juli 2014
***** De première van de operette ‘Das Fürstenkind’ van Franz Lehár (1870-1948) op 9 oktober 1909 in Wenen was geen succes. De eerste opvoering was uitgesteld, omdat Lehár en librettist Viktor Leon hun zin gezet hadden op de populaire tenor Louis Treumann – die ook Danilo had gezongen in de première van ‘Die lustige Witwe’ in 1905 – voor de rol van Stavros. Maar Treumann had zich contractueel verbonden aan anderen en er moesten zelfs rechtszaken en een arrestatie van Treumann – waarbij volgens de overlevering vrouwen zich tussen de agenten en Treumann wierpen – aan te pas komen. Maar ook met Treumann in de première lukte het Lehár niet om de triomf van ‘Die lustige Witwe’ te evenaren, want het publiek was teleurgesteld dat ‘Das Fürstenkind’ niet de sterke melodische inventiviteit van de ‘Witwe’ bezat. Lehár nam in de eerste maand na de première zeven fragmenten van de operette op voor de plaat, met de tenor Hubert Marischka in plaats van Treumann, wellicht opnieuw vanwege die contractuele redenen. Treumann nam wel in 1910 het Pallikarenlied “Lange Jahre” uit de eerste akte en een bewerking van de wals “Wüßtest du, Mädchen” uit de tweede akte op. Verder verscheen in 1927 een gelijknamige filmversie van een bewerking van ‘Das Fürstenkind’ geregisseerd door Luise en Jacob Fleck met muziek uit de operette. Daarna is ‘Das Fürstenkind’ ondervertegenwoordigd op de plaat. Het CD-label CPO heeft nu de eerste integrale opname van ‘Das Fürstenkind’ uitgebracht in zijn grote serie van bekende en onbekendere operettes van Franz Lehár. Het is een live-opname van een uitvoering op 28 november 2010 in het Prinzregententheater in München. Muzikaal blijkt ‘Das Fürstenkind’ meer ontwikkeld dan ‘Die lustige Witwe’. Er zijn grotere ensembles, een heus operaorkest, doorgecomponeerde scènes (zoals de finale II), de melodieën zijn geïntegreerd in de scènes en Lehár vat de atmosfeer in opvallend natuurlijke klankkleuren. En ook al zijn de melodieën van ‘Das Fürstenkind’ niet zeer memorabel en de dialogen soms aan de lange kant, muzikaal-dramatisch representeert het werk een mijlpaal in het oeuvre van Lehár. De titelrol van het vorstenkind Photini wordt op de nieuwe opname gezongen door de Israëlische sopraan Chen Reiss. De partij is niet groot en Photini heeft geen aria’s of omvangrijke momenten, maar Reiss zingt de rol met haar beeldschone, lyrische stem, enorme muzikaliteit en uitdrukkingskracht. De lyrische tenoren Matthias Klink als haar vader Stavros en Ralf Simon als haar geliefde Bill Harris zijn uitstekend bezet. Het jugendlich-dramatische geluid van de sopraan Mary Mills is zeer geschikt voor de impulsieve Mary-Ann. Dirigent Ulf Schirmer is inmiddels een autoriteit op het gebied van Lehárs muziek en laat het Münchner Rundfunkorchester stralen. Het CD-boekje bevat helaas niet de integrale tekst van de operette. Verder wordt in een essay uitgebreid geschreven over Louis Treumann, hoe lastig hij was en over zijn arrestatie, maar met geen woord wordt gerept over zijn tragische dood in het concentratiekamp Theresienstadt in 1943. De vragen laten zich stellen of de auteur hiervan niet op de hoogte is, of een eenzijdig beeld van Treumann wilde schetsen of dat het niet paste in de teneur van het essay. Maar deze opname is belangrijk, want zij stelt in staat uiteindelijk het oeuvre van Lehár te horen. Op naar de operettes ‘Die Juxheirat’ en ‘Die ideale Gattin’, want zij wachten nog op een integrale opname!
