***** Velen kennen wel de film ‘Into the Arms of Strangers’ van Mark Jonathan Harris uit 2000 over de reddingsoperatie van 1938/1939 van Duitse en Oostenrijkse, Joodse kinderen uit de door de nazi’s bezette gebieden naar Liverpool. Toen de Amerikaans-Britse componist Carl Davis (1936) in 2009 van het Hallé Orchestra van Manchester de opdracht kreeg een werk voor kinderkoor en orkest te schrijven, koos hij als onderwerp dit Kindertransport. Davis had al eerder de muziek gecomponeerd voor de film ‘Liberation’ van Arnold Schwartzmann. Voor de tekst van de nieuwe opdracht richtte hij zich tot Hiawyn Oram, de Britse schrijfster van kinderboeken. ‘Last Train to Tomorrow’ werd een 18-delige liederencyclus voor kinderkoor, acteurs en orkest en ging in 2012 in Manchester met groot succes in première. Een jaar later kwam in Praag een tweede productie op de planken in het Tsjechisch en naar aanleiding van deze productie nam Davis het werk op in de studio. Hij dirigeerde op 15 en 17 oktober 2013 het Český Národní Symfonický Orchestr (het Tsjechische Nationaal Symfonie Orkest) in de studio van Praag en de Dětská Opera Praha (de Kinderopera Praag) nam de partij op 25 januari 2014 in de studio op. Davis bracht de opname in eigen beheer uit op CD. In ‘Last Train to Tomorrow’ spreken en zingen de kinderen de hartverscheurende verhalen van Joodse kinderen, die huis en haard, ouders, familie en hun jeugd in Praag, Wenen en Berlijn achterlieten en op de trein stapten op weg naar Engeland. Aldaar ze door gastgezinnen werden opgevangen en de meeste kinderen zagen hun ouders nooit meer terug. Met gevoel voor expressie en tragedie gebruikt Davis klassieke, populaire en Joodse muziek, muziek die de kinderen gekend kunnen hebben. De instrumentatie is beperkt tot strijkers, piano en percussie en er zijn geen zware, bronzen klanken, dus geen hout- en koperblazers. En ‘Last Train to Tomorrow’ eindigt optimistisch; De kinderen waren gered, een reden voor viering, toch? De uitgave wordt aangevuld met de muziek van Davis voor ‘Liberation’ en drie bewerkte volksliederen. Een indrukwekkend project!
CarlDavisCollection CDC025 (1CD)
***** ‘Maometto Secondo’ van Gioachino Rossini (1792-1868) ging op 3 december 1820 in het Teatro di San Carlo van Napels zonder succes in première. Rossini schaafde aan de opera en op 22 december 1822 speelde de opera met succes in Venetië. Vertaald in het Frans en in belangrijke mate veranderd werd het werk als ‘Le Siège de Corinthe’ in 1826 naar Parijs gebracht. In haar originele vorm verdween ‘Maometto Secondo’ voor 150 jaren van het operatoneel. Onder redactie van de Nederlandse musicoloog Hans Schellevis en onder supervisie van Philip Gossett is de Napolitaanse editie van ‘Maometto Secondo’ gereconstrueerd. Deze versie ging op 14 juli 2012 in première bij de Santa Fe Opera en de Duitse uitgever Bärenreiter bracht de partituur uit. De Garsington Opera in Wormsley presenteerde de Britse première van de editie in juni en juli 2013 en het label AVIS maakte hiervan een CD-opname. De Britse bas-bariton Darren Jeffery kan zich in de titelrol vocaal helaas niet meten met de overige solisten. Zo is de Britse sopraan Siân Davies prachtig als zijn dochter Anna. Zij bezorgd kippenvel in het gebed “Giusto cielo” en ze krijgt van Rossini een 40-minuten lange finale om al haar kunnen ten tonele te spreiden. De Britse tenor Paul Nilon is een stralende Erisso (luister ook naar zijn lage As in de finale III) en de Australische mezzosopraan Caitlin Hulcup als Calbo leeft zich uit door al haar registers in “Non temer” in de laatste akte. Luister ook naar hun schitterende, 25 minuten durende trio in de eerste akte, dat Rossini “terzettone” noemde. Dirigent David Parry voelt met het Garsington Opera Orchestra Rossini’s hartslag uitstekend aan. De opname is uitgegeven met een fraai boekwerk inclusief een drietalig essay en synopsis, het libretto met Engelse vertaling, productiefoto’s en biografieën van de betrokkenen in het Engels. Een belangrijke uitgave om ‘Maometto Secondo’ eindelijk te kunnen horen zoals Rossini het bedoelde.
