© Ruth Walz
Amsterdam, 10 november 2014

‘Lohengrin’ laat een veer bij DNO

MUZIKAAL

1. Is men trouw aan de muziek of zijn er veranderingen?
– De Nationale Opera (DNO) herneemt een oude productie uit 2002 van de opera ‘Lohengrin’ (Weimar, 1850) van Richard Wagner (1813-1883). Er zijn twee coupures in de laatste akte. ***

2. Zijn de zangers rollendekkend?
– De bezetting van deze ‘Lohengrin’ moet als grap bedoeld zijn. Een Rodolfo verkleed als Lohengrin, Heinrich klinkt als een Verdi-bariton en tatoeagekoning Telramund als een buffo tenor. Elsa is een Mozart-sopraan, wier stem zijn eigen weg gaat en de hele avond nauwelijks één toon zuiver weet te raken. En Ortrud houdt haar stem in de laagte slank en klein in plaats van breed en declameert in plaats van zingt. Elke zanger toonde tijdens de première wel een moment van zwakte en een aantal van hen zal dan ook niet de eindstreep van de voorstelllingsreeks halen. Wie verzint nou zo’n bezetting? Castingmanagers van operagezelschappen die elkaar napraten en hun oren heel ergens anders hebben dan zangliefhebbers. *

3. Is de dirigent betrokken bij het podium?
– Metronoom Marc Albrecht is zoals altijd niet betrokken bij wat er op het toneel gebeurt. **

4. Vormen de (koor- en) orkestleden onderling en samen een eenheid?
– Het Nederlands Philharmonisch Orkest en het Nederlands Kamerorkest spelen – ondanks een aantal ongelukjes – de sterren van de hemel en maken de uitvoering dragelijk. ‘Lohengrin’ is een kooropera – het koor is 2/3 van de opera op het toneel – en het Koor van DNO zingt nauwkeurig en als één personage. ****

DRAMATURGISCH

5. Hoe is de integratie regie – muziek?
– Deze enscenering van ‘Lohengrin’ stamt uit 2002 en is van de hand van Pierre Audi (Libanon, 1957). Er zijn statige bewegingen in een statisch decor en alles aan de enscenering is ingetogen. Dat komt de bezieling van het werk niet ten goede. **

6. Hoe is de esthetiek en functionaliteit van de vormgeving?
– Voor elke akte is er een sober zwart decor met witte accenten en veel dode ruimte. In de tweede akte probeert Audi dit op te vullen door Telramund en gravin Ortrud – nota bene op blote voeten – clichématig over het toneel te laten kruipen. De regisseur weet zich ook weinig raad met het koor en hij plakt het fantasieloos tegen de zijmuren of achterwand. En wie wacht op de zwaan als mooi, geheimzinnig en opwindend symbool komt bedrogen uit, want in plaats daarvan verschijnt er een stapel roeispanen. **

7. Komt de enscenering overeen met het libretto?
– Audi volgt het verhaal keurig decoratief zonder gewaagde modernisering. ***

8. Wordt er een verhaal verteld?
– De meeste personages en hun motieven komen goed uit de verf als haat tegenover liefde en jaloezie tegenover toewijding wordt geplaatst. De titelrol is echter vlees noch vis en heeft niet een bovennatuurlijk of uitzonderlijk aspect. ***

ALGEMEEN

9. Is de productie onderscheidend of spraakmakend?
– De enscenering van ‘Lohengrin’ is een typisch product uit de DNO-speeltuin van Pierre Audi. Waarschijnlijk vanwege kostenbesparing is de productie hernomen. **

10. Is de productie artistiek innovatief?
– Audi geeft geen nieuwe inzichten of eigen interpretatie aan ‘Lohengrin’. Het is voorspelbaar, niet erg vindingrijk, maar ook niet storend. In feite is zijn productie inmiddels gedateerd en ouderwets. Er is een tijd van komen en een tijd van gaan en de tijd van gaan is nu toch echt gekomen! **

11. Is er Nederlandse betrokkenheid bij de productie (zangers, regisseur, ontwerpers, dirigent)?
– De Nederlandse heldenbariton Bastiaan Everink, die grote rollen als Klingsor, Scarpia, Escamillo en Enrico bij de Deutsche Oper Berlin zingt, zou zich toch niet moeten laten verleiden tot de bijrol van Heerrufer bij DNO. Onder de Brabantische Edle en Edelknaben bevinden zich ook Nederlandse zangers, waaronder de tenor Morschi Franz in het kader van DNO Talentontwikkeling. ***

12. Hoe is het bezoekersaantal in verhouding tot de zaalcapaciteit?
– De première was bijna uitverkocht, net als de overige zes voorstellingen. ****