oktober 2014
***** Max Kowalski (1882-1956) was advocaat in Frankfurt en had na zijn afstuderen zangles genomen in Berlijn bij Alexander Heinemann en contrapunt gestudeerd bij Bernhard Sekles. Kowalski componeerde meer dan 250 liederen en diverse belangrijke zangers als Heinrich Schlusnus en Joseph Schwarz namen zijn liederen op in hun repertoire. Na de Kristallnacht werd de Joodse Kowalski gearresteerd en naar Buchenwald gedeporteerd. Hij werd vrijgelaten op voorwaarde dat hij Duitsland binnen enkele maanden zou verlaten en Kowalski vertrok eind maart 1939 naar Engeland. Zijn echtgenote had zichzelf inmiddels na meerdere arrestaties van het leven beroofd, waarna hun 15-jarige dochter naar Londen vluchtte. Alle composities van Kowalski die hij na 1934 schreef bleven gedurende zijn leven ongepubliceerd, maar een aantal zangers nam liederen van hem op. Paul Bender nam drie liederen uit de liederencyclus ‘Pierrot Lunaire’ op (1933), Ernst Wolff nam deze liederencyclus integraal op (1936) – zichzelf begeleidend aan de piano – en ook Hans Hotter registreerde deze cyclus voor de plaat (1951). Otto von Rohr legde nog liederen op teksten van Friedrich Hölderlin en Conrad Ferdinand Meyer op langspeelplaat vast. Voor zover bekend zijn alleen nog maar de opnamen van Bender op CD uitgebracht (Symposium 1313). Alle lof gaat dan ook naar het kleine label Żuk voor het initiatief om een CD met 28 liederen van Max Kowalski uit te brengen. De opnamen werden tussen 11 en 13 september 2013 gemaakt in de studio van de Musikhochschule van Stuttgart. De CD toont Kowalski als lyrische en laatromantische componist. De meeste liederen zijn niet strofisch opgebouwd, maar doorgecomponeerd waardoor Kowalski alle ruimte heeft de kleinste details van de tekst uit te beelden. De Amerikaans-Duitse sopraan Melinda Paulsen is een begripvolle zangeres die de liederen beeldend vertolkt. Zij was een leerlinge van Astrid Varnay en dat hoor je, want ze is niet bang om af en toe voluit te gaan. De zes liederen uit de cyclus ‘Japanischen Frühling’ (1934-8) zingt zij doorschijnend en de Zweedse pianist Lars Jönsson voelt te sfeer goed aan. Ook in de overige liederen op de CD stuwt hij de stem steeds goed met de autonoom pianopartij. De twee van de vijf ‘Jüdische Lieder’ (1935-7) zijn uitbundige werken. Daarna de zes liederen op teksten van de Joodse dichter Heinrich Heine (1937), die door Kowalski werden gecomponeerd in de jaren dat hij geen “arische” teksten meer mocht gebruiken. De ‘Fünf Marienlieder’ (1927) met teksten uit de christelijke literatuur tonen het brede interesse van Kowalski, dat niet alleen tot zijn eigen overtuiging gelimiteerd was. De vijf liederen uit de Engelse periode van Kowalski (1941-6) zijn illustratief. De CD eindigt met ‘Sieben Lieder’ (1933), die hier waarschijnlijk voor het eerst uitgevoerd worden. Het CD boekje bevat een verhelderend essay van Dr. Luitgard Schader en alle liedteksten. Een belangrijke CD die doet smachten naar heruitgave van bovengenoemde, oude opnamen.