CPO 777 680-2 (2 CDs)
***** Het oratorium ‘Toward a Season of Peace’ van de Amerikaanse componist Richard Danielpour (1956) ging op 22 maart 2012 in het Segerstrom Venter of Arts van de Californische plaats Costa Mesa in première. Danielpour is bekend vanwege de opera ‘Margaret Garner’, die op 7 mei 2005 in Detroit het levenslicht zag met Denyce Graves als de slavin Margaret Garner en Rodney Gilfry als de plantagehouder Edward Gaines. Deze opera is helaas nooit officieel op CD verschenen, maar er bestaat wel een radio-opname van een integrale uitvoering uit februari 2006 in Philadelphia met de premièrebezetting. Deze opname liet al horen dat Danielpour uitstekend voor de stem kan componeren. Naxos heeft nu een opname gemaakt van ‘Toward a Season of Peace’ uit de wereldpremièrereeks die tussen 22 en 25 maart 2012 plaatsvond. Het werk is een oratorium van vijftig minuten in drie segmenten en zeven delen. Segment één gaat over oorloog en verwoesting, segment twee over de keuze tussen oorlog en vrede en segment drie over vrede door vergiffenis. Danielpour gebruikte Hebreeuwse Torahteksten, Engelse vertalingen van werken van de Persische dichter Rumi, Arabische gedichten van Al Mutanabbi en Ibn Arabi en Onze Vader, aangevuld met teksten in Farsi en Arameïsch en tot slot het Kaddish. Danielpour hanteert meerdere talen, aangezien vrede in alle religies wordt gezien als het fundamentele doel van de mensheid, ook al wordt religie vaak aangewend om oorlog te voeren. Opvallen hoe Danielpour bij de gedichten muzikale ruimte geeft om hun diepgang te onderzoeken. ‘Toward a Season of Peace’ bevat veel oriëntaalse klanken, melodieën en ritmen vermengd met Barber, Bernstein en Copland. De sopraansoli in de delen één, twee, vier, zes en zeven worden gezongen door de Israëlische sopraan Hila Plitmann, de muze van veel Amerikaanse componisten, waaronder ook Del Tredici en Corigliano. Voor haar lyrische stem componeerde Danielpour ook al de finale zijn liturgie ‘Darkness in the Ancient Valley’ (2011) en zij is zoals altijd een uitstekende vertegenwoordiger van deze Amerikaanse, neo-romantische muziek. Dirigent Carl St. Clair en de Pacific Symphony en het Pacific Chorale musiceren eerste klas. ‘Toward a Season of Peace’ is een mooi, rijk, pakkend en direct werk met een aansprekende boodschap.
Naxos 8.559707 (1 CD)
***** De Joods-Oostenrijkse componist Franz Schreker (1878 – 1934) werkte van 1901 tot 1910 aan zijn tweede opera ‘Der ferne Klang’. De première was op 18 augustus 1912 in de Alte Oper van Frankfurt en de opera werd zo’n groot succes, dat zij vervolgens werd gespeeld in Praag, Berlijn, Leningrad en Stockholm. Maar na de machtsovername door de Nazi’s werd Schrekers muziek bestempeld als Entartete Musik en werden zijn opera’s van het programma gehaald. Het heeft lang geduurd, maar inmiddels zijn Schrekers werken weer terug op het repertoire. Van ‘Der ferne Klang’ bestaan meerdere opnamen: een radio-opname uit Hamburg, 1955 op Cantus; twee live-opnamen Hagen, 1989 op Naxos en Augsburg, 2010 op Ars; en een studio-opname van 1990 met Gabriele Schnaut en Thomas Moser op Capriccio. Ook