© Annemie Augustijns
Antwerpen, 2 mei 2015

Blauw tegen geel in ‘La Juive’ van Opera Vlaanderen

Het gevaar van actualisering van opera’s schuilt in de vraag of de toeschouwer daarbij nog wel de diepe wonden van de personages en hun handelingen kan voelen. Vaak is het publiek slechts bezig om de vertaling van die diepe wonden door de regisseur te begrijpen. Zo laat ook ‘La Juive’ bij de Opera Vlaanderen meer vragen dan voelen.

De Opera Vlaanderen heeft de regisseur Peter Konwitschny (Frankfurt, 1945) aangetrokken voor een nieuwe productie van de opera ‘La Juive’ (1835) van Fromental Halévy (1799-1862). Konwitschny kent men in Nederland nog van zijn onbegrijpelijke ‘Daphne’ en pornografische ‘Salome’ en met ‘La Juive’ ensceneert hij voor het eerst een Grand Opéra.

Konwitschny is in staat een verhaal over te brengen, zodat de toeschouwer de verhandeling uit het gebeuren kan aflezen. Zo weet hij in ‘La Juive’ de thema’s als ideologie, religie en menselijkheid helder te vertalen. In een decor van ijzeren stellingen en glas-in-lood rosette van de synagoge generaliseert hij de strijd van het christelijk geloof tegen het jodendom door de ene partij blauwe handen en de andere gele te geven. En symbolisch sluiten de Joodse – Éléazars dochter – Rachel en de christelijke prinses Eudoxie vriendschap door de kleuren van elkaars handen te wassen.

De ensceneringen van Konwitschny kunnen door zijn trefzekere personenregie verrassende momenten opleveren en hij kan meer dan wie ook spanningen tussen personages laten ontvouwen. Zo laat hij Rachel als een sterke vrouw ironisch – en niet zozeer gekwetst – reageren op haar minnaar Léopold (de prins en Eudoxie’s echtgenoot) in hun duet in de tweede akte. In de derde akte openbaart zij zich als zelfmoordterroriste nadat zij aan het einde van de tweede akte wraak zweert als zij ontdekt dat Léopold haar heeft bedrogen. En Konwitschny richt zich meer dan eens direct tot het publiek door een koorwerk en aria’s in het auditorium te laten zingen en op sommige momenten vol licht op het publiek te laten schijnen.

Maar het actualiseren en generaliseren van ‘La Juive’ heeft ook z’n keerzijde. Vaak is men slechts bezig om de vertaling van de regisseur te begrijpen – waarom wordt Rachel in bruidsjurk terechtgesteld? – in plaats van de diepe wonden van de personages en hun handelingen te voelen. En uiteindelijk is de opoffering van de Joodse vader Éléazar slechts koud en kil en niet hartverscheurend.

Konwitschny laat in het programmaboekje weten dat zijn eigen ervaring van het christendom voldoende is om te interpreteren wat er bij de Joden gebeurt. Maar zijn ervaring blijkt niet genoeg. Zo laat hij de Joden met gevouwen handen bidden, zet tijdens de Pesach-dienst drie-armige kandelaars neer en vergeet hij de keppeltjes.

De Litouwse sopraan Asmik Grigorian is fantastisch in de titelrol van La Juive. Zelden hoort men zo’n vocaal indrukwekkende en emotioneel betrokken Rachel. De Italiaans-Duitse tenor Roberto Saccà had een “Ansage” als Éléazar, maar hiervan was niets te merken. Hij is soms zoekende en kelig in het borstregister, maar zijn hoogte is expressief en fraai resonerend. De Amerikaanse sopraan Nicole Chevalier is een prachtig heldere Eudoxie, de Russische bas Dmitry Ulyanov een sonore, diepe, zwarte Brogni die nog meer dictie mag krijgen en de Amerikaanse tenor Randall Bills is een erg slanke Léopold. De Tsjechische dirigent Tomáš Netopril lukt het slechts ten dele het vuur aan het Symfonisch orkest van de Opera Vlaanderen te ontlokken, vuur waaraan het Koor Opera Vlaanderen geen gebrek heeft.

Konwitschny is ‘La Juive’ gaan bekijken met een theatrale blik en daar hoorde sommige muziek van Halévy niet bij. Naar believen blijkt muziek geschrapt, waaronder de ouverture, de meeste koordelen, de balletten, maar ook de serenade van Leopold en de bolero van Eudexie; meer dan een derde van de muziek van Halévy is gecoupeerd. Ook de – stomme – rol van Sigismond is weggelaten. Verder is er geschoven met muziek. Zo wordt plotseling “Dieu, que ma voix tremblante” van Éléazar uit de tweede akte als intermezzo tussen de tweede en derde akte gebruikt. Opera Vlaanderen heeft hierdoor een muzikale versie van ‘La Juive’ geproduceerd, die niet gepreserveerd hoeft te worden.