede akte van ‘Boris Godoenov’. Bacquier klinkt stijf in Mozart: de champagnearia van Don Giovanni – de rol waarmee Bacquier zijn debuut in Aix-en-Provence maakte in 1960 – en de aria van Almaviva uit ‘Le Nozze di Figaro’, waarmee hij in Glyndebourne in 1962 zijn entree maakte. Zijn komische kant komt naar voren in de aria van Bartolo uit ‘Il Barbiere di Siviglia’ tijdens het afscheidsconcert van Régine Crespin in het Théâtre des Champs-Elysées. De opnamen op de CD betonen dat Bacquier het moest hebben van zijn charismatische stem en acteertalenten en niet zozeer van zijn fraseringen en de lange lijnen. Zoals altijd vermeldt Malibran helaas noch de plaats en datum van opname, noch de dirigent en orkest bij de fragmenten.
Malibran CDRG 211 (1CD)
*** ‘Salzburger Liederabende 1956-2010’ brengt op twee CDs 56 liederen van Richard Strauss (1864-1949) bijeen die 18 zangers en zangeressen tijdens hun recitals bij de Salzburger Festspiele ten gehore brachten. De dubbel-CD laat horen hoe moeilijk eigenlijk de liederen van Richard Strauss zijn. Christa Ludwig zingt een perfecte “Du meines Herzens Krönelein”, maar geeft teveel in “Cäcilie” waardoor zij uiteindelijk een semitoon te hoog zingt. Leontyne Price geeft een opwindende vertolking van “Schlechtes Wetter” in tegenstelling tot Elisabeth Schwarzkopf in hetzelfde lied. Edita Gruberova zingt de mooiste “Amor” aller tijden en Francisco Ariaza maakt een prachtig geconcentreerde boog van “Traum durch die Dämmerung”. En Hermann Prey en Heinz Zednik bieden interessante programma’s. Jessye Norman zingt “bangen hasst” in plaats van “bangen heißt” in “Cäcilie”. Erik Werba is de indrukwekkende pianist bij maar liefst zes zangers. En luister naar Zedniks vaste begeleider Konrad Leitner in het twee minuten durende naspel van “O Schröpferschwarm, O Händlerkreis”. Het Salzburger publiek toont zich niet van zijn meest erudiete kant door te applaudisseren door het naspel van “Hat gesagt – bleibt’s nicht dabei” door pianist Gerald Moore tijdens het recital van Elisabeth Schwarzkopf en te klappen na elk lied dat Heinz Zednik zingt uit de cyclus ‘Krämerspiegel’. De dubbel-CD is interessant, maar laat toch wensen onvervuld. Het CD-boekje bevat een interessant essay van Gottfired Kraus en alle liedteksten.
Orfeo d’Or C 894 142 1 (2CDs)
*** De opname van de uitvoering van ‘Fidelio’ van Ludwig van Beethoven (1770-1827) in de Wiener Staatsoper op 25 mei 1962 is de eerste registratie van de mezzosopraan Christa Ludwig in de rol van Leonore. Christa Ludwig geeft in haar autobiografie toe dat Fidelio haar “Zorgenkind” was. Het is een echte sopraanpartij, die haar veel te hoog lag en zij was altijd één brok zenuwen tot het moment dat de aria “Abscheulicher” voorbij was. En op deze opname – die overigens eerder op DG verscheen – is dat duidelijk te horen vooral aan de top van haar stem. Ludwig zingt pas na die aria zuiver en haar talent voor intensiteit en expressie komen dan pas tot hun recht. De bekoring van deze opname is echter Gundula Janowitz als Marzelline. Het is de enige opname van Janowitz als Marzelline naast nog een aantal opnamen van haar als Leonore uit de jaren zeventig. Haar nog jeugdige, ontspannen en gefocuste klank zijn ideaal voor Marzelline. In de heldentenor van Jon Vickers is het gekwelde personage van Florestan uitdrukkelijk en Walter Berry boeit als Don Pizarro met een sinister en hoogmoedig temperament. Eberhard Waechter is een nobele Don Fernando met een aantrekkelijke klank. Walter Kreppel was in de jaren zestig de vaste bas van de Wiener Staatoper en een favoriete Rocco en Waldemar Kmentt is een prima Jaquino. Herbert von Karajan is herkenbaar aan zijn romige geluid, oor voor detail en rustige tempi. Met name de houtblazers van de Wiener Philharmoniker vallen op door hun stralende spel. Maar de slordigheden in de ouverture en het koor “O welche Lust” – met een foute inzet van de eerste tenor solo op “Wir wollen mit Vertrauen” – passen niet bij het perfectionisme van Von Karajan. En hij doet Wilhelm Furtwängler als vertolker van ‘Fidelio’ zeker niet vergeten.
Myto 00334 (2CDs)
** ‘Oh! Quand je dors’ is het debuutalbum van de Russische sopraan Ekaterina Gavrilova, ensemblelid van de Staatsopera van Voronezh. Zij nam deze CD in februari en maart 2014 op in de Concert Hall van de Voronezh Musical College in Rusland. Dit recital bevat 17 liederen van negen componisten, waaronder bekende liederen van Liszt, Richard Strauss, Schumann, Fauré en Schubert. Ekaterina Gavrilova heeft een lyrische coloratuursopraan en echt een mooie stem, maar het debuutalbum laat nogal wat te wensen over. In elk lied zingt zij wel verkeerde klinkers, consonanten en zelfs woorden en kiest zij zelf de lengte van de noten. Haar frasering is dubieus en soms vraag je je af of zij wel precies weet wat zij zingt. De prachtige stem van Gavrilova is wellicht meer geschikt voor opera of een liedprogramma in Voronezh, maar niet voor een liederenrecital op CD. De pianiste Yuliya Lytkina zou men daarentegen wel vaker willen horen. Wat een prachtig spel! Onverwacht interessante keuze is overigens het lied “Iris” van de Amerikaanse componist Daniel Wolf.
Centaur CRC 3391 (1CD)