was ‘Der ferne Klang’ op 18 september 2004 in het Concertgebouw van Amsterdam te horen met Anne Schwanewilms als Grete. Op het CD-label Walhall is nu een radio-uitzending van ‘Der ferne Klang’ in 1948 vanuit Frankfurt – de stad van de wereldpremière – verschenen, die zover bekend niet eerder werd uitgebracht. Het verhaal gaat over de gecompliceerde relatie tussen Grete en de componist Fritz en plaatst het kleinburgerlijke tegenover het kunstenaarsmilieu, zoals Schreker graag tegenstellingen in zijn werken aanwendt. De sopraan Ilse Zeyen maakt de lijdensweg van Grete uiterst geloofwaardig. Luister naar de “Waldzauber” van de eerste akte, die Ilse Zeyen veel expressiever zingt dan Schrekers vrouw Maria in haar opname van 17 januari 1927. Ilse Zeyen trekt met haar interpretatie ‘Der ferne Klang’ in de richting van de muziek van Schönberg en dat past uitstekend. Overigens hebben musicologen aangetoond dat Schreker in ‘Der ferne Klang’ al experimenteerde met de Twaalftoonstechniek, een compositiemethode die Schönberg pas veel later zou uitwerken. De tenor Heinrich Bensing zet de egocentrische Fritz uitstekend neer en is prima te verstaan. Winfried Zillig, die ook de radio-opname van de ‘Der ferne Klang’ van 1955 in Hamburg dirigeerde, leidt het Symphonie-Orchester von Radio Franfurt gevoelig en ondersteunend. Luister naar de betoverende interlude “Nachtstück” in de derde akte. De door Schreker voorgeschreven alledaagse geluiden zoals het geluid in de herberg (akte I), de vulgaire geluiden op het eiland (akte II) en de spoorwegovergang, het verkeer, de theaterbezoekers en het applaus in het theater (akte III) doen op deze opname wellicht enigszins kunstmatig aan, maar dat was de techniek van die tijd. Het CD-boekje bevat helaas slechts de tracktitels en de rolverdeling zonder verdere informatie over het werk en de uitvoerenden. De zangers van de vader en moeder van Grete en de waard zijn onbekend. Dit is een belangrijke opname die bijdraagt aan de kennis over de vroege uitvoeringspraktijk van de muziek van Schreker.
Walhall WLCD 0374 (2 CDs)
**** Er bestaan zes opera’s van de Joods-Oostenrijkse componist Egon Wellesz (1885-1974), waarvan ‘Die Bakchantinnen’ de meest bekende is. Clemens Kraus dirigeerde de wereldpremière van de opera in Wenen op 20 juni 1931, twee jaar voor de machtsovername van de Nazi’s. Ten tijde van de “Anschluß” van Oostenrijk bij Nazi-Duitsland in 1938 was Wellesz in Amsterdam voor een uitvoering in het Concertgebouw van zijn ‘Prosperos Beschwörungen’ onder leiding van dirigent Bruno Walter. Zowel Wellesz, Walter als Ernst Krenek – die aanwezig was vanwege de uitvoering van zijn pianoconcert – zouden na het concert niet meer naar Wenen terugkeren. Wellesz had zelf het libretto voor ‘Die Bakchantinnen’ geschreven, dat hij baseerde op het verhaal ‘Bakchai’ van Euripides uit 406 v.Chr. In de eerste scène overdenkt Dionysos bij het graf van zijn moeder, hoe hij haar moord zal wreken op haar zus Agarve. In de tweede scène van de eerste akte wordt Pentheus – de zoon van Agarve en nu koning van Thebe – gewaarschuwd voor de hem onbekende Dionysos. Pentheus