november 2014
***** De carrière van Cora Burggraaf is opmerkelijk. Zij zong bij de Salzburger Festspiele in 2010 en bij de Bayerische Staatsoper van München en de Scala van Milaan in 2011. Daarna werd het rustiger rondom de ECHO Rising Star van 2009/2010. Nu enige jaren later komt Cora Burggraaf met de bijzondere CD ‘The Roaring Twenties’, die werd opgenomen tussen 7 en 9 november 2013 in de Lutherse Kerk te Haarlem en waarop zij met de vijf blazers van het Calefax kwintet werken uit het interbellum presenteert. De CD opent met de aanstekelijke Charleston “Breezin’ along with the breeze”. Daarna zingt Cora Burggraaf de guitige ‘Cabaret Songs’ van Britten, het ondeugende “La petite tonkinoise” van Scotto en het smartelijk “Youkali” en “Surabaya Johnny” van Kurt Weill. Cora Burggraaf is in dit repertoire innemend, charmant, bevangen en vooral echt. Haar stem is voller geworden en soms komt het “Lucia Popp timbre” – dat zo opviel aan het begin van haar carrière – weer even om de hoek kijken. Calefax speelt aanvullend nog instrumentale werken als de blues “Sentimental Melody” van Copland en arrangementen van de “Dreigroschensuite” van Kurt Weill en van “An American in Paris” van Gershwin. De arrangementen van de 17 werken op deze CD zijn van de hand van Raaf Hekkema, de altsaxofonist van Calefax. Ze zijn verrukkelijk om naar te luisteren en daarbij nog eens passend voor de periode. Cora Burggraaf en Calefax gaan in het nieuwe seizoen overigens op tournee met ‘The Roaring Twenties’ en dit voorproefje op CD is een heerlijke uitgave voor de donkere dagen voor kerst. Drie werken van de CD stammen overigens niet uit de jaren twintig. De ‘Cabaret Songs’ van Britten en “Youkali” van Kurt Weill zijn uit de jaren dertig en “La petite tonkinoise” is gecomponeerd in 1905. En het CD boekje vermeldt bij de componist Vincent Scotto abusievelijk de jaartallen 1906-1975, terwijl dit 1874-1952 dient te zijn.
Challenge Classics CC 72657 (1CD)
***** Walter Arlen is geen familie van Harold Arlen, de componist van “Stormy Weather” en “Over the Rainbow”, maar werd in 1920 als de Walter Aptowitzer geboren. De Joodse Walter Arlen moest na de annexatie van Oostenrijk door Nazi Duitsland zijn geliefde geboortestad Wenen in 1939 ontvluchten. Zijn oma van vaderskant werd vermoord in het concentratiekamp Treblinka en zijn vader werd twee maanden nadat Arlen in Chicago aankwam vrijgelaten uit Buchenwald. Walter Arlen was gedurende 30 jaar muziekcriticus voor de Los Angeles Times en pakte pas in 1986 het componeren weer op. De nieuwe CD ‘Die letzte Blaue’ getuigt van de nostalgie, melancholie en droefheid die het leven en de werken van de componist zo kenmerkt. In de twee fragmenten uit ‘The Song of Songs’ voor bariton en piano uit 1989 weerklinken de heimwee van Salomon en de Duitse bariton Christian Immler zingt de liederen indringend en in goed Engels. De twee liederen van ‘Houses of Worship’ voor bariton en piano zijn gecomponeerd met een tussenliggende periode van 40 jaren; “Sine Nomine” gaat over het leven na de dood en “The Isaiah of Souillac” gaat over een standbeeld in Souillac, dat de profeet Isaiah voorstelt, die