© English National Opera
Amsterdam, 9 mei 2015

DNO herneemt zich met feestelijke ‘Benvenuto Cellini’

MUZIKAAL
1. Is men trouw aan de muziek of zijn er veranderingen?
– De Nationale Opera (DNO) brengt in een co-productie met de English National Opera en het Teatro dell’Opera van Rome een enscenering van de eerste opera van Hector Berlioz (1803-1869): ‘Benvenuto Cellini’. De Parijse versie van 1838 wordt integraal zonder coupures gespeeld. *****
2. Zijn de zangers rollendekkend?
– De solisten John Osborn als Cellini, Marieangela Sicilia als Teresa, Laurent Naouri als Fieramosca, Michèle Losier als Ascanio passen allen prima bij hun rol. Helaas is er echter geen woord Frans bij, behalve door Laurent Naouri. ***
3. Is de dirigent betrokken bij het podium?
– De Engelsen hebben een indrukwekkend goed gevoel voor Franse muziek. De Britse dirigent Sir Mark Elder tovert mooie kleuren uit de partituur en boetseert vaak prachtige lijnen uit de soms gesegmenteerde muziek van Berlioz. En ook al zijn zijn tempi af en toe aan de trage kant, Elder is een verademing op de bok van Het Muziektheater, want hij zingt ieder woord mee en geeft de inzetten uitstekend aan. ****
4. Vormen de (koor- en) orkestleden onderling en samen een eenheid?
– Elder ontlokt prachtige instrumentale prestaties aan het Rotterdams Philharmonisch Orkest en hij houdt het Koor van DNO door zijn aanwijzingen uitstekend bij elkaar. ****

DRAMATURGISCH
5. Komt de enscenering overeen met het libretto?
– Regisseur van deze productie is cineast Terry Gilliam, bekend van films als ‘Brazil’, ‘The Imaginarium of Doctor Parnassus’, ‘Fear and Loathing in Las Vegas’, ‘The Adventures of Baron Munchausen’ en Monty Python’s ‘The Meaning of Life’ en ‘Monty Python and the Holy Grail’. Hij volgt samen met Leah Hausman het libretto gehoorzaam, maar plooibaar. ****
6. Wordt er een verhaal verteld?
– Terry Gilliam is een grootmeester in het vertellen van een verhaal. De scènes worden helder overgebracht en in de koorscènes is elk koorlid een personage. Welke regisseur kan en durft dat nog?! *****
7. Hoe is de integratie regie – muziek?
– Gilliam brengt de opera met een knipoog, die ook is terug te vinden in de muziek van Berlioz. De enscenering staat geen ogenblik stil en Gilliam heeft geen rust in zijn kont, helaas ook niet altijd wanneer de muziek van Berlioz daar wel om vraagt. ****
8. Hoe is de esthetiek en functionaliteit van de vormgeving?
– Het decor van Gilliam en Aaron Marsden en de kostuums van Katrina Lindsay zijn buitensporig en dolkomisch. Sommige decorstukken staan op wieltjes of hangen aan touwen en worden tussentijds kluchtig heen en weer bewogen. De opkomst van de Teresa doet denken aan Rosina in ‘Il Barbiere di Siviglia’ en de hilarische opkomst van de Paus aan Turandot. Het is allemaal “over the top”, maar volmaakt beheerst. *****

ALGEMEEN
9. Is de productie artistiek innovatief?
– Dit is opera zoals opera moet zijn, één groot feest. En wie wist nog dat DNO de beschikking had over een toneeldoek?! Een novum! ****
10. Is de productie onderscheidend of spraakmakend?
– De productie is een genot, er is confetti aan het begin én einde. En de slotscène is onbetaalbaar! *****
11. Is er Nederlandse betrokkenheid bij de productie (zangers, regisseur, ontwerpers, dirigent)?
– De Nederlandse tenor Marcel Beekman trekt alle aandacht naar zich toe als Le Cabaretier aan het begin van het tweede tableau van de eerste akte. En hij zingt in het duet met Cellini de kleine stem van John Osborn omver! Dat gezeur van DNO (lees: Klaus Bertich) dat Nederlandse zangers te kleine stemmen hebben voor Het Muziektheater moet nu maar eens afgelopen zijn… *
12. Hoe is het bezoekersaantal in verhouding tot de zaalcapaciteit?
– De zaal zat bijna vol, maar dat zegt niets meer nu DNO tegenwoordig op de dag van de voorstelling kaarten voor de helft van de prijs aanbiedt en medewerkers entreebewijzen kunnen kopen voor 10 euro. ****