Hélène Cals, sopraan (1903 – 1937) – deel 1

Hélène Cals was voornamelijk radio- en concertzangeres. Zij zong als coloratuursopraan in opera, oratorium en lied, maar heeft nooit op het toneel gestaan vanwege het slechte operaklimaat in Nederland in die tijd. Haar carrière beperkte zich – mogelijk door de economische crisis van de jaren dertig – slechts tot Nederland.

Hélène Cals werd als Helena Theresia Emilia Cals op 25 juli 1903 geboren in Watergraafsmeer (Bevolkingsregister Amsterdam Archiefnummer 5008 Inventarisnummer 220 Pagina 173).

Zij was het enige kind van Martin Hubert Emil Cals (1876-1957, taalleraar) en Maria Theresia Niël (1877-1954), die op 17 november 1902 in Maastricht waren getrouwd. Hélène’s moeder stond dus zwanger voor het altaar (Limburger Koerier; 18-11-1902).

1926
‎Hélèna Cals studeerde aan het conservatorium van Amsterdam als leerlinge van Rose Schönberg. Op 18 november 1926 wordt in het Algemeen Handelsblad voor het eerst melding gemaakt van een opvoering met Hélène Cals. Op die avond werkte zij in de Zendingskapel aan de Keizersgracht 676 te Amsterdam belangeloos mee aan een Bachconcert ten bate van de Hervormde Stadszending (Algemeen Handelsblad; 18-11-1926).

Een maand later op 21 december gaf zij in de radiostudio in Hilversum een vooravondconcert met het H.D.O.-orkest onder leiding van Nico Treep (De Tijd; 18-12-1926).

Nico (Jacob Nicolaas) Treep was in 1903 geboren in Groningen, was vioolleraar, verhuisde op 31 augustus 1921 naar Amsterdam en was sinds dat jaar getrouwd met Madeleine Vink. Hij zou in 1932 met Hélène Cals trouwen.

1927
De Koninklijke Mannenzangvereeniging Apollo gaf op maandag 17 januari 1927 in het Concertgebouw te Amsterdam een concert, waarbij Helene Cals meewerkte:

Het was de tweede maal, dat de sopraanzangeres, mej. Helène Cals optrad en ik kan slechts herhalen wat ik de eerste maal schreef: een heerlijk jeugdig, frisch en vooral in de hoogte stralend en gemakkelijk aansprekend geluid. Bij verleden jaar vergeleken is zij zeer zeker vooruitgegaan. Voor deze jeugdige zangeres ligt een mooie toekomst open. Ik hoorde van haar recitatief en aria van Lia uit ‘L’Enfant Prodigue’ van Debussy, met rustige zekerheid voorgedragen en aria uit de opera ‘II Re Pastore’ (de herderskoning) van Mozart, met veel gevoel voor stijl eenvoudig en muzikaal gezongen (zang, viool en piano). Als haar voordracht na eenigen tijd nog meer verinnerlijkt wordt, zal zij stellig een van onze zeer goede zangeressen worden (Het Volk 18-1-1927)

Begin maart zong zij ter gelegenheid van een Feestavond van den Bond van Amsterdamsche Zangvereenigingen:

Mevr. Rosa Schönberg, hoofdleerares voor zang aan het konservatorium en drie harer leerlingen: mej. Helene Cals en de heeren A. Smoorenburg (bariton) en W. Schansman (tenor) verleenden belangeloos hunne medewerking. Wij hebben reeds een paar malen mej. Cals met lof vermeld. De manier, waarop deze jonge dame een aria uit ‘Iphigenie en Tauride’ (Gluck) of de beroemde, zeer moeilijke Klokkenaria uit de opera ‘Lakmé’ (Delibes) zingt, bevestigde wederom ten volle mijn overtuiging, dat zii eens tot onze zeer goede, zoo niet beste, zangeressen zal behooren. Zij gaat met reuzenschreden vooruit. Een stralend, vol geluid, gevoelige klank, gemakkelijk — natuurlijke voordracht en grooten omvang van stem — dat alles nam het publiek, terecht, stormenderhand in (Het Volk 8-3-1927)

Hélèna Cals zong in 1927 minstens acht nieuwe operarollen. Op zondag 27 maart was zij in Hilversum te horen tijdens een radio-opvoering van ‘Les Huguenots’ van Meyerbeer als Edelknaap van Marguerite naast Greta Santhagens-Manders als Valentine en Jules Moes als Raoul.