laat geïrriteerd de losbandige vrouwen opsluiten, maar die vluchten de bergen in. ’s Nachts sluipt Pentheus in de Griekse bergen om Dionysos als demagoog te ontmaskeren, maar hij wordt door de bacchantinnen – waaronder zijn onwetende moeder – opgejaagd, waarbij hij uiteindelijk sterft. ‘Die Bakchantinnen’ wordt tegenwoordig nauwelijks nog opgevoerd. In 2003 werd de opera nog gespeeld tijdens de Salzburger Festspiele en maakte de Nederlandse sopraan Eva-Maria Westbroek haar debuut in Salzburg als Agave. In juni 1960 werd een radio-opname van de opera voor de Österreichischer Rundfunk gemaakt. De bezetting was ondanks de grote namen helaas niet sterk. De 62-jarige heldenbariton Paul Schöffler zong Dionysos, maar zijn stem had inmiddels aan glans verloren. Ook de dramatische sopraan Christel Goltz in de rol van Agave was reeds over haar hoogtepunt en de tenor Fritz Uhl was te lichtgewicht voor de heldenpartij van Pentheus. De Duits-Griekse dirigent Miltiades Caridis begon zijn carrière aan de opera van Graz en was van 1961 tot 1969 verbonden aan de Wiener Staatsoper. Hij weet met het Orchester des ORF de atmosfeer van de opera uitstekend te treffen en laat de invloed van Debussy, Bruckner en Mahler op Wellesz horen. Dit is een interessante uitgave als aanvulling op de studio-opname van Orfeo uit 2001. ‘Die Bakchantinnen’ duurt bijna twee uur en de resterende tijd op de uitgave wordt nog ingevuld door opnamen van Paul Schöffler uit 1944 – op de sterkte van zijn kunnen – in twee fragmenten van Wagner en vijf liederen van Schubert, Schumann en Loewe.
Myto 00331 (2 CDs)
**** De Spaanse sopraan Pilar Lorengar werd op 16 januari 1928 in Zaragoza geboren. Zij maakte haar operadebuut in 1955 in Málaga en zong daarna in alle grote operahuizen van de wereld. Haar carrière is nauw verbonden met Duitsland. In 1958 tekende zij een contract bij de Deutsche Oper in Berlijn, een relatie die dertig jaar zou duren. Daar ontving zij in 1963 zij de titel Kammersängerin en kreeg zij in 1994 de “Orde van Verdienste” van Berlijn. Zij trouwde met de Duitser dr. Jürgen Schaff en in 1996 overleed zij in Berlijn. Het Duitse CD label Audite heeft nu een mooie box van drie CDs met opnamen uit de Berlijnse beginperiode van de sopraan uitgebracht. De opnamen van de box zijn gemaakt tijdens negen verschillende sessies tussen 1959 en 1962 op drie verschillende locaties in Berlijn. Op de uitgave zijn enkele van haar Puccini-tragediennes, Mozart-rollen en Verdi-heldinnen vertegenwoordigd. Luister naar aria’s van Liù, Cio-Cio San, Mimì, Pamina, Donna Anna, Donna Elvira en Violetta op de eerste CD. Haar beschaduwde klanken vol melancholie en wanhoop passen hierin volmaakt. De Spaanse liederen op de tweede en derde CD verraden de Duitse invloed op de stemvoering van Lorengar. Zij zingt het vijf eeuwen omspannende Spaanse repertoire – Rodrigo, Nin, Leoz, Guridi, Granados, García Lorca, Toldrà en Spaanse Renaissanceliederen – met een ronde stem en veel legato, waardoor het sprankelende helaas af en toe ontbreekt. Haar grote mentor Hertha Klust begeleidt aan de piano en Siegfried Behrend op gitaar.
