1.
De sopraan Maria Callas zong de rol van Mimì in ‘La Bohème’ van Giacomo Puccini (1858-1924) nooit in het theater, wellicht omdat zij zich niet aangetrokken voelde tot de onomwonden en enkelvoudige kleuren van de partij. Maar gelukkig nam zij de partij wel tussen 20 augustus en 14 september 1956 in de Milanese studio voor EMI op. Callas schildert met een scala van klankkleuren een ontroerende en innemende Mimì. Luister naar de vermoeide en bleke “Violetta”-toon in het begin, naar haar warme en welgevormde “Sì, mi chiamano Mimì”, haar onrust en angst in “Donde lieta uscì” en de uitgeputte en halfgesproken toon in de finale. Callas is omgeven door een fijnbesnaarde bezetting. Giuseppe di Stefano is een ideale, open Rodolfo – hij gaat mee naar de hoge C in de finale I – en zijn laatste maten na Mimì’s dood zijn hartverscheurend! Rolando Panerai schildert Marcello schitterend en Nicola Zaccaria is een heerlijk bezadigde filosoof in “Vecchia zimarra”. Anna Moffo biedt een goed contrast met Callas en is smakelijk scherp in “Musetta’s wals” en in haar verwensingen naar Marcello. Dirigent Antonio Votto kwam als rechterhand van Arturo Toscanini al in 1923 het Teatro alla Scala van Milaan binnen en ondersteunt met het Orchestra del Teatro alla Scala de zangers prima. Maar zijn soms afwachtende houding past helaas niet altijd even goed bij het dramatisch inzicht van de zangers. Een klassieke opname!

Warner Classics 0825646341078 (2CDs)

2.
CD_Boheme_Naxos
Terwijl Maria Callas de rol van Mimì nooit op het toneel zong, was Mimì de glansrol van de Spaanse sopraan Victoria de los Ángeles. Zij maakte als Mimì haar operadebuut op 31 januari 1941 in the Teatre Victòria van Barcelona en zong de partij 67 keer, meer dan welke andere rol uit haar repertoire. Zij nam de rol voor het label EMI op 16 en 17 maart en tussen 1 en 9 april 1956 in het Manhattan Center van New York op. Victoria de los Ángeles is door haar breekbare klank en oprechtheid de ultieme Mimì. Haar gevoeligheid en melancholie maken haar ideaal voor de rol. Het samenspel met de Rodolfo van Jussi Björling is niet helemaal zonder problemen. De Zweed heeft één van de mooiste tenoren aller tijden en is expressief, maar in het duet naast De los Ángeles is zijn klank soms niet warm genoeg. Behalve de hilarische Turk-Zwitserse buffobas Fernando Corena in de dubbelrol van Benoit en Alcindoro bestaat de bezetting verder uit Amerikanen. Het kunstenaarsgezelschap vormt een fraai homogeen ensemble. De bariton Robert Merrill is een voortreffelijke Marcello en de bas Giorgio Tozzi is een prachtige Colline, zijn “Vecchia zimarra” klinkt donker en toch jong. De sopraan Lucine Amara – 90 jaar geworden in 2014 – is hier een bescheiden Musetta. Echter, Mimì was één van haar glansrollen gedurende haar 41 seizoenen in de Met. Sir Thomas Beecham dirigeert het RCA Victor Symphony Orchestra op onnavolgbare wijze. De klank is weelderig, Beecham heeft een fijngevoelige slag en hij weet het orkest heel subtiel naar de hoogtepunten te laten stijgen. Ook deze opname geldt als een juweel in de catalogus. De opname is door EMI in drie verschillende edities op CD uitgebracht, maar is nog niet opgenomen in de catalogus van Warner Classics.