Zij zong op 6 april in een uitvoering van het oratorium ‘Der Tod Jesu’ van G. H. Graun bij het Toonkunst te Bussum:

De twee sopranen, de dames A. M. Dudok van Heel en Helene Cals hebben zich nog het verdienstelijkst van haar taak gekweten — het duet in het tweede deel: “Feinde, die ihr mich betrübt, seht, wie sehr mein Herz euch liebt” was inderdaad zeer loffelijk (De Gooi- en Eemlander 7-4-1927)

Begin april werkte zij mee met een uitvoering van ‘Les Sept Paroles du Christ’ van Gustav Doret en de ‘Osterkantate’ van Max Bruch met het Concertgebouworkest in het Concertgebouw van Amsterdam:

Met genoegen hoorden we de sopraan Hélène Cals voor het eerst. Daar is stem, glans, muzikaliteit en vooral een natuurlijke geste van solo-zingen, de macht om iets te brengen. Wanneer die stem grooter, rijper en voller wordt, groeit er uit Hélène Cals een voortreffelijke sopraan-zangeres (De Tijd 10-4-1927)

Zij was op eerste paasdag 17 april soliste bij de Gemengde Zangvereeniging Zanglust in het Concertgebouw van Amsterdam:

De soliste van den avond was de sopraanzangeres mej.: Helene Cals (leerlinge van mevr. Schönberg). Zij zong met glanzende stem en nagenoegd volmaakte zangkunst, door Rie Hespe hoogst muzikaal begeleid, een Aria uit „Josua” van Handel, „Kirchen Aria” van Stradella, de Aria „Jerusalem” uit „Paulus” van Mendelssohn Bartholdy en de soli in de „Osterkantate” en in „Gallia”. Vooral in dit laatste kwam haar voortreffelijke zangkunst en adembeheersching naar voren. Haar succes was enorm (De Tijd 19-4-1927)

Voor de Hilversumse radiostudio was in dat jaar veelvuldig in opera te horen. Zo zong zij op 12 juli de rol van Prinses Helene in een radio-opvoering van de operette ‘Ein Walzertraum’ van Oscar Strauss naast Jules Moes als Niki. Verder was zij op zondag 16 oktober te horen in de rol van de Koningin van de Nacht in ‘Die Zauberflöte’ van Mozart. Tamino was Louis van Tulder, Sprecher was Richard van Helvoirt Pel. Op 24 oktober werkte zij in Hilversum mee aan een uitzending van de opera ‘Le Chien du Jardinier’ van de Belgische componist Albert Grisar in de rol van Catherine met het ANRO orkest onder leiding van Nico Treep. Ook zong zij voor de Hilversumse radio op 30 oktober de rol van Musetta in ‘La Bohème’ van Puccini naast Louis van Tulder als Rodolfo. En op zondag 13 november was zij op de radio te horen als Nedda in ‘Pagliacci’ van Leoncavallo naast Chris de Vos als Canio en Richard van Helvoirt Pel als Tonio.

Hélène Cals was op 20 november 1927 – slechts 24 jaar jong en nog geen jaar na haar vermoedelijke debuut – soliste in een concert van dirigent Pierre Monteux en het Concertgebouworkest. Tijdens dit concert in het Concertgebouw te Amsterdam zong zij een aria uit ‘Il Re Pastore’.

Op 11 december was zij terug in de Hilversumse studio voor de titelrol in de opera ‘Lakmé’ van Delibes. Louis van Tulder was Gerald en Richard van Helvoirt Pel zong Nilakantha.

In het Feestgebouw Bellevue te Amsterdam was zij op zaterdag 24 december te horen als Constance in een geënsceneerde opvoering van ‘Les deux Journées’ van Cherubini:

zij vermeld, dat Hélène Cals uitmuntend op dreef was; met haar mooie geluid heeft zij de harten veroverd van de toehoorders (Nieuw Israelietisch weekblad 30-12-1927)


1928
‎Hélène Cals zong in 1928 maar liefst 13 nieuwe operarollen, bijna allemaal in de Hilversumse radiostudio. Zo zong zij op zondag 22 januari 1928 de titelrol in de opera ‘Thaïs’ van Massenet, op 5 februari Philine in ‘Mignon’ van Thomas naast Greta Santhagens in de titelrol, Louis van Tulder als Wilhelm Meister en Richard van Helvoirt Pel als Lothario, op 27 februari Gertrude in de komische opera ‘Le Maître de Chapelle’ van Ferdinando Paër naast Jules de Moes als Benetto en op 4 maart Olympia en Gulietta in ‘Les Contes d’Hoffmann’ van Offenbach.