AVIS AV2312 (3CDs)
**** Op 15 mei 2013 overleed de tenor Albert Lance. Hij werd op 12 juli 1925 in Australië geboren en studeerde zang aan het Melbourne Music Conservatory. Hij maakte in 1950 zijn debuut bij de Melbourne Opera als Cavaradossi in ‘Tosca’ van Puccini en zong er in 1953 de titelrol in ‘Les Contes d’Hoffmann’ van Offenbach ter ere van het bezoek van Queen Elizabeth II. De zangpedagoog Dominique Modesti nodigde Lance uit om in Frankrijk bij hem te komen studeren en in 1955 maakte de tenor zijn debuut in Parijs bij de Opéra-Comique als Cavaradossi en een jaar later zong hij met succes voor het eerst bij de Opéra de Paris in het Palais Garnier in de titelrol van ‘Faust’. In de serie ‘La Troupe de l’Opéra de Paris’ heeft het label Malibran een CD van Albert Lance uitgebracht met interessant geluidsmateriaal van tussen 1958 en 1963. Van Massenet fragmenten uit ‘Werther’ (inclusief een duet met Régine Crespin als Charlotte), ‘Hérodiade’ en ‘Le Cid’. Uit ‘Carmen’ van Bizet de aria van José en het fascinerende finalduet met een fantastische Jane Rhodes. Verder uit ‘Les Contes d’Hoffmann’ de legende van Kleinzach en van Gounod de cavatina’s uit ‘Faust’ – met een discreet diminuendo op de hoge C – en ‘Roméo et Juliette’. Verder op deze CD ook het Italiaanse repertoire van Lance. Vier boeiende fragmenten uit ‘Un Ballo in Maschera’ van Verdi in Palais Garnier 1959 met een indrukwekkende Denise Scharley als Ulrica en Mady Masplé als Oscar. Tevens van Verdi het “Miserere” uit ‘Il Trovatore’ van Giuseppe Verdi naast Maria Callas tijdens haar debuut op 19 december 1958 in Parijs. Tenslotte studio-opnamen van “La donna è mobile” uit ‘Rigoletto’ van Verdi en “È lucevan le stelle” uit ‘Tosca’ (Nancy, 1962) en een live-opname uit Opéra-Comique in 1962 van “Recitar… Vesti la giubba” uit ‘Pagliacci’ van Leoncavallo. Alle drie opnamen zijn in het Frans. De voordracht van Lance is tamelijk zakelijk in frasering met snelle tempi, maar altijd eerlijk en met een aangenaam, open timbre.
Malibran CDRG 203 (1CD)
**** Emilio de Cavalieri (ca.1550-1602) was een Italiaanse componist. Hij was bevriend met kardinaal Ferdinando de’ Medici, die hem in 1588 naar Florence haalde. Daar componeerde De Cavalieri intermedi, grootse theaterstukken als voorloper van de opera, die werden opgevoerd bij belangrijke festiviteiten. Als diplomaat reisde De Cavalieri vaak naar Rome, waar in februari 1600 zijn ‘Rappresentazione di Anima e di Corpo’ voor het eerst werd opgevoerd. Dit is zijn meest beroemde werk. Het is het eerste, muzikaal-dramatische werk dat integraal is overgeleverd en houdt het midden tussen een opera en een oratorium. Er zijn al veel opnamen van het werk gemaakt: in 1976 door EMI, in 1992 door Nuova Era (live), in 1994 door Koch, in 1999 door Orfeo d’Or (live Salzburg 1973) en in 2004 door Alpha. Op 8 juni 2012 ging in het Schiller Theater van Berlijn een productie ervan in première onder leiding van René Jacobs in een enscenering van Achim Freyer. Deze productie stond centraal voor de geluidsopname van het werk, die in mei 2014 in de Teldex Studio van Berlijn werd gemaakt. ‘Rappresentazione di Anima e di Corpo’ is een fraai gevarieerd werk en heeft veel ensembles, koren en instrumentale delen. Het gaat over de strijd tussen tegenstellingen als Goed en Kwaad, Hemel en Hel, Lichaam en Ziel. De strofische en ritmische teksten van Agostino Manni bieden een basis voor vloeiende, declamatoire zang en aria-achtig bloeiende zanglijnen. Deze zangpartijen hebben een beperkte tessituur en er zijn weinig versieringen. De Hongaars-Roemeense bariton Gyula Orendt werd op Opera Nederland in 2013 al een talent genoemd en zingt hier de rollen van Tempo en Consiglio. Luister naar zijn opening als Tempo in “Il Tempo fugge” en zijn wijze raad aan het begin van de tweede akte “La nostra vita in terra”. Een grote toekomst is voor hem weggelegd! De Britse tenor Mark Milhofer kent men in Nederland nog van ‘Il Barbiere di Siviglia’ van de Reisopera en hij maakt hier indruk in de dubbelrol van Intelletto en Piacere. Luister naar zijn aria van Intelletto “Ogni cor amai l bene” in de eerste akte. Het Akademie für Alte Musik Berlin en het Staatsopernchor Berlin aangevuld met het Concerto Vocale staat onder de strakke leiding van de Belgische dirigent René Jacobs. Het klinkt nauwkeurig en fris, ook al had het allemaal wat meer glans en sprankel mogen hebben. In het boekwerk bij de CDs staan essay’s van Silke Leopold en René Jacobs, die niet heel informatief zijn over de muzikale totstandkoming en welke bronnen zijn gebruikt of hoe deze eruit zagen. Verder bevat het boekje geen biografieën van de medewerkers.