Naxos 8.111249-50 (2CDs)

3.
CD_Boheme_Decca_2
Deze opname werd gemaakt tussen 9 en 13 oktober 1972 in de Jesus-Christus-Kriche in Dahlem, Berlijn. De Italiaanse tenor Luciano Pavarotti maakte zijn operadebuut als Rodolfo in het Teatro Municipale van Reggio Emilia in april 1961 en men kan op de overgeleverde geluidsopname van die uitvoering de sensatie horen. Hier is de enige studio-opname van Pavarotti als Rodolfo. Pavarotti was de legitieme opvolger van Beniamino Gigli en hij klinkt fris, stralend, vrij en vooral gul. Er bestaan ruim 20 live-opnamen van Pavarotti als Rodolfo, waarvan de helft met Mirella Freni als Mimì. Pavarotti en Mirella Freni waren van midden jaren 60 tot midden jaren 90 het droompaar in ‘La Bohème’, allebei geboren in 1935 én in Modena. Freni is een sympathieke Mimì en zingt met mooie, ronde toon. Opnieuw schittert Rolando Panerai als Marcello. De karakterbariton Gianni Maffeo is een uitstekende Schaunard en de Bulgaarse bas Nicolai Ghiaurov brengt het geluid van een basso cantante mee voor Colline. De Engelse sopraan Elizabeth Harwood was een favoriet van dirigent Herbert von Karajan. Zij sleept als Musetta nogal naar de noten toe, maar is een komisch talent. Opmerkelijk ook de keuze van een tenor (!) voor de dubbelrol van Benoit en Alcindoro. Door de kunst van Michel Sénéchal werkt het echter wonderwel. Helaas zijn Herbert von Karajan en de Berliner Philharmoniker dikwijls symfonisch en slepend. Maar een waar stemmenfeest met grote persoonlijkheden.

Decca 473 997-210 (2CDs)

4.
CD_Boheme_Decca_1
De Italiaanse sopraan Renata Tebaldi was op haar hoogtepunt tijdens de opname van deze ‘La Bohème’, die gemaakt werkt tussen 1 en 9 augustus 1959 in het Accademia di Santa Cecilia van Rome, Zij is een ideale, op en top vrouwelijke Mimì. Zowel het geprononceerd lyrische timbre als de dramatische aanzetten maakten haar tot voorbeeld voor alle zangeressen in de rol na haar. Tebaldi nam de rol van Mimì begin jaren vijftig ook al in de studio op voor Decca, maar hetzelfde orkest speelt hier onder een meer bezielende leiding en de overige partijen zijn beter bezet. Het herenkwartet is in homogeniteit niet te overtreffen. De Italiaanse tenor Carlo Bergonzi geeft Rodolfo met “abgedunkelte” klank een “stiff upper lip” en benadert de partij meer vanuit de toon en klank dan vanuit het woord. De Italiaanse bariton Ettore Bastianini evenaart Rolando Panerai als heetgebakerde Marcello en de Amerikaanse sopraan Gianna D’Angelo laat naast hem horen waarom Musetta een soubretteklank dient hebben. De Italiaanse bas Cesare Siepi is een uitstekende Colline en de relatief onbekende, Argentijnse bariton Renato Cesari – in 1955 nog Figaro in de Scala – een prima Schaunard. En opnieuw de buffobas Fernando Corena in de dubbelrol van Benoit en Alcindoro. De Italiaanse dirigent Tullio Serafin heeft oor voor alle details en neemt enorm de tijd in één van de langzaamste opnamen van ‘La Bohème’. Alleen is het vreselijk jammer dat de opname zo ruimtelijk klinkt alsof men achter in de kerk staat te zingen.

Decca 470 431-2 (2CDs)