In de Hollandsche Schouwburg te Amsterdam zong zij op 21 maart in een herhaling van ‘Les deux Journées’.  Op 25 maart werkte zij mee aan een opvoering in het Paleis van Volksvlijt van ‘The Tempest’ van Shakespeare met muziek van Purcell begeleid door leden van het Concertgebouworkest:

Genoemd dient de zang van Helene Cals, die vooral in het laatste bedrijf heel mooi was; alleen kon men de tekst nooit, zelfs niet fragmentaries, verstaan (Het Volk 26-3-1928)

Deze voorstelling werd op 28 en 30 maart en 7 en 18 april herhaald.

Daarna was Hélène Cals weer veelvuldig in de radiostudio van Hilversum te vinden. Zo zong zij voor de microfoon op 26 maart Fatima in ‘Abu Hassan’ van Von Weber naast Jules Moes in de titelrol, op zondag 1 april Marie ‘La Fille du Régiment’ van Donizetti naast Jules Moes als Tonio, op zondag 29 april de titelrol ‘La Traviata’ van Verdi naast Jules Moes als Alfredo, op zondag 13 mei Germaine in de operette ‘Les Cloches de Corneville’ van Plaquette naast Jules Moes als Grenicheux, op zondag 10 juni Rosina in ‘Il Barbiere di Siviglia’ van Rossini, op donderdag 5 juli Angèle Didier in ‘Der Graf von Luxemburg’ van Franz Lehár naast Jules Moes in de titelrol en op zondag 2 december in ‘Der Schauspieldirektor’ van Mozart onder leiding van Nico Treep.

Optreden van Hélène Cals met het AVRO-gezelschap in Leeuwarden op 9 november 1928

Op 15 december was zij nog te horen in de première van het oratorium ‘Exodus’ van Nico van der Linden met onder anderen Jo Vincent.


1929
‎Op 15 januari 1929 meldde het dagblad Het Volk het interessante bericht, dat “de zangeres Hélène Cals zich verbonden heeft om alleen voor den AVRO-microfoon te zingen.”

Hélène Cals zong op dinsdag- en woensdagavond 23 en 24 april de sopraansolo in de eerste uitvoeringen van ‘Dithyrambe’ van Johannes Wierts in de grote zaal van het Concertgebouw onder leiding van Theo v. d. Bijl:

Hélène Cals was de sopraan-soliste. Een betere keuze had men moeilijk kunnen doen. Met haar verrukkelijke sopraanstern heeft zij de zeer hoog liggende zangen (zij zong vele malen 3 gestreept b en c!) de zaal ingejubeld. De componist houdt blijkbaar niet van lage toonsoorten; men moet er maar uitvoerende krachten voor hebben! De zangeres heeft zich er brillant doorheen geslagen, dank zij ook haar voortreffelijke opleiding bij mevrouw Schönberg, hoofdleerares aan het Amsterdamsch Conservatorium (De Tijd 25-4-1929)

Op donderdag 2 mei vierde de operazanger Anton Dirks zijn 25-jarige kunstenaarsloopbaan in de grote zaal van het Concertgebouw. Hierbij zong Hélène Cals met collega’s als Liesbeth Poolman-Meisner, Gretha Manders en het A.V.R.O. Orkest onder leiding van Nico Treep.

Begin juni was de platenmaatschappij Odeon in Nederland om in Tuschinski opnamen te maken van Nederlandse artiesten. Hélène Cals zong met Pierre Palla aan de vleugel, violist John Helden en cellist Jo van der Meer een aria uit ‘Il Re Pastore’ (Algemeen Dagblad 8-6-1929). Waarschijnlijk maakten zij tijdens deze sessie nog drie andere opnamen: “Core ’n grato” van Cardillo, “Silenzio cantatore” van Lama en “E primavera” van Magliani.

Hélène Cals presenteert haar grammofoonopnamen
Amsterdam, 1929

In de Hilversumse radiostudio zong zij op dinsdag 9 juli in de eenakter ‘Le Nouveau Seigneur de Village’ van Boieldieu naast Jules Moes, op vrijdag 18 oktober in ‘Die verkaufte Braut’ van Smetana met het Utrechtsch Stedelijk Orkest, op vrijdag 1 november Nedda in ‘Pagliacci’ en op 4 november in ‘Der Schauspieldirektor’ van Mozart naast Jules Moes als Monsieur Vogelsang.

Hélène Cals maakte op 16 november met het trio Palla, Helden en Van der Meer nog een aantal plaatopnamen in Berlijn. Verder maakte zij met begeleiding van de Berlijnse Staatskapel onder muzikale leiding van Dr. Weissmann nog opnamen van de “klokjesaria” uit ‘Lakmé’ van Delibes en “Il Bacio” en “Parla” van Arditti (Algemeen Handelsblad 18-01-1930).