Żuk Records 335 (1 CD) Te bestellen via email bij Zuk-Records@t-online.de
***** De Amerikaanse componist George Crumb (1929) toonzette al diverse cycli op teksten van Federico García Lorca. De cyclus ‘Sun and Shadow’ uit 2009 is het elfde werk van Crumb op teksten van de Spaanse schrijver. Op het label Bridge is nu voor het eerst van deze vijf liederen een opname verschenen, die gemaakt werd op 27 en 28 juli 2013. Crumb maakt zoals gewoonlijk veelzijdig gebruik van de stem en de instrumenten. De zangpartij – geschreven en uitgevoerd door sopraan Ann Crumb, de dochter van de componist – valt op door neuriën, glisandi, non-vibrato, fluisteren en Sprechgesang. Marcantonio Barone begeleid op versterkte piano en wordt uitgedaagd door pizzicati, gedempte klanken en slagwerk op de piano (in het dramatische “Dance of the Moon in Santiago”). Bartók komt voorbij in “The Fly” en Saint-Saëns in “The Interrupted Concert”, zoals Crumb wel vaker citeert omwille van een warme en nostalgische weerklank in zijn werken. De tweede cyclus die op deze CD zijn opnamepremière beleeft is ‘Voices from the Heartland’ uit 2010. De cyclus met negen hymne, spirituals, volksliederen en Amerikaans-Indiaanse gezangen betekent het zevende en laatste werk in Crumbs monumentale cyclus ‘American Songbook’. ‘Voices from the Heartland’ werd opgenomen tussen 12 en 14 oktober 2012 en opnieuw zingt Ann Crumb, hier terzijde gestaan door bariton Patrick Mason, die ook al meewerkte aan de première van ‘Voices from a Forgotten World’ van Crumb. In ‘Voices from the Heartland’ eerbiedigt Crumb de traditionele melodieën en telkens weer zijn de liederen boeiend en spannend door hun inwendige en onderlinge variatie. Dirigent James Freeman en het Orchestra 2001 maken hun faam waar en tonen hun nauwe liefdesrelatie met de muziek van George Crumb. Zo spannend kan nieuwe muziek zijn!
Bridge 9413 (1 CD)
***** De Italiaanse componist Francesco Cilèa (1866-1950) componeerde vijf opera’s waarvan ‘Adriana Lecouvreur’ (1902) de bekendste is. Daaraan vooraf ging een fiasco: in 1897 was de opera ‘L’Arlesiana’ geen succes, maar betekende wel de doorbraak van de tenor Enrico Caruso in de rol van Federico. De originele partituur van de wereldpremière is – mogelijk bij luchtaanvallen in 1943 op het archief van de uitgever – helaas verloren gegaan, maar Cilèa schaafde na de première decennia lang aan het werk en er bestaan dan ook meerdere herziene versies. ‘L’Arlesiana’ is ten onrechte verwaarloosd. De verliefdheid van de jongeman Federico voor een meisje uit Arles – de Arlesiana, die in de opera als personage niet voorkomt – leent zich uitstekend voor de melodische en delicate muziek van Cilèa, die voortdurend het gevaar in zich behoudt en met duizelingwekkend vaart voortdrijft naar het tragedie. Van ‘L’Arlesiana’ bestaan slechts drie studio-opnamen: De radio-opname van de RAI Turijn uit 1951 onder leiding van Arturo Basile met Ferruccio Tagliavini als Federico (Cetra, Cantus), de opname uit het Teatro alla Scala van hetzelfde jaar met Gianna Pederzini als Rosa Mamai en Juan Oncina als Federico, die nog niet officieel is uitgebracht op CD en de studio-opname van EMI van de Hongaarse Staatsopera onder leiding van dirigent Charles Rosekrans. Ook de live-opnamen die van de opera bestaan zijn op één hand te tellen. Daarom is elke nieuwe uitgave van ‘L’Arlesiana’ toe te juichen. Tussen 12 en 17 juli 2012 werden in het Konzerthaus Freiburg concertante opvoeringen van ‘L’Arlesiana’ gegeven die door de SWR werden opgenomen en waarvan nu een registratie door het label CPO op