5.
CD_Boheme_Nimbus
De relatie van Beniamino Gigli en His Master’s Voice duurde van 1918 tot en met 1955 en de Italiaanse tenor nam voor het label ruim 400 platen en acht complete opera’s op. In mei 1938 stond Gigli in Milaan voor de microfoon voor de opname van deze complete ‘La Bohème’. Hij zong Rodolfo in 1919 voor het eerst in Montecarlo en voor het laatst in 1955 in Johannesburg. Luister naar het intieme moment in de eerste akte bij zijn ontmoeting met Mimì. Onovertroffen! Heel geestig ook zijn “Pregho” na het “Grazie” van Mimì. Gigli koos zelf de Italiaanse sopraan Licia Albanese als Mimì voor deze opname. Zij was hier 29 jaar en had de rol hiervoor twee maal met Gigli op het toneel gezongen. Hun sensualiteit, frasering en vocale glans zijn een genot. De opnamen moesten overigens een week onderbroken worden, omdat Albanese laryngitis kreeg. De Italiaanse bariton Afro Poli was één van de belangrijke baritons van de Scala tussen 1937 en 1955 en hij zingt Marcello met een grote, romige stem. Ook de overige zangers zongen allen in de jaren dertig in de Scala. De Italiaanse bas Duilio Baronti als Colline, de Amerikaans-Italiaanse sopraan Tatiana Menotti als Musetta en de Italiaanse buffobas Carlo Scattola in de dubbelrol van Benoit en Alcindoro. De comprimariobariton Aristide Baracchi gold voor decennia lang als de belangrijke Schaunard van Italië. Hij maakte met de rol zijn operadebuut in het Teatro Dal Verme van Milaan in 1911 en zong de rol op maar liefst vier integrale opnamen van ‘La Bohème’. Baracchi was ook de Mandarijn in de wereldpremière van ‘Turandot’. De niet zeer bekende maestro Umberto Berrettoni en het Orchestra dell Teatro alla Scala zijn minder gelijk en scherp dan men tegenwoordig gewend is, maar de benadering is levendig. De persoonlijkheden en de sfeer van de uitvoering zijn in elk geval zo sterk dan de technische gebreken van de opnamen er niet meer toe doen.

Nimbus NI 7862/63 (2CDs)


BONUS:

1.
CD_Boheme_Cantus
Deze akoestische opname van His Masters’s Voice werd gemaakt met de typische bezetting van de La Scala serie. Men engageerde liever plaatselijke zangers dan de grote sterren, wier beschikbaarheid moeilijk te realiseren was voor de lange duur van de opnamen. Deze integrale registratie van ‘La Bohème’ werd gemaakt tussen 8 en 27 februari 1917 en het kwartet in de vierde akte – tot aan de dans – werd opgenomen op 9 augustus 1918. Het is vocaal en historisch gezien een interessante opname, mede omdat haar uitvoeringspraktijk vooraf gaat aan die van het Toscanini-tijdperk, die sindsdien standaard is geworden. De zangers hebben voor huidige maatstaven lichte stemmen, maar zij zijn echt het buurmeisje, de dichter, de musicus, de filosoof, de schilder, het ex-vriendinnetje en de huisbaas. De Milanese sopraan Gemma Bosini – de echtgenote van Mariano Stabile – is een expressieve Mimì. Zij maakte ook als Mimì haar professionele operadebuut in 1909 in Novi Ligure en zij zong de rol verder in Bari, Cosenza, Palermo, Bologna, Turin en het Liceu in Barcelona. De tenor Remo Andreini is een zeer lyrische Rodolfo en heeft in de finale I een stralende hoge C in huis. Zijn laatste optreden zou Andreini in Den Haag hebben gegeven als Don José in ‘Carmen’. De aria “Che gelida manina” wordt hier overigens gezongen door Luigi Bolis en Rodolfo’s partij in het kwartet van de vierde akte wordt ingevuld door Carlo Broccardi. Adalgisa Giana is een lekker felle Musetta en Ernesto Badini – de eerst Schicchi in Covent Garden – heeft een fraaie karakterbariton voor Marcello. Vincenzo Bettoni is een uitstekende Colline en zijn plaats werd voor het kwartet van de vierde akte ingenomen door Giuseppe Tisci Rubini. Aristide Baracchi is hier te horen in zijn eerste van vier opnamen van de partij van Schaunard. De bas Ubaldo Ceccarelli was een expert in de dubbelrol van Benoit en Alcindoro en zong de partijen in onder andere Bergamo, Bologna en Turijn. Luister naar zijn kostelijke invullingen in de eerste akte! Dirigent Carlo Sabajno was een pionier van de opname-industrie en zit met het Orchestra del Teatro alla Scala van Milaan goed bovenop de kleine ongelukjes van de zangers. De uitgave van Cantus mist vreemd genoeg de eerste zes minuten van de eerste akte. Dat betekent dat men om onduidelijke redenen in het midden van de tweede 78-toeren-plaat (HMV S 5020 [mx 3126c] is begonnen. Ondanks de technische tekortkomingen een interessante opname, die de atmosfeer van de Parijse ‘Bohème’ uitstekend vangt. En dichter bij Puccini dan met deze opname komt je niet!