Hélène Cals met Pierre Palla aan de vleugel; Berlijn, 1929

Voor de AVRO-radio zong zij op 24 november de titelrol in ‘Mireille’ van Gounod:

de beide hoofdpersonen Mireille en haar minnaar Vincent, vonden zeer goede vertolkers in Hélène Cals en Marcus Plooyer. De partij van eerstgenoemde was vrij moeilijk, maar werd zonder bezwaar gezongen (Voorwaarts 25-11-1929)

Op 8 december was zij te horen tijdens een uitvoering van Zangvereniging Zanglust in het Concertgebouw van Amsterdam:

De sopraanzangeres Helene Cals verleende haar medewerking als soliste. Zij zong eerst een aria uit „Butterfly” van Puccini en „Gavotte” uit de opera „Manon” van Massenet en na de pauze liederen van Richard Hol en Ruijneman en „Cazone Napolitana” van Cardillo. Haar prachtige stem en geschoolde zang verwekten als steeds een storm van toejuichingen van de stampvolle zaal (De Tijd 10-12-1929)

Ter gelegenheid van de 35-jarige kunstenaarsloopbaan van Chris de Vos werkte zij op 11 december mee aan een “Eere-avond” in de Stadsschouwburg van Amsterdam.


1930
‎Hélène Cals zong op zondag 26 januari 1930 voor de AVRO-radio in de eenakter ‘Bastien und Bastienne’ van Mozart met Louis Tulder als Bastienne.

Zij werkte twee weken later op zondag 9 februari mee aan de muzikale omlijsting bij de vertoning van de film ‘Het Dorp der Zonde’ in het Grand Theater van Rotterdam:

Het optreden van de sopraan-zangeres mej. Helene Cals uit Amsterdam, verleende aan het programma, dat Zondagmorgen door de K.P.C, in het Grand Theater werd uitgevoerd, een bijzondere aantrekkelijkheid. Mooie, beschaafde zang wordt gelukkig door velen hoog gewaardeerd en als dan de keuze der te zingen nummers, zooals nu, een goede is, wordt het geheel tot een waar genot. Vóór de pauze zong de begaafde zangeres „Aria uit „Stabat Mater”, van Pergolese, en „Aria van Cleopatra” van Handel, en na de pauze „Chant Hindou” van Bemberg en „Air des Byoux” uit „Faust” van Gounod (Voorwaarts 10-2-1930)

Midden februari maakte zij voor Odeon weer plaatopnamen in Berlijn, waar Pierre Palla haar in vier fragmenten begeleidde.

In het Nieuwsblad van het Noorden stond op 21 februari 1930 een zeldzaam interview met Hélène Cals:

Radio-engel, aether-godin, onder deze bewonderende namen is Hélène Cals bij het groote publiek bekend.
Zij is nog heel jong, iets kinderlijks, teers en liefs zit er in haar heele wezen. En toch heeft zij al een heele loopbaan achter zich en dat op een leeftijd, waarop anderen nog aan het begin van hun studie zijn.
Hélène Cals is een unicum in ons land, zij, de coloratuur-zangeres en wij kennen geen, die op ‘t gebied van coloratuur-zang presteert, wat zij kan.
Was het niet de directeur van de Italiaansche opera, die haar hoorde zingen, nu al een paar jaar geleden en haar spontaan aanbood, mee naar Milaan te gaan? Hélène Cals had heel veel zin in dit mooie aanbod, de opera trok haar aan, maar het ouderlijk verbod verhinderde alles, want de dirigent verbond er de voorwaarde aan, dat zij hier in Nederland de rol van Mimi en Philine zingen zou.
“Ik heb heel veel te danken aan Mevrouw Rosa Schönberg, hoofdleerares aan het Conservatorium, die veel invloed op de vorming ivan mijn stem heeft gehad”, vertelt Hélène Cals.
“Ik kom uit een heel streng milieu, ik denk dat ik van moeders kant mijn stem geërfd heb, Moeder zong heel goed, schoon ze nooit er voor gestudeerd had. Eerst was het plan, dat ik een teekendiploma zou halen, en bezocht ik daartoe de teekenacademie. Ik teeken graag, ik heb er nu geen tijd voor” en zij laat ons een paar heel goed geslaagde koppen zien. “Voor het landschapteekenen voel ik niets, portretteekenen trekt mij wel aan — maar de tijd!”
“Toen ik nog op de teekenacademie was, hoorde Adolf Francken mij zingen en hij zei: “Kind je hebt een fortuin in je keel. Waarom studeer je geen zang?”
“Ik wil wel, maar thuis willen ze het niet hebben. Adolf Francken was nog een studievriend van mijn vader uit Rolduc — wij zijn Limburgers van geboorte — en hij beloofde mij om er met Vader over te spreken. Het gelukte hem vader over te halen en zoo ging Ik van de teekenacademie naar het Conservatorium.
“Thiery had eenige liederen gecomponeerd en die aan mij opgedragen op conditie, dat ik ze zingen zou. Ik deed dit en zong voor de radio en kreeg toen dadelijk een contract voor opera-avonden. Het schijnt, dat mijn stem goed overkomt, want uit verschillende landen krijg Ik toch zulke aardige brieven en ansichten. Kijk u eens, dat vind ik zoo aardig.”
En Hélène Cals laat ons een schrijven zien van een onbekende, die haar hartelijk dankte voor het groote genot, dat haar zang hem bereid had. „U weet niet, hoe het aangrijpt, als Je daar midden op den Atlantischen Oceaan, dagen lang niets dan lucht en water gezien hebt, niemand dan je medeschepelingen, en je hoort daar ineens door de aether heen een prachtstem, die meesterlijk uit ‘Lakmé’ en ‘Traviata’ zingt. Het is overweldigend.”
“Vond u het zingen voor de radio, de eerste keer niet vreemd?”
“Heel erg, ik was zoo angstig en je komt er toe meer geluid te geven, te hard te zingen, (In die kleine studio klinkt het geluid zoo gedempt en dat kleine kastje biologeerde mij, en vooral omdat zij mij vooruit gezegd hadden, dat ik heel stil moest zijn, als ik niet zong.
“Later is het zingen voor de radio heel prettig, je stelt je geen denkbeeldig publiek voor, niets leidt je af, je behoeft je niet te kleeden, je gaat er in je gewone pakje naar toe.
“Ik had een aanbieding om voor His Masters Voice te zingen, maar ik heb nu gecontracteerd met Odéon. De laatste week van October ga ik in Parijs voorzingen en in Berlijn met het groote stadsorkest voor gramofoon-opnamen.
“Met October zijn de platen overgekomen. U weet niet, hoe ontroerd je bent, hoe het je aangrijpt, als je voor het eerst je eigen stem hoort. Je kent je stem niet, het weerklinkt toch in je hoofd en je staat verbaasd, als je op zoo’n gramofoonplaat hoort, hoe je zingt. „Ik heb veel gereisd, ik wilde graag wat van de wereld zien, ik houd dol van reizen. De menschen zijn zoo vriendelijk voor mij, op de stedenavonden word ik verlegen, zooals zij mij verwennen. En ook dirigenten, bij wie ik zong, helpen mij graag, ik heb van Bruno Walter een aanbeveling en van Monteux zelfs een zeer mooie aanbeveling gekregen.
“Met Zimmermann en Leydensdorff heb ik een liederen-avond gegeven, de kritiek was zeer welwillend.”
“U heeft een druk leven?”
“Ja, maar prettig. Ik moet natuurlijk veel naar Hilversum voor de uitzendingen, die of in de studio of in het Hof van Holland gebeuren, alleen sommige concerten worden om technische moeilijkheden ergens anders gegeven.” “Plannen voor den winter?”
“Ik ga mij speciaal toeleggen voor oratorium zingen, ik heb al eenige concerten op verschillende plaatsen, en in Arnhem zal ik in het ‘Weihnachtsoratorium’ voor “Kunst Veredelt” zingen.
Ik hoop nu voor Mengelberg te kunnen zingen — zijn verblijf in Amerika heeft het tot nu toe verhinderd. En dan natuurlijk mijn radio-avonden.”
En die avonden, wanneer de radio-engel zich laat hooren — de luisteraars weten, wat groot genot die mooie stem hun geeft.

Op zondag 23 februari zong zij in Hilversum voor de radio ‘Das Goldene Kreuz’ van Ignaz Brüll. Verder was zij in dat jaar vooral tijdens veel radio- en concertoptredens te horen. Midden november was zij opnieuw in Berlijn om voor Odeon maar liefst 17 grammofoonplaten te maken met Pierre Palla als pianist en / of dirigent.


1931
Behalve radio-optredens en concerten met dirigent Nico Treep was 1931 voor Hélène Cals muzikaal geen heel spannend jaar. Persoonlijk daarentegen was het een bijzonder jaar. Het huwelijk van Nico Treep met Madeleine Vink werd op 6 november 1931 ontbonden en op 29 december 1931 ging Hélène Cals met hem in ondertrouw.