Harmonia Mundi 902200.01 (2CDs)
**** Barbara Strozzi (1619-1677) werd geboren in Venetië en was waarschijnlijk een buitenechtelijke dochter van Giulio Strozzi – een telg van de invloedrijke Strozzi-familie – en diens dienstmeisje Isabelle Garzone. Barbara kreeg compositieles van onder andere Francesco Cavalli en publiceerde gedurende haar leven acht collecties liederen met 125 vocale stukken. De werken waren waarschijnlijk voor eigen gebruik geschreven, want bijna alle liederen zijn voor sopraan en illustreren haar virtuositeit. De teksten gaan vooral over het leed van de liefde. Het vierkoppige ensemble Fons Musicae – opgericht in 1997 – nam tussen 24 en 26 juli 2013 in de Marienkirche in het Zwitserse Oberbuchsiten uit vier van die verzamelbundels van Strozzi zeven werken op voor de CD ‘Lagrime Mie’. Uit de ‘Cantate, ariette e duetti’ op. 2 uit 1651 zingt de Frans sopraan Dorothée Leclair het droevige “Udite Amanti”. Van ‘Ariette a voce sola’ op. 6 uit 1657 is zij te horen in de drie aria’s “Se volete cosi me ne contento” – opnieuw over de pijn van de liefde, de lange worstelingen en de turbulenties -, “Chiudi l‘audaci labra” en het korte, eenvoudige en recht-toe-recht-aan “Lilla mia, non ti doler”. Uit ‘Diporti di Euterpe ovvero’ op. 7 uit 1659 het openingslied en tevens titellied van de CD “Lagrime mie” en “Che v’hò fato”. Tenslotte uit ‘Arie a voce sola’ op. 8 uit 1664 het complexe “Che si può fare?” met ostinati, recitatieven en diverse dansen. Strozzi is een interessante componiste. Haar aria’s hebben uitdrukkingskracht, zij toont moed, mengt recitatieven met aria’s en het is jammer dat zij geen opera’s heeft gecomponeerd. Dorothée Leclair is een uitstekende ambassadrice van de muziek van Strozzi en de overige drie leden van het ensemble Fons Musicae begeleiden levendig onder leiding van de Japanse dirigent Yasunori Imamura. Tussen de werken van Strozzi spelen de individuele leden van het ensemble instrumentele tussenspelen van tijdgenoten van Strozzi, waarvan niet duidelijk is of zij ze gekend heeft. Zo speelt Imamura zelf op teorbe, Jory Vinikour op klavecimbel en Lea Rahel Bader op cello. De aria’s staan helaas niet in chronologische volgorde, maar diffuus verspreid over de CD. Het CD-boekje bevat een essay van Hans Bjarne Thomsen, die Barbara Strozzi overigens een stiefdochter van Giulio Strozzi noemt. Verder in het boekje de teksten en biografieën in vijf talen.
Verlagsgruppe Kamprad VKJK 1303 (1CD)
*** Zij heet Marie-Nicole Lemieux en zelf vindt zij zich waarschijnlijk ook de beste. In het interview in het boekje van haar nieuwste CD ‘Chansons Perpétuelles’ oordeelt zij dat andere zangers de liederen van Fauré zingen zonder echt betrokken te raken bij de woorden, maar zij vindt zichzelf “la force démonstratrice” en “très expressive”. En van strijkkwartten heeft zij al helemaal geen hoge pet op, want bij hen “on manque toujours de souffle”. Hoe het ook zij, de nieuwe CD van Lemieux heeft goede momenten, maar zeker ook zwakke. De CD bevat repertoire van het laatste decennium van de 19e eeuw en geeft een melancholisch portret van die jaren. Lemieux opent met de ‘Trois Poèmes’ van Guillaume Lekeu. Zij waren niet voor niets een succes bij de première in Brussel in 1893. Luister naar het prachtige “Nocturne”, hier in de latere versie van Lekeu begeleid door het strijkkwartet Quatuor Psophos plus piano. In de vier liederen uit ‘Italienisches Liederbuch’ van Hugo Wolf valt Lemieux tegen. Zij zingt ze met een te grote klank en onverstaanbaar. In de ‘Cinq Mélodies ‘de Venise’’ van Gabriel Fauré is zij echter weer helemaal terug met een sensuele “Mandoline”, maar bij “En sourdine” lijkt de demper niet op haar grote klank te passen en is de frasering ook niet volmaakt. Haar stem is weer uitstekend op zijn plaats in de donkere liederen van Serge Rachmaninov. De twee liederen uit ‘Cinq Mélodies’ op.5 en drie uit ‘Sept Rondels’ op.8 van Charles Koechlin zijn sympathiek. Tenslotte ‘Chanson Perpétuelle’ van Ernest Chausson met begeleiding door strijkkwartet en piano. Chausson werd hiervoor geïnspireerd door “Nocturne” van Lekeu. Hier kan Lemieux haar “force démonstratrice” en haar “très expressive” mezzosopraan uitvouwen. Pianist Roger Vignoles begeleidt zoals altijd uitstekend en schildert ongelooflijke klankkleuren.
Naïve V 5355 (1CD)