Cantus Line CACD 5.00940 F (2CDs)

2.
CD_Boheme_Arkadia
His Master’s Voice nam deze integrale registratie van ‘La Bohème’ op tussen 23 februari en 11 april 1928. De sopraan Rosina Torri is een extreem verfijnde en innemende Mimì. Zij maakte met de rol ook haar professionele operadebuut in 1919 in het Teatro Sociale van Valenza, zong de rol in 1921 en 1922 in het Paleis van Volksvlijt in Amsterdam en in 1924 in de Scala. Zij trad overigens ook op in de rol van Musetta in 1926 in Covent Garden en in 1934 in La Scala. De Napolitaanse tenor Aristodemo Giorgini was hier Rodolfo aan het einde van zijn carrière. Ook hij maakte in ‘La Bohème’ zijn operadebuut, namelijk in 1903 in het Teatro San Carlo van Napels en twee jaar later zong hij de rol al in de Scala. Opnieuw is de karakterbariton Ernesto Badini Marcello. De Milanese bas Luigi Manfrini is een primaColline en de Italiaans-Argentijnse sopraan Marisa Vitulli een lekker pinnige Musetta. Zoals eerder gemeld weer Aristide Baracchi als ’s werelds beste Schaunard. De immer komische bas Salvatore Baccaloni is te genieten in de dubbelrol van Benoit en Alcindoro en de bekende karaktertenor en favoriet van Toscanini Giuseppe Nessi is hier Parpignol. Nessi zong Pong in de wereldpremière van ‘Turandot’. Ook opnieuw dirigent Carlo Sabajno die nu de teugels prima in handen heeft. Overigens is de finale I vanaf “Che gelida manina” een semitoon lager getransponeerd. Het is onduidelijk of dat in 1928 bewust is gedaan om de hoge Cs te vergemakkelijken of dat de 78s te langzaam werden afgespeeld bij de transfers.

Arkadia 78029 (2CDs)

3.
CD_Boheme_Bongiovanni
Deze historische opname werd tussen 17 november en 3 december 1928 door het label Columbia gemaakt in de Milanese studio. Columbia wilde de opname van His Master’s Voice overtreffen en engageerde de belangrijke Mimì van die tijd Rosetta Pampanini. De Milanese sopraan had onder leiding van leiding van Arturo Toscanini de “flop” ‘Madama Butterfly’ in 1925 teruggehaald naar de Scala en was sindsdien een grote, internationale ster. Haar fluwelen, gepolijste en stralende tonen zijn perfect geloofwaardig voor Mimì en zij overvleugelt elke hedendaagse Mimì in expressieve variatie. De bezetting rondom Pampanini bestaat uit ervaren, Italiaanse zangers. Luigi Marini is een charmante Rodolfo en zingt met een heldere en ontspannen tenor. De bariton Gino Vanelli – met één “n” – was eind jaren twintig dé Marcello aan de Scala. Tancredi Pasero was al een ster aan de Scala en zingt hier Colline net voor zijn vertrek naar de Metropolitan Opera van New York. Een betere Schaunard dan Aristide Baracchi kon men ook bij Columbia niet vinden. De Poolse sopraan Luba Mirella – Ljuba Wagenheim – is hier de verrassing als een vrije en vermakelijke Musetta. Dit is zover bekend de enige opname van de haar en verder is er weinig over haar bekend. Opnieuw Salvatore Baccaloni in de dubbelrol van Benoit en Alcindoro (Alcindoro door Bongiovanni abusievelijk toegedicht aan Giuseppe Nessi, maar hij zingt opnieuw Parpignol). Dirigent Lorenzo Molajoli dirigeerde het Orchestra dell Teatro alla Scala van Milaan in 24 opera’s voor Columbia tussen 1927 en 1932, maar hij dirigeerde nooit een opera in de Scala. Hier zijn de laatste 14 maten van het duet in finale I ook een semitoon lager getransponeerd. Ook hier is het onduidelijk of dat n 1929 bewust is gedaan om de hoge Cs te vergemakkelijken of dat de 78s te langzaam werden afgespeeld bij de transfers. Hoe dan ook, nog zo’n opname waarin het niet om de stemschoonheid en de grote stemmen gaat, maar om het effect en samenspel.

Bongiovanni GB 1125/26-2 (2CDs)