de toekomst van het volk van Israël voorziet. De zeven liederen van ‘Septet’ voor sopraan en bariton componeerde Arlen tussen 1993 en 2000 en toont de geest van de componist ten voeten uit. Hier verklinkt hij de herinneringen aan zijn naïeve jeugd, zijn verdriet ten gevolge van zijn verlies en het bewustzijn van de sterflijkheid. Het titellied “Wenn die letzte Blaue geht” werd gecomponeerd door Arthur Rebner en Willy Engel-Berger en Arlen maakte er een fantasie voor piano op. Zowel het lied als de bewerking staan op deze CD, het lied gezongen door de Amerikaanse sopraan Rebecca Nelsen. De Pools-Canadese pianist Daniel Wnukowski is stijlvol en nauwkeurig in de altijd intrigerende en voor de toehoorder uitdagende begeleidingen van Arlen. Verder bevat de CD nog het pakkende en schokkende werk met de wrange titel ‘Arbeit macht frei’ voor solo piano en metronoom uit 1995. In het begeleidende boekje schrijft Arlen – nu 95 jaar oud – zelf een uitgebreid essay bij de werken. Een dubbel-CD met werken van een componist, die je aangrijpt…
Gramola 98996 (2CDs)
***** Nicola Porpora (1686–1768) was een Italiaanse componist van opera’s en zangleraar van castraten als Farinelli, Senesino en Caffarelli. Pedagogisch materiaal van hem is nauwelijks overgeleverd, maar des te indrukwekkender is zijn nalatenschap aan opera’s. Porpora was erg productief en hij schreef ruim 50 opera’s, bijna allemaal opera seria. Veel van de rollen schreef hij voor Farinelli, Senesino en Caffarelli. De countertenoren van tegenwoordig hebben een evolutie ondergaan, waardoor zij steeds meer in staat zijn de mogelijkheden en geluid van bovengenoemde castraten te benaderen. De Argentijnse countertenor Franco Fagioli is zo’n voorbeeld. Hij was de sensatie in de opvoeringen van ‘Arteserse’ van Leonardo Vinci vorig jaar en heeft in juni 2013 de CD ‘Porpora; il Maestro’ opgenomen met tien aria’s en twee cantates van Porpora. Deze CD is nu uitgebracht op het label Naïve en toont het unieke talent van Fagioli. En wat heeft zijn stem zich ontwikkeld sinds zijn debuut CD voor BMG Ariola Classics uit 2004! De klank van zijn countertenor lijkt op het geluid van Celicia Bartoli, maar zijn stemvoering is veel meer ontspannen. Zijn trillers en heftige, dynamische amplituden zijn fantastisch, ook al ontbreekt het zo nu en dan aan legato. Luister naar zijn elegante, virtuoze energie en de hoge Des in “Nell’attendere il mio bene” uit ‘Polifemo’, één van de zes opera’s die Porpora in zijn drie jaren in Londen (1733-1736) schreef. Maar omdat de componist het succes van Händel niet kon evenaren keerde hij terug naar Venetië. En ook in de laagte is Fagioli indrukwekkend zoals hij demonstreert in de cadens van “Spesso di nubi cinto” uit ‘Carlo il Calvo’, die in 1738 in Rome in première ging. Fabio Fagioli heeft iets authentieks en hij communiceert, ook al is het soms wel erg “camp”. Dirigent Alessandro De Marchi en het Academia Montis Regalis maken hun reputatie op het gebied van de oude muziek waar. Het essay van Stefano Aresi in het CD boekje is helaas niet erg bijdragend; geen curriculum over de componist en nauwelijks informatie over de aria’s.
