***** De Amerikanen zijn de opvolgers van de Italianen als het gaat om opera. Hun componisten zetten bekende boeken, films en personages om in onderhoudende opera’s en zijn daarbij niet bang voor amusement en sentiment. De opera ‘27’ van de Amerikaanse componist Ricky Ian Gordon beleefde haar wereldpremière op 14 juni 2014 bij het Opera Theatre of Saint Louis en onderzoekt het leven van Gertrude Stein (1874-1946) in de Rue de Fleurus 27 in het 6e arrondissement van Parijs. Gertrude Stein was – hoe je het wendt of keert – een tegenstrijdig persoon. De Joodse en lesbische schrijfster werd in eerste instantie als een door zichzelf uitgeroepen genie bewonderd en gevierd, maar vervreemde velen door haar propaganda voor het Vichy-regiem. Zij was vrienden met onder anderen de antisemitische Vichy functionaris Bernard Faÿ, vertaalde haatdragende toespraken van Philippe Pétain en was blind voor de deportatie van Joden rondom haar. Als egocentrische en extraverte figuur is Stein aldus een uitstekend personage voor een opera. ‘27’ bestudeert Steins relatie met haar levenspartner Alice, de controversies rondom Stein als Amerikaanse emigrante en haar betrekkingen met de Vichy. De CD-uitgave van de registratie van de wereldpremière openbaart ‘27’ als een kameropera in vergelijking met Gordons grote, krachtige en ontroerende opera ‘The Grapes of Wrath’ (2007). De vijfakter ‘27’ beschrijft in slechts anderhalf uur de legendarische zaterdagsoirées van Stein in Rue de Fleurus 27 met een bezetting van slechts vijf zangers. In die negentig minuten komen het verhaal en de personages tot leven en geeft de opera een goede indruk hoe Gertrude Stein was, hoe zij voelde en leefde. Gordon schreef de rol van Stein voor dramatische mezzosopraan met Stephanie Blythe in gedachten en Blythe zet de arrogante Stein schitterend neer als een “larger-than-life” autoriteit. Haar finale aria “I’ve been called many things” is aangrijpend. Elizabeth Futral zingt een breekbare Alice. Haar stralende sopraan biedt een uitstekende aanvulling op de partij van Stein en kinkt prachtig naast het zware geluid van Blythe. De overige drie zangers komen uit The Gerdine Young Artist Program en zingen ieder vier of vijf rollen. Bass-bariton Daniel Brevik, bariton Tobias Greenhalgh en tenor Theo Lebow vertolken rollen als Gertrudes broer Leo, de schilders Matisse en Picasso, de schrijvers Fitzgerald en Hemingway en de fotograaf Man Ray. Geestig ook hun terzet in travestie van de eerste akte als de schilderes Marie Laurencin, het model Fernande en Madame Matisse. Dirigent Michael Christie en de leden van de St. Louis Symphony geven een weelderige lezing van Gordons menging van stijlen. Zij ondersteunen de zwevende zanglijnen en de woorden van het snedige libretto van Royce Vavrek, die duidelijk verstaanbaar blijven in de doorschijnende en versmeltende muziek. ‘27’ is een opera die haar weg in het repertoire zonder twijfel zal gaan vinden!
Troy 1549/50 (2CDs)
**** De Amerikaanse tenor Bryan Hymel liet in 2012 over zichzelf spreken tijdens zijn optredens in de titelrol van ‘Robert Le Diable’ van Meyerbeer in de Royal Opera House te Londen. Daarna werd Hymel een veelgevraagd zanger in partijen voor Franse heldentenor. De Franse heldentenor verschilt van de Duitse heldentenor in de hogere tessitura die hij zingt. De verscheurde held zingt opklimmende frasen en opwindende hoge noten met volle open keel. Bryan Hymel nam tussen 18 en 25 augustus 2014 in de Smetana Hall van Praag zijn debuutalbum ‘Héroïque’ met aria’s voor Franse heldentenor op. Hymel was in 2013 de winnaar van de Beverly Sills Award en de Olivier Award for Outstanding Achievement in Opera. In het CD-boekje schrijft hij dat hij aria’s wilde opnemen die representatief zijn voor de rollen die hij tijdens zijn loopbaan inmiddels al zong en hij selecteerde een interessant repertoire. Zo is er de aria van Arnold “Asile héréditaire” uit ‘Guillaume Tell’ van Rossini inclusief cabaletta die Hymel in juni 2014 tijdens de Festspiele van de Bayerische Oper in München zong. Van Berlioz “Nature immense” uit ‘La Damnation de Faust’ van Berlioz, die hij in december 2015 in de L’Opéra de Paris gaat zingen. In de aria’s uit ‘Jérusalem’ en ‘Les Vêpres Siciliennes’ van Verdi klinkt hij echter te stijf. Stamina toont Hymel opnieuw als Aeneas in ‘Les Troyens’ van Berlioz, de rol waarmee hij in december 2013 zijn debuut maakte in de Metropolitan Opera van New York. Hij getuigt van smaak door de keuze van de aria “Faiblesse de la race humaine” uit ‘La Reine de Saba’ van Gounod met aan het slot een fraaie, hoge C. Heerlijk als extra het prachtige “Conduissez-moi vers ce navire” (met koor) na de aria “Pays merveilleux” uit ‘L’Africaine’ van Meyerbeer. Na de aria van Jean uit ‘Hérodiade’ van Massenet is het hoogtepunt “Esprits, gardiens” uit ‘Sigurd’ van Reyer. Prachtig ook de aanvulling met aria’s uit ‘L’Attaque du Moulin’ van Bruneau en ‘Rolande et le Mauvais Garçon’ van Rabaud. Hymel zingt betrokken, zijn Franse dictie is uitstekend en de hoge noten zijn indrukwekkend. Maar zijn hoogte klinkt op de CD nogal geknepen, zoals men hem niet herinnert van zijn Énée in ‘Les Troyens’ bij DNO in 2010. Of de opname heeft niet alle resonansen gevangen óf de afgelopen vijf jaren hebben zijn hoogte dunner gemaakt. Ondanks dat een indrukwekkend debuutalbum. Emmanuel Villaume dirigent helaas stijlloos en smakeloos. Hij biedt niet de grootsheid voor deze Grand Opéra en is vaak gewoontjes. In het CD-boekje een niet bijdragend essay van Sarah Hibberd.