CD is uitgebracht. De vier hoofdrolzangers zijn stuk voor stuk roldekkend en geven een uitstekend portret van hun personage. De Italiaanse tenor Giuseppe Filianoti heeft als Federico de juiste combinatie van dramatische expressie en honingzoete lyriek. In deze opname is Federico’s aria “Una mattina” teruggebracht in de derde akte. Deze aria werd bij de wereldpremière geprezen, maar uit de volgende versies van de opera geschrapt en door Cilèa als lied herzien. Aan het hand van het originele libretto is nu de aria in deze opname hersteld. De Georgische sopraan Iano Tamar is een fantastische moeder Rosa. Rosa is zo’n Zwischenfach, als Santuzza, nu eens gezongen door een sopraan met een goede laagte, dan weer door een hoge mezzo. Tamar schakelt nog altijd fraai naadloos tussen haar midden- en borstregister, zelfs na al haar zware partijen van de afgelopen twintig jaren. Als Rosa is zij nu weer streng, dan weer gevoelvol en haar vertolking van “Esser madre è un inferno” is hartverscheurend. De Italiaanse bariton Francesco Landolfi is een fantastische Baldassarre. Hij bezit de autoriteit van de oude herder en zijn luidklagende topnoten zijn indrukwekkend. De Roemeense sopraan Mirella Bunoaica is passend lyrisch als Rosa’s jonge peetdochter Vivetta. De Franse dirigent Fabrice Bollen leidt het Philharmonisches Orchester Freiburg dat laat horen het verismogenre te begrijpen. De pastorale en melancholieke melodieën en het getij van de vloeiende emoties zijn bij hen in goede handen. Dit is een heerlijke uitgave, echter zonder libretto in het CD boekje, dat toch handig was geweest voor zo’n relatief onbekende opera.
CPO 777 805-2 (2 CDs)
**** Mario Lanza werd op 31 januari 1921 geboren in Philadelphia. Hij begon op zijn 16e zang te studeren en maakte zijn debuut op 7 augustus 1942 als Fenton in ‘Die lustigen Weiber von Widsor’ van Otto Nicolai op het Berkshire Music Festival van Tanglewood. Na een optreden in de Hollywood Bowl in 1947 werd hij voor zeven jaren gecontracteerd door de MGM studio, waarvoor hij negen films maakte. Lanza kampte met alcohol- en eetverslavingen, die een negatieve invloed hadden op zijn gezondheid en gedrag. Hij overleed – waarschijnlijk aan een longembolie – op 38-jarige leeftijd op 7 oktober 1959 in Rome. De dubbel CD ‘Mario Lanza – Live 1940-1950’ presenteert Mario Lanza in bijzondere opnamen, waarvan een aantal zover bekend niet eerder uitgegeven is. De CDs staan bomvol opnamen van aria’s en duetten uit opera’s als ‘Turandot’, ‘Madama Butterfly’, ‘Lucia di Lammermoor’, ‘La Traviata’, ‘Rigoletto’ en ‘L’Arlesiana’, die Lanza maakte voor de radio. Uiterst interessant zijn de opnamen tijdens de viering van de 20e huwelijksdag van zijn ouders. Lanza was hier nog maar 19 jaar en zingt “Vesti la giubba”, “Ch’ella mi creda” en “Torna a Surriento” met piano. Lanza, die altijd uiterst bedreven was in het imiteren van tenoren, klinkt hier als Giovanni Martinelli en veel donkerder dan op zijn latere opnamen. Wat een enorm talent! Boeiend ook de opnamen na zijn terugkeer uit het leger in 1945. Fragmenten uit ‘Otello’ en ‘Tosca’ laten hem horen voor zijn filmcarrière begon. Verder een kleine minuut-durende privé-opname van een fragment uit ‘La Cena delle Beffe’ van Giordano gemaakt in een studio in New York in 1944. Tenslotte is Lanza te horen in 1948 in het vijf-minuten durend terzet uit de vierde akte van ‘La Bohème’ van Puccini (in het Engels) naast George London en Frances Yeend, waarmee Lanza in die tijd het ‘Bel Canto Trio’ vormde. Het is de enige bekende opname van het trio. Een document!
