© A.T. Schaefer

Betreurenswaardige Hollanders bij De Nederlandse Opera

‘Der fliegende Holländer’ is de zoveelste betreurenswaardige voorstelling van De Nederlandse Opera in dit seizoen.

‘Der fliegende Holländer’ was de vierde opera van Richard Wagner (1813 – 1883) en ging in 1843 in Dresden in première. Bij de wereldpremière werd het werk onafgebroken zonder pauze gespeeld en werd het na drie voorstellingen al van de speellijst gehaald. Als een continu drama van twee en half uur zonder pauze ging het te ver en Wagner reviseerde het werk tot een opera in drie afzonderlijke akten. De Nederlandse Opera (DNO) speelt de opera zonder pauze.

De regisseur van ‘Der fliegende Holländer’ bij DNO is Martin Kušej (1961, Oostenrijk). Ondanks zijn mislukte ‘Die Gezeichneten’ bij DNO in 2007 is hij opnieuw door DNO voor een opera teruggevraagd. Het decor voor Kušejs ‘Der fliegende Holländer’ is een witte doos met glazen deuren (waar zag men dit al eerder?), waarin het cruiseschip van Senta’s vader Daland in de eerste akte schipbreuk lijdt. In datzelfde decor is in de tweede akte de schoonheidssalon van de rijkeluisdochter Senta, waar de Holländer als bendeleider van een groep negers binnenvalt. De zwakke details van het ‘Holländer’-verhaal worden bij Kušej nog zwakker. De godslasterende vloek van de Holländer en Senta’s verliefdheid zijn ongeloofwaardig en de teleurstelling van de Holländer in Senta’s jeugdzonde (als een soort terugwerkende ontrouw) is vreemd. Het komt allemaal niet goed uit de verf. Kušej is een regisseur die wil schokkeren en hij kan hier weer zijn obsessie met bloot en ondergoed (net als in zijn ‘Die Gezeichneten’ en ‘Lady Macbeth of Mtsensk’) exhibitioneren door veel vrouwelijk bloot in de tweede akte. Hiermee echter herhaalt Martin Kušej zich slechts, zonder verder te ontwikkelen. Het is allemaal niet erg verheven, het heeft weinig allure en het kruipt niet onder je huid. En chemie tussen de zangers is er al helemaal niet; in de liefdesscène van de tweede akte staan Senta en de Holländer tien meter uit elkaar.

Het is mode Wagner met lichte stemmen te bezetten en ook DNO – niet geïnteresseerd in zangers überhaupt – gaat met deze gevaarlijke mode mee. Catherine Naglestad houdt Senta – één van de hoogste Wagnersopraanpartijen – licht en zeer gedifferentieerd. Ook de tenor Marco Jentzsch als Erik is een lyrische, ook al vraagt Wagner hier uitdrukkelijk om een “Nordisch düster und sturmischer Typ”. De Finse bariton Juha Uusitalo is een schitterende Holländer en Robert Lloyd zingt Daland met zijn bekende luie, nasale bas. Hartmut Haenchen is niet de beste dirigent voor ‘Der fliegende Holländer’. Hij weet uit te pakken in de forte passages en is hard en gewelddadig, maar Haenchen is geen gevoelsmens, geen romanticus. Deze ‘Der fliegende Holländer’ is de zoveelste DNO voorstelling van dit seizoen met een provinciaals gehalte. De Hollanders zijn werkelijk te betreuren met zo’n operagezelschap in hun hoofdstad.