Warner 0825646179503 (1CD)
**** De sopraan Régine Crespin werd op 23 februari 1927 geboren in Marseille en had tussen 1950 en 1989 een grote internationale carrière op het opera- en concertpodium. Het label Malibran heeft in de serie ‘La Troupe de l’Opéra de Paris’ een nieuwe CD uitgebracht met twaalf fragmenten van Crespin in het Franse, Duitse en Italiaanse repertoire. De opnamen zijn gemaakt tussen 1959 en 1963. Het Franse programma bevat live-fragmenten uit ‘La Damnation de Faust’ van Berlioz en ‘Penelope’ van Fauré van 1959 en een aantal studio-opnamen uit 1961 met aria’s uit ‘Sigurd’ van Reyer, ‘La Reine de Saba’ en ‘Sapho’ van Gounod, ‘Marie-Magdeleine’ van Massenet en ‘La Juive’ van Halévy. In haar autobiografie ‘La Vie et l’Amour d’une Femme’ uit 1982 schreef Crespin over de problemen die zij ondervond in de opnamestudio. Verder zijn er live-opnamen uit de partijen voor dramatische en spintosopraan, die Crespin eind jaren vijftig in de belangrijke operahuizen van de wereld zong. Zo zijn er drie fragmenten van Wagner. Luister naar “Ich sah’ das Kind” van Kundry uit ‘Parsifal’, haar eerste rol in het Duits, waarmee zij in 1958 haar debuut in Bayreuth maakte. Hier haar Bayreuth-optreden als Kundry twee jaar later en haar Duits is indrukwekkend perfect. En “Du bist der Lenz” van Sieglinde uit ‘Die Walküre’, waarmee zij in de Wiener Staatsoper haar debuut maakte. Deze opname van haar eerste Bayreuth Sieglinde uit 1961 laat haar horen als een geboren Sieglinde! Tevens “Hohohoe! Traft ihr das Schiff” uit ‘Der fliegende Holländer’ hier uit 1962. Daarnaast de monoloog van de Marschallin uit ‘Der Rosenkavalier’ van Richard Strauss, de rol waarmee zij haar debuut maakte in Glyndebourne (1959), het Royal Opera House Covent Garden van Londen (1960) en de Metropolitan Opera van New York (1962). Opmerkelijk hier haar fijngevoeligheid en frasering. Uit het Italiaanse repertoire een live-opname van “Vissi d’arte” uit ‘Tosca’ van Puccini uit 1961, van de glansrol waarmee zij in 1951 haar debuut maakte in de Opéra-Comique en waarmee zij diverse malen in het Royal Opera House en de Verenigde Staten zong. Vooral hier vallen de problemen met de hoogte op, die Crespin rond 1970 deden besluiten rollen voor mezzosopraan te gaan zingen. Maar tegelijkertijd hoort men haar charme, subtiliteit en warmte. Een mooi collectie! De geluidskwaliteit van de opnamen varieert overigens enorm.