Andromeda ANDRCD 9121 (2 CDs)
*** Bij het zingen van muziek van Gustav Mahler (1860-1911) dien je iets te vertellen te hebben en moet je vaak al wat ouder zijn. De Nieuw Zeelandse bariton Teddy Tahu Rhodes is in een volgende etappe van zijn carrière aangekomen na jeugdrollen als Don Giovanni, Billy Budd, Joseph De Rocher en Escamillo (drie maal in de Met) en hij heeft nu een CD met liederen van Mahler opgenomen. Aan zijn vertolkingen valt de eerlijke en ontspannen klank op. De vroege liederen “Ich ging mit Lust durch einen grünen Wald”, “Aus! Aus!”, “Nicht wiedersehen!” en “Winterlied” geeft hij een natuurlijk oorspronkelijkheid en subtiliteit en in de vijf Rückert-Lieder schetst hij treffend de kille leegheid met eenvoudige, strakke en toch vloeiende lijnen. In Mahlers ongeëvenaarde ‘Kindertotenlieder’ – met achtereenvolgens de overpeinzing, wanhoop, ontkenning, woede en acceptatie – valt Tahu Rhodes op door bedruktheid en helderheid. Hij geeft niet zozeer de romantische compassie als wel de intieme en persoonlijke verwonding van de vader weer. Helaas laat de pianobegeleiding hier niet de ruimte voor emotionele resonansen en de Australische pianiste Sharolyn Kimmorley maakt dan ook meer indruk in de vroege liederen dan in de ‘Kindertotenlieder’. De Sloveense dirigent Marko Letonja leidt het Tasmanian Symphony Orchestra in de Rückertlieder en zij hadden de ‘Kindertotenlieder’ ongetwijfeld ook beter tot hun recht laten komen.
ABC Classics 481 0484 (1 CD)
*** Net als Bizet, Debussy en Ravel werd ook de componist Hector Berlioz (1803-1869) de Prix de Rome geweigerd. Berlioz deed een aantal keren mee aan het componistenconcours en na cantates als ‘Herminie’ (1828) en ‘La Mort de Cléopâtre’ (1829) won hij de prijs pas bij zijn vierde poging met ‘La Mort de Sardanapale’ (1830). De Prix de Rome stelde hem in staat naar de eeuwige stad af te reizen en tijdens een tussentijds bezoek aan Subiaco schreef hij het lied ‘La Captive’ (1832). De twee genoemde mislukte pogingen ‘Herminie’ en ‘La Mort de Cléopâtre’ en ‘La Captive’ zijn nu op de CD ‘Hector Berlioz – La Captive’ uitgebracht door het label Challenge Classics. De opnamen werden gemaakt tussen 18 en 20 juni 2013 in Musis Sacrum te Arnhem. In ‘Herminie’ besluit Erminia haar geliefde, de Christelijke ridder Tancredi, te helpen. De cantate bestaat uit twee aria’s en een slotgebed. Het lied ‘La Captive’ is op tekst van Victor Hugo en hier opgenomen één van de orkestrale versies die Berlioz voor het lied schreef. De Zweedse sopraan Lisa Larsson klinkt hier in de hoogte enigszins wrang en haar toon is niet overal elegant. De cantate ‘La Mort de Cléopâtre’ – lyrische scène voor sopraan – schildert de snelle opeenvolgingen van Cleopatra’s gemoedstoestanden en wordt ook vaak gezongen door mezzosopranen. Lisa Larsson zet zichzelf met haar opname onbedoeld in competitie met opnamen van zangeressen als Janet Baker, Susan Graham, Jessye Norman en Jennie Tourel en bereikt de subtiele woordschilderingen en temperament, maar niet de grandeur van de stem van de andere zangeressen. Het Gelders Orkest – dat bij buitenlandse optredens de naam Arnhem Philharmonic Orchestra gebruikt – staat onder leiding van Antonello Manacorda, wiens lezing helaas de nodige uitdrukking en nerveuze variatie voor Cleopatra’s herinneringen, meditaties en vastberadenheid ontbeert. Het CD boekje bevat een kort essay over de deelname van Berlioz aan de Prix de Rome.
Challenge Records CC 72639 (1 CD)