Naïve V5369 (1CD)
***** De Amerikaanse mezzosopraan Joyce DiDonato is één van de belangrijkste mezzosopranen van onze tijd. Tussen 17 en 24 oktober 2013 nam zij in Lyon belcantofragmenten op die een relatie met Napels hebben. Tien fragmenten uit opera’s, die tussen 1822 en 1845 in première gingen, werden bijeengebracht op de CD ‘Stella di Napoli’. Luister naar de vertwijfeling in de stem van DiDonato in de aria met het fraaie klokkenspel uit ‘Elisabetta’ van Gaetano Donizetti. Verder van Donizetti het bekende gebed van Maria met prachtig verstilde harpbegeleiding uit ‘Maria Stuarda’. DiDonato is in haar element in de bloeiende lijnen en virtuositeit van de finale uit ‘Zelmira’ van Gioacchino Rossini. Maar ook in de uitgestrekte melodische frasering van de romance van Nelly uit ‘Adelson e Salvini’ – de opera die Vincenzo Bellini tijdens zijn conservatoriumtijd in Napels componeerde – toont de mezzosopraan haar muzikaliteit. En uit diens ‘I Capuleti e l Montecchi’ beroemde romance van Romeo uit de tweede akte. Prachtig haar donkere tonen in de zachtaardige aria van Giunia uit ‘La Vestale’ van Saverio Mercandate. De grote zelfmoordfinale uit ‘Saffo’ toont Giovanni Pacini als de link tussen Bellini en Verdi en componeerde Pacini naar eigen zeggen in twee uur. De CD bevat verder nog drie werken, die niet eerder opgenomen werden. De spannende cabaletta “Stella di Napoli” uit zijn opera ‘Stella’ van Pacini is typisch in zijn stijl. Heerlijk de gepunteerde zestienden, zoals Panini ze voorscheef. De pijn en innerlijk strijd van de “andere” Lucia maakt DiDonato hoorbaar in het lyrische “Oh, di sorte crudel” uit ‘Le Nozze di Lammermoor’ van de Napolitaanse componist Michele Carafa, die diverse aria’s aandroeg voor Rossini. Ook voor het eerst op CD het romantische “Se il mar sommesso mormora” uit ‘Il Sonnambulo’ van Carlo Valentini. Hier drukt DiDonato haar stem soms te ver door in het middenregister om bij de hoge tonen te komen. Maar zij scheurt al minder door alle registers heen dan men op andere opnamen van haar gewend was en ook haar glottisslagen laat zij steeds meer achterwege. Dirigent Riccardo Minarsi en het Orchestre et Cœur de l’Opéra de Lyon begeleiden lovenswaardig. Het essay van Minasi in het CD boekje verheldert niet voor alle fragmenten de relatie met Napels. En van ‘Maria Stuarda’ en ‘I Capuleti e i Montecchi’ is de betrekking met Napels onduidelijk. Het CD boekje bevat helaas geen biografieën. Een CD met bijzonder repertoire en zeker de moeite waard!
Erato 08256 463656 2 3 (1CD)
***** De Duitse componist Carl Loewe (1796-1869) schreef in zijn leven meer dan 400 liederen en balladen. De werken kenmerken zich door een groot gevoel voor dramatiek en extravagante portretteringen. De liederen en balladen vereisen grote expressie en voordrachtskunst. De Duitse bariton Roman Trekel werkte in de jaren negentig al mee aan opnamen van de complete werken van Loewe en voelde de tijd rijp voor een hernieuwde lezing. In juli 2013 nam hij in de studio in Berlijn een CD met 13 ‘Lieder & Balladen’ van Loewe op. Van het vroege “Edward” (1824) tot het late “Tom der Reimar” (1860) valt op dat een echte muzikale ontwikkeling in de werken van Loewe ontbreekt. Andere bekende liederen op deze CD zijn “Erlkönig”, “Herr Oluf”, Odins Meeresritt” en “Archibald Douglas”. Trekel brengt de werken op een hedendaagse, directe manier van vertellen. Veel liederen gaan over de dood en Trekel zingt ze niet zwaar, maar vaak met een knipoog. De Duitse pianist Daniel Heide begeleidt prachtig. Luister naar zijn beeldschone spel in het contrast met de stervende overgrootvader in “Urgroßvaters Gesellschaft”. Een goede partnerschap die de luisteraar meesleept in hun voordrachten. Het CD boekje bevat helaas geen liedteksten, maar Trekel zingt verstaanbaar en de meeste liederen zijn bekend.