Audite 21.420 (3 CDs)
**** De tenor Alain Vanzo werd op 2 april 1928 in Monaco geboren. Hij deed in 1954 mee met een zangconcours in Cannes en was één van de vijf winnaars naast onder anderen Tony Poncet en Guy Chauvet. Hij maakte al snel zijn debuut in kleinere rollen in de L’Opéra de Paris en bij de Opéra-Comique en zong uiteindelijk hoofdrollen, zoals in 1957 Duca in ‘Rigoletto’ in Palais Garnier. Vanzo werd één van de belangrijke lyrische tenoren van zijn generatie. Uiteindelijk componeerde Vanzo ook zelf. Zo schreef hij de operette ‘Les Pêcheurs d’Étoiles’ (Lille, 1971), de opera ‘’Les Chouans’ (Avignon, 1982) en diverse liederen. De nieuwe CD ‘Alain Vanzo; Airs français’ van het label Malibran laat Vanzo horen in grote momenten uit zijn Franse glansrollen. Zijn charmante stem is te horen in opnamen van aria’s uit onder andere ‘Faust’, ‘Mireille’, ‘Roméo et Juliette’, ‘Mignon’, ‘Les Pêcheurs de Perles’, ‘La Jolie Fille de Perth’, ‘Manon’ en ‘Werther’ die gemaakt werden tussen 1954 en 1962. Hoogtepunt is zijn vertolking van de aria “Ah! Viens dans la forêt profonde” uit de opera ‘Lakmé’ van Delibes. Prachtig hoe hij de frasen modelleert met behulp van diminuendi en pianissimo hoge noten. De opname uit 1954 van Vanzo in de mars “Le Rêve Passe” – gecomponeerd door Krier en Helmer in de Eerste Wereldoorlog – laat de tenor aan het begin van zijn carrière horen, zonder het geknepen geluid uit zijn latere jaren. Interessant ook het interview met Vanzo van ruim zes minuten uit 1982 en zijn vertolking van het lied “Elle était si jolie”, dat Alain Barrière in 1963 voor Frankrijk tijdens het Eurovisie Songfestival zong. Later zou Vanzo nog in meer robuuste partijen te horen zijn, waarvan uit de Verdi-opera’s ‘Les Vêpres Siciliennes’ en ‘Don Carlos’ twee aria’s geïncludeerd zijn op deze CD. Alain Vanzo overleed op 27 januari 2002 op 74-jarige leeftijd aan de gevolgen van een herseninfarct.
Malbran CDRG 201 (1 CD)
**** Op de CD ‘This Wing’d Hour’ zingt de Belgische tenor Yves Saelens vier liederencycli van Engelse componisten. De componisten hebben hun wortels hoorbaar in de Engelse volksmuziek. ‘To Julia’ uit 1905 werd door Roger Quilter (1877-1953) gecomponeerd op zes gedichten van Robert Herrick met een prelude en een interlude. De liederen zijn zo herkenbaar Quilter, zo licht, elegant, direct en natuurlijk geschreven. De cyclus ‘The House of Life’ Ralph Vaughan Williams (1872-1958) uit 1904 is gecomponeerd op zes gedichten van de Engelse dichter en schilder Dante Gabriel Rossetti. De cyclus luidde de Engelse kunstlied in. Saelens zingt de liederen intiem. Luister naar het bekende “Silent Noon” waar hij een prachtige pianissimo Ges zingt of zijn ppp van “that stirred it not” in “Death in Love”. ‘Let us Garlands Bring’ van Gerald Finzi (1901-1956) is een cyclus uit 1942 op vijf gedichten van Shakespeare. De liederen zijn typerend voor het (beperkte) oeuvre van Finzi en vormen ook één van zijn meest populaire werken. Saelens geeft de liederen “Come Away, Death” en “Fear No More” helaas niet de diepte en het aangrijpende van de dood, dat Finzi’s leven zo tekende. In de overige drie lichte en luchtige liederen is hij meer in zijn element. ‘On this Island’ van Benjamin Britten (1913-1976) uit 1937 is gecomponeerd op vijf gedichten van W.H. Auden en is meer een reeks liederen dan een echte cyclus. Het interessante “Now the leaves are falling fast” is behoorlijk suggestief voor de closeted Britten. “Seascape” is Schubert ten voeten uit. De vergelijking van het geluid van Yves Saelens met de klank van Peter Pears laat zich maken en de stem is niet altijd helemaal open. Maar het is een geluid dat traditioneel past bij het Engelse genre en bij het interessante repertoire op deze CD. Inge Spinette begeleidt op piano als een volkomen passende handschoen. Het CD-boekje bevat een goed geschreven essay over de cycli van Guy Tops.
Phaedra Classics 292027 (1CD)