Malibran CDRG 212 (1CD)
**** Franz Schubert (1797-1828) componeerde zijn laatste groep liederen in het jaar van zijn overlijden. De titel ‘Schwanengesang’ was niet van Schubert zelf, maar werd door diens uitgever aan de verzameling van 14 liederen gegeven. De eerste zeven liederen zijn op tekst van de schrijver Ludwig Rellstab, de volgende 13 van Heinrich Heine en de laatste “Die Taubenpost” van Johann Seidl. De titel ‘Schwanengesang’ roept de Griekse en Romeinse mythe op dat de zwanen hun mooiste liederen zingen voordat zij sterven. Schubert schreef de liederen voor tenor, maar de donkerheid van de cyclus leent zich uitstekend voor een zwaardere stem. En vooral als dat zo kunstzinnig wordt gedaan als door de Engelse bas Matthew Rose. Hij nam de cyclus tussen 20 en 22 januari 2014 op in de Britten Studio in Suffolk. Rose is een echte zwarte bas en in liederen brengt dat het gevaar met zich mee, dat de vertolking te beneveld kan worden. Maar niets is hier minder waar. De klank van Matthew Rose blijft te allen tijde helder, doorschijnend en gevarieerd en zijn Duits is uitstekend. Luister naar het veeleisende “Der Atlas” en het moeilijke “Am Meer”, waarin Rose alle kleuren van de stem kan laten horen. De Engelse pianist Malcolm Martineau begeleidde al tijdens masterclasses van Elisabeth Schwarzkopf en Hans Hotter en werkte vaker met Rose. Martineau speelt met lichte aanslag en zonder veel pedaal. Hij creëert daarmee een lumineuze sfeer en voorkomt dat de donkere stem van Rose en de droefgeestige liederen teveel benadrukt worden. De liederen zijn opgenomen in de volgorde waarin zij gepubliceerd werden. Als bonus nog Schuberts geestige trio “Der Hochzeitsbraten” met de Oostenrijkse sopraan Christina Gansch en de Engelse tenor Robert Murray. Een mooi uitgave van ‘Schwanengesang’ als alternatief voor de vele opnamen door baritons en voor de liefhebbers van basstemmen.
Stone Records 5060192780475 (1CD)
*** De Waalse sopraan Jodie Devos is pas 26 jaar en studeerde aan de Royal Academy of Music in Londen. In 2014 won zij op de Koningin Elisabethwedstrijd de tweede prijs en de publieksprijs. Haar bijdragen aan dat concours zijn nu gebundeld op de CD ’Live at the Queen Elisabeth Competition 2014’. De verzameling biedt 54 minuten luisterplezier van haar optredens tijdens de finale en halve finale. Haar jonge, slanke en lyrische stem is in haar element in “Les oiseaux dans la charmille” uit ‘Les Contes d’Hoffmann’ van Offenbach inclusief hoge F en geestig intermezzo met gesimuleerde stemcrisis. Andere hoogtepunten zijn “Glitter and be gay” uit ‘Candide’ van Bernstein en “Vorrei spiegarvi, oh Dio!” van Mozart. Zes van de twaalf fragmenten zijn uit het Duitse repertoire, terwijl de sopraan nog wel wat bijles kan gebruiken in de Duitse taal. Maar verder zijn haar vertolkingen sympathiek en charmant. Soms is er een hapering in intonatie of vibrato, maar de spanning van het concours zal daaraan debet zijn geweest. En zij krijgt tijdens “Caro nome” uit ‘Rigoletto’ van Verdi van de pianobegeleiding uiteraard nog minder steun dan van een orkest. Men kan zich afvragen of een verzameling van optredens tijdens zo’n concours de zangeres haar op haar best presenteert. Maar Jodie Devos toont zich een talent en wellicht is er een schone carrière voor haar weggelegd.
Queen Elisabeth Competition / Off The Records BNPPF 2014-1 (1CD)
*** De Franse dichter Paul Verlaine heeft vele componisten geïnspireerd tot het schrijven van liederen op zijn teksten. Massenet was de eerste die met “La lune blanche” een tekst van Verlaine op muziek zette – een duet voor sopraan en tenor – en na hem volgden velen, zelfs tot populaire liedschrijvers in de 20ste eeuw aan toe. Het liedrepertoire is altijd een passie van de Franse countertenor Philippe Jaroussky geweest en zijn lang gekoesterde wens gaat in vervulling met zijn nieuwe CD ‘Green; Mélodies françaises sur des poèmes de Verlaine’, opgenomen in juni en oktober 2014 in Salle Colonne in Parijs. Op deze CD zingt Jaroussky 43 liederen van twintig componisten op twintig teksten van Verlaine. Aldus biedt deze CD van diverse teksten verschillende composities. Jaroussky is “hot” en alles wat hij aanpakt schijnt succesvol. Hij is een gevoelige zanger, maar in dit liederengenre vervult zijn vocale techniek niet alle wensen. Het dunne geluid is een kwestie van smaak, zo ook het glijden naar de noten toe, het afkappen van de laatste noot van een frase en het gebrek aan legato. De recitalpartner van Jaroussky pianist Jérôme Ducros begeleidt evenwel prachtig. In acht liederen begeleidt het strijkkwartet Quatuor Ebène met een transcripties van Ducros. Luister naar hun “accompagnement” in de liedjes van Charles Trenet, Georges Brassens en Leo Ferré. Ook de Franse alt Nathalie Stutzmann is van de partij voor het bovengenoemde duet van Massenet. De liederen staan helaas diffuus over de twee CDs verspreid. Er is geen volgorde te herkennen wat betreft de teksten of de componisten. En dat is jammer, want het was illustratief geweest om ter vergelijking per tekst de verschillende composities na elkaar te horen.
Erato 0825646166930 (2CDs)