AVI 8553307 (1CD)
**** Ludwig van Beethoven (1770-1827) componeerde tussen 1819 en 1823 met ongekende toewijding aan zijn ‘Missa Solemnis’ als eerbetoon aan zijn begunstiger en vriend aartshertog Rudolph van Oostenrijk. De hervonden energie van de katholieke componist enkele jaren voor zijn overlijden uitte zich in een muzikaal hemelse glans van de mis. Op 10 september 1982 gaf het London Philharmonic Orchestra (LPO) een live-uitvoering van het ‘Missa Solemnis’ in de Royal Albert Hall van Londen. Dit concert werd door de BBC opgenomen en door het LPO op zijn eigen CD label uitgebracht. Twee jaar geleden verscheen overigens op het label ook al een uitvoering van het ‘Missa Solmenis’ uit 2008 onder leiding van Christoph Eschenbach. De Hongaars-Britse dirigent Sir Georg Solti leidde het concert van 10 september 1982 in zijn laatste seizoen als chefdirigent van het LPO. Solti nam het ‘Missa Solemnis’ twee maal in de studio op. Tijdens deze live-uitvoering toont hij charisma, grote intensiteit en impact en maakt de mis opwindend. Het ‘Kyrie’ laat hij naar steeds nieuwe, emotioneel gevoelige hoogten klimmen en het prijzende ‘Gloria’, het overdenkende ‘Credo’ en het eerbiedige ‘Sanctus’ zijn elk juwelen. En het afsluitende ‘Agnus Dei’ eindigt met een glasheldere en loepzuivere rust. De sopraan Helen Donath is een verrukking als moeiteloze hoogvlieger. Van haar bestond al een live-uitvoering van ‘Missa Solemnis’ op CD uit 1977 (label Orfeo) en zij is ideaal in deze partij. Doris Soffel was een favoriet van Solti en is onverstoorbaar evenwichtig in de lage mezzopartij. Siegfried Jerusalem had de tenorpartij meer gewicht mogen geven en zijn “et homo factus est” in het ‘Credo’ is enigszins onstabiel. Hans Sotin heeft een rijke, indringende bas en mengt zich goed in het ensemble. Het Edinburgh Festival Chorus is voortreffelijk in de veeleisende partijen, niet alleen in de hoogte, maar ook in de laagte en in de lange noten op ongemakkelijke hoogten en ongelukkige klinkers. Luister naar de hoge Bes van de sopranen in het Credo op “omnipotente”! Het LPO speelt trefzeker onder Solti’s leiding. De tempi zijn vergelijkbaar met die van Klemperer, Walter en Bernstein. Solti is uiteraard langzamer dan Gardiner, maar sneller dan Toscanini, Von Karajan, Böhm en Giulini.
London Philharmonic Orchestra LPO – 0077 (1CD)
**** CDs met aria’s van George Frideric Handel (1685-1759) doen het schijnbaar goed op de muziekmarkt, blijkens het feit dat er nog maandelijks CDs verschijnen met dit repertoire. Uitvoerenden doen steeds opnieuw onderzoeking en maken telkens weer ontdekkingen in dit repertoire. Zo stelde de Franse alt Nathalie Stutzmann de CD ‘Heroes from the Shadows’ samen met aria’s uit nu eens bijrollen van opera’s van Händel. Zij nam de CD tussen 19 en 23 mei 2014 in de Église du Bon Secours van Parijs op. Het zijn inderdaad dertien interessante fragmenten, die men niet vaak op CD hoort. De alt van Stutzmann is prachtig egaal, rond, gebalanceerd en sonoor. Haar coloraturen zijn strak, zoals in de “Dover, giustizia, amor” uit ‘Ariodante’, “Sarò qual vento” uit ‘Alessandro’ en “Se fiera belva ha cinto” uit ‘Rodelinda’. Maar haar dictie is niet altijd sterk, wat ten koste gaat van de tekstuitbeelding, vooral in de melancholische fragmenten zoals “Pena tiranna” uit ‘’Amadigi di Gaula’ en “Non so se sia la speme” uit ‘Serse’. Ook hapert zo nu en dan haar legato. Fraai mengt haar stem die van de countertenor Philippe Jaroussky in het duet “Son nata a lagrimar” uit ‘Giulio Cesare’. De balans tussen de bravura aria’s, de lyrische fragmenten en de instrumentale werken is goed en het programma is afwisselend, wat de CD aangenaam maakt om naar te luisteren. Het ensemble Orfeo 55, dat Stutzmann zelf in 2009 oprichtte, speelt prachtig zorgvuldig en transparant.
