juli 2014

De Städtischen Bühnen Frankfurt am Main blikken ter gelegenheid van het jubileumjaar 2013 terug op vijftig jaar opera, toneel en ballet aan het Willy-Brandt-Platz in het boek ‘Ein Haus für das Theater; 50 Jahre Städtische Bühnen Frankfurt am Main’.

Veel grote namen kunnen in verband worden gebracht met de Oper Frankfurt. Zo dirigeerde onder anderen de befaamde Georg Solti tussen 1952 en 1961 bij het gezelschap. Hij leidde in Frankfurt voorstellingen in het Schauspielhaus – ofwel sinds 1919 Städtischen Bühnen geheten – aan de huidige Willy-Brandt-Platz, dat in 1951 na de bombardementen van 29 januari 1944 weer werd opgebouwd. In 1958 besloot men een nieuwe gebouw op die plek op te richten, dat zowel toneel, opera als ballet zou herbergen. Tussen 1960 en 1962 werd de Jugendstilfaçade van het Schauspielhaus afgebroken en een 120 meter lange glazen façade voor de nieuwe “Theaterdoppelanlage“ geïntroduceerd. Daarachter bevond zich het gemeenschappelijke foyer van de Städtischen Bühnen, waarvoor Marc Chagall (1887–1985)  in 1959 in opdracht van de stad voor de foyer het schilderij Commedia dell’Arte schilderde. Deze nieuwbouw werd in 1963 geopend.

Ter gelegenheid van het jubileumjaar 2013 blikken de Städtischen Bühnen Frankfurt am Main terug op vijftig jaar theater aan het Willy-Brandt-Platz in het boek ‘Ein Haus für das Theater; 50 Jahre Städtische Bühnen Frankfurt am Main’. Men heeft een aantal auteurs verzocht om een bijdrage aan het boek te leveren, waarin de opvoeringsgeschiedenis en architectuurverleden van het operahuis wordt beschreven. In een voorwoord schetst Hilmar Hoffmann in acht pagina’s de totstandkoming van de Städtischen Bühnen na 1945. Daarna geeft muziekjournalist Hans-Klaus Jungheinrich in ruim honderd pagina’s een terugblik op opera in Frankfurt van de afgelopen vijftig jaar. Hij vertelt over de perioden van de diverse intendanten en van de verschillende chefdirigenten, zoals Christoph von Dohnányi (1968–1977), Michael Gielen (1977–1987), Sylvain Cambreling (1993–1996) en Paolo Carignani (1999–2008). Na nog een aantal bijdragen over toneel en ballet besluit Dieter Bartetzko over de eindeloze bouwgeschiedenis van het theater, dat op 11 november 1987 ook nog eens door een brand werd verwoest. De bijdragen worden geïllustreerd met vele schitterende foto’s.

Als een journalist wordt uitgenodigd om een bijdrage aan een jubileumboek te schrijven, wordt van hem of haar een niet al te kritische houding verwacht. Uiteraard werpt dit vragen op over de onafhankelijkheid, objectiviteit, geloofwaardigheid en integriteit. Maar toch kraakt Hans-Klaus Jungheinrich zo nu en dan een kritische noot. Zo stipt hij een aantal zwakke punten van Von Dohnányi aan, noemt hij regisseur Philippe Sireuil een “normaalgewicht”, vindt hij de Gluck-Iphigénie tweeluik van Bertini een foute keuze en merkt hij op dat Bertini tijdens het dirigeren niet naar het toneel keek, net als overigens Carignani, maar ook Solti. Als Jungheinrich echter aangekomen is bij het tijdperk van de huidige intendant Bernd Loebe houdt de kritiek op. Dan noemt hij Frankfurt het “Eldorado van de gepromoveerde, nieuwe operaschepping” en de Oper Frankfurt het “leidende muziektoneel van midden Europa.” Dat er slechts één wereldpremière werd gespeeld in het Loebe-tijdperk – dat nu al 12 jaar duurt en zelfs is verlengd tot 2024 (!!) – blijft onuitgesproken.

Over wereldpremières gesproken, opvallend kort is Jungheinrich over dirigent Wolfgang Rennert (een halve alinea). Rennert dirigeerde de enige drie wereldpremières, die Frankfurt in de eerste 40 jaar na de Tweede Wereldoorlog produceerde. Deze wereldpremières – Talma: Die Alkestiade (1962), Wimberger: Dame Kobold (1964) en Henze: Das Ende einer Welt (1965) – worden overigens door Jungheinrich helemaal niet genoemd. Verder is de auteur gul met namen – die zelfs de gevorderde operaliefhebber laten duizelen – maar niet altijd even helder over de jaartallen.

‘Ein Haus für das Theater’ is geen naslagwerk (zoals het 752 pagina’s tellend boek van Albrecht Richard Mohr – Die Frankfurter Oper 1924-1944; Frankfurt am Main: Waldemar Kramer Verlag, 1971). Het nieuwe jubileumboek kan niet alle voorstellingen noemen en van de voorstellingen ook niet de volledige bezetting vermelden, zelfs niet in zijn bijlage met alle premières. ‘Ein Haus für das Theater’ is gewoon een fraai lees-, koffietafel- en bladerboek en een mooie huldiging van de Oper Frankfurt, die trots kan zijn op haar prestaties van de afgelopen vijftig jaar.

2013; €30,00
ISBN: 978-3894877323
336 pp, hardcover
Henschel Verlag, Leipzig