Erato 08256 462317 7 5 (1CD)
*** De Britse mezzosopraan Alice Coote zingt vooral rollen in het repertoire van de 18e eeuw. Op haar nieuwe CD ‘Handel Arias’ (ook hier zonder trema) is zij te horen in vijf opera’s van George Frideric Handel (1685-1759), zoals ook deze CD hem noemt. De fragmenten werden opgenomen tussen 6 en 9 juni 2012 en op 6 en 7 september 2013. De CD opent met de lyrische cavatina van Zenobia uit de tweede akte van ‘Radamisto’ en daarna drie fragmenten van Ruggiero uit ‘Alcina’, waaronder een prachtig verstild “Verdi prati”. Vervolgens drie fragmenten van de betreurenswaardige Dejanira uit ‘Hercules’, waaronder twee momenten van bezinning en natuurlijk de waanzinsaria “Where shall I fly”. Uit ‘Giulio Cesare’ ook een lyrische aria “Cara speme” en de CD sluit af met drie fragmenten van de titelrol van ‘Ariodante’, net als Ruggiero geschreven voor de castraat Giovanni Carestini. Alice Coote zingt de aria’s op de CD met overtuiging en een mooi, zeker en rond timbre. Maar of het aan repertoire op de CD ligt dat voor 2/3 bestaat uit lyrische fragmenten, aan de egale klank van haar lyrische mezzosopraan of aan de niet zeer sprankelend begeleiding van The English Concert onder leiding van Harry Bicket, te zelden raakt zij de bodem van de ziel. De bravura fragmenten zijn goed, maar niet spectaculair en missen signatuur. De concurrentie voor deze uitgave op de muziekmarkt is helaas te groot.
Hyperion CDA67979 (1CD)
*** De Nederlandse componist Louis Andriessen werd op 6 juni 1939 in Utrecht geboren. Hij componeerde meerdere werken voor het muziektheater, waaronder ‘Mattheus passie’ (1976), ‘Orpheus’ (1977), ‘George Sand’ (1980), ‘Doctor Nero’ (1984), ‘De Materie’ (1984–88), ‘M is Muziek, Monoloog en Moord’ (1993), ‘Rosa – A Horse Drama: The Death of a Composer’ (1993–94) en ‘Writing to Vermeer’ (1997–99). Verder werkte hij mee aan de opera ‘Reconstructie’ (1969) en componeerde hij tussen 1972 en 1976 ‘De Staat’ op tekst van Plato. Op 12 juni 2008 ging in het Theater Carré van Amsterdam zijn vierde opera ‘La Commedia’ in première. De uitvoering werd live opgenomen door de NTR Radio en is nu op CD verschenen. De filmopera duurt één uur en drie kwartier. Het werk bestaat uit vijf delen op een libretto met teksten van Dante, Vondel en anderen en fragmenten uit het Oude Testament. De vijf delen zijn een soort mini-cantates, die een serie portretten vormen. De Amerikaans-Nederlandse sopraan Claron McFadden is Beatrice en vocaliseert non-vibrato in de omsluitende delen. De in 2012 overleden Nederlandse acteur Jeroen Willems speelde Lucifer en Cacciaguida. Zijn wraakuitingen in het derde deel zijn indringend en een passende aanslag op het gehoor. De zangeres Cristina Zavalloni zingt de “travestierol” van Dante. Haar vertellingen in het tweede deel zijn onsamenhangende alt-achtige gezangen. De tenor Marcel Beekman zingt – ook in travestie – als Casella het sonnet ‘Convivo’ van Dante met een neoclassicistische begeleiding. Dirigent Reinbert de Leeuw leidt het Asko Ensemble en het Schönberg Ensemble door een mish-mash van stijlen en details van volksmuziek, bebop, rock en musical. Verder komen componisten als Bach, Debussy, Messiaen, Ravel en Stravinsky voorbij. Men krijgt bij het luisteren het idee dat de muziek alle kanten op kan gaan en oneindig lang kan duren. De uitgave bevat een DVD met de integrale opera in beelden van de enscenering van de wereldpremière in combinatie met zwart-wit fragmenten van scènes in Amsterdam en op het strand. Deze DVD zonder ondertiteling verheldert het verhaal niet bepaald. Het libretto is in het begeleidende boekje niet afgedrukt, maar hiervoor dient men op het internet te zoeken. De uitgave is opgedragen aan Jeroen Willems.
Nonesuch 7559-78590-0 (2CDs + DVD)
*** De Nederlandse mezzosopraan Cora Canne Meijer vierde dit jaar haar 85e verjaardag. Zij stelde naar eigen inzicht een dubbel CD van haar liederenrepertoire samen met opnamen uit haar eigen archief. De Spaanse Volksliederen met gitaarbegeleiding van Dick Visser, waarmee de eerste CD opent, klinken niet ontspannen en meer zoals een Nederlandse vindt dat Spaans zou moeten klinken. Daarna zes liederen van Hugo Wolf met Liesbeth Hoppen aan de piano. Interessanter zijn de opnamen van Franstalige liederen begeleid door pianist Tom Bollen in het Amsterdamse Concertgebouw. Zo is Cora Canne Meijer te horen in een registratie uit 1970 in de vier liederen ‘Chants du Désir’, die Rudolf Escher al in 1951 aan haar opdroeg. De CD sluit af met de drie ‘Poèmes Juifs’ van Darius Milhaud en twee liederen van Chabrier. De tweede CD opent met ‘Chansons de Bilitis’ van Debussy. Bijzonder is het Cora Canne Meijer hier te horen als récitante van de twaalf gedichten van Pierre Louÿs in Debussy’s “Musique de Scène” onder leiding van Ernest Bour. Daarna zingt zij de drie liederen van ‘Chansons de Bilitis’ met begeleiding van Tom Bollen. Interessant is de muzikale leiding van de Belgische dirigent Daniël Sternfeld in de ‘Kindertotenlieder’ van Mahler tijdens een uitvoering met het Omroeporkest op 15 november 1967. De vijf liederen van Lutosławski begeleid door Tom Bollen in de Hilversumse studio in 1970 introduceert Cora Canne Meijer zelf met een fraai gedeclameerde Nederlandse vertaling. Deze uitgave bevat veel boeiend materiaal, maar de voordracht van Cora Canne Meijer is vaak stijf en de klank gedwongen, waardoor het dikwijls niet ontspannen is om naar te luisteren. Het CD boekje bevat veel fouten in de Spaanse titels. Verder staat de naam van de zangeres op de achterkant van de box en op de CDs zelf afgedrukt met Y in plaats van met IJ en op de voorkant van de CD ontbreekt haar naam zelfs helemaal.
CCM 1001 (2CDs)
*** De Franse componist Jules Massenet (1842-1912) schreef meer dan 250 liederen. Zij zetten een wijd scala van gevoelens uiteen en bezitten vaak een dramatische toon. De liederen werden door hem meestal opgedragen aan bekende zangers uit zijn tijd. De Franse sopraan Laure Crumière nam tussen 24 en 27 mei 2012 een CD met 24 mélodies van Massenet op. Uiteraard is er het bekende “La mort de la cigale”. Luister naar “Quand tes yeux clos ne verront plus” en “Les extases”, beide opgedragen aan de mezzosopraan Lucy Arbell, muze van Massenet en zangeres in zes wereldpremières van hem, waaronder zijn opera’s ‘Thérèse’ en ‘Don Quichotte’. Laure Crumière zong veel in Franse operahuizen, waaronder Bordeaux en Lyon. In de hoge regionen van haar middenregister worden de tonen vaak scherp en zij klinkt daardoor ouder dan zij waarschijnlijk is. De Russische pianiste Evelina Borbei staat in dienst van de zangeres, maar wordt door de opname vaak naar achteren gedrukt. Luister naar haar bezieling, muzikaliteit en inzet in het bekende “Sevillana”. Cellist Emmanuel Bellanger is te horen in de drie sfeervolle liederen “Les yeux clos”, “Rêverie sentimentale” en “Oh! Si les fleurs avaient des yeux”. Het CD boekje bevat uitgebreide informatie bij elk lied.
Malibran CDRG 202 (1CD)