© Marco Borggreve
Dunne ‘Legende’ al na de eerste akte uitgeblust
Terwijl Londen deze maand op z’n kop staat vanwege de wereldpremière van de opera ‘Anna Nicole’ van Mark-Anthony Turnage over het dramatische levensverhaal van het pin-up model Anna Nicole Smith, brengt Amsterdam de scenische wereldpremière van ‘Legende’ van Peter-Jan Wagemans over de avonturen van Meester Prikkebeen. Geruisloos en bescheiden presenteert De Nederlandse Opera deze opera, want het predicaat ‘legendarisch’ verdient het zeker niet.
Peter-Jan Wagemans (1952) schreef zo’n 15 werken voor de zangstem en ‘Legende’ is zijn eerste opera. Zijn tweede opera ‘Andreas Weint’ staat voor februari 2013 op het programma van de Opera van Freiburg ter gelegenheid van haar 100ste verjaardag. De scenische wereldpremière van ‘Legende’ speelt deze maand in een reeks van zeven voorstellingen bij De Nederlandse Opera (DNO). Model voor de opera stond ‘L’Histoire de Monsieur Cryptogame’ van de 19de-eeuwse Zwitser Rodolphe Töppfer. Het verhaal gaat over de reizen en avonturen van de door vlinders geobsedeerde Festus (Meneer Prikkebeen), die in absurde situaties verzeild raakt als hij op de vlucht is voor zijn dominante, incestueuze zus. Het Nederlandstalige libretto van ‘Legende’ is van de hand van Wagemans zelf. De taal klinkt natuurlijk, ademt mee met de noten en de woorden kleven fraai op de muziek. ‘Legende’ is een nummeropera waarin reflectie en drama elkaar afwisselen. De eerste akte is komisch, de tweede dramatisch en de derde mystisch. Wagemans verwijst graag naar muziekstijlen. Zo komen kinderliedjes voorbij (Vader Jacob’), musicals (‘Les Misérables’), big band en Laatromantiek, waaronder veel Richard Strauss (Ariadnes monoloog uit ‘Ariadne auf Naxos’, de dans van de zeven sluiers uit ‘Salome’ en de finale van ‘Der Rosenkavalier’. Wagemans heeft zijn wortels in de traditie en zijn muziek is toegankelijk. ‘Legende’ bevat sterke koren, mooie aria’s, heuse liefdesduetten en interessante interludes. In die eerste akte wordt een verhaal verteld, is de muziek spannend en heeft de finale een goede climax.
Maar die spanning weet ‘Legende’ daarna helaas niet vast te houden. De laatste twee akten zijn van reflectieve aard en hier gaat Wagemans vrij associëren over onderdrukking, geloof en seksueel misbruik. Er is geen actie meer in de handelingen en de vaart is eruit. Het verhaal wordt niet helder verteld, het betoog is niet duidelijk ontwikkeld en er is geen richting. Daardoor wordt de voorstelling na de pauze saai en langdradig. De opera boeit in de eerste akte, maar vermoeit in de laatste twee. In het eerste gedeelte is zij spannend, in het laatste klinkt zij chaotisch. De vraag werpt zich dan ook op, waarom Wagemans het niet bij een komische, verhalende opera heeft gehouden.
Er wordt goed gezongen en dat is een opluchting. De Nederlandse alt Helena Rasker steelt de show als Ursula. Haar prachtige donkere midden- en borstregisters laat zij klagend klinken. Haar spannende, traditionele aria aan het begin van de eerste akte zingt zij vol van zelfmedelijden. De Belgische tenor Yves Saelens is haar onbenullige broer Festus. Hij heeft een goede “Draufgängertum” voor de vele stemmingen van de rol. Zijn bravoure-aria in de eerste akte begeleid door onbezorgde big-band muziek zingt hij levenslustig. De Nederlandse bariton Thomas Oliemans is sterk in de desillusie van de priester Pontus met diens geloofscrisis. Zijn melismatische gestotter is een beetje “Much ado about nothing”. Zo ook het onzinnige gecoloratuur van Nel, evenwel virtuoos gezongen door de Poolse coloratuursopraan Elzbieta Szmytka. De bas Dennis Wilgenhof en tenor Marcel Beekman leveren een bewonderenswaardige prestatie als het tweekoppige dictator Zamar. Onduidelijk is het echter of hun personage geestig of dramatisch bedoeld is. De zangers worden in ‘Legende’ versterkt en klinken uit boxen, maar nog zijn de stemmen niet altijd te horen. De balans tussen solisten en orkest is met name in de laatste akten niet goed. Dirigent Reinbert de Leeuw en het Radio Filharmonisch Orkest schakelen snel en strak tussen de diverse stijlen. Het Koor van de Nederlandse Opera zingt sterk in de openingskoren van de eerste en tweede akte.
De regie is in handen van Marcel Sijm, die met ‘Legende’ een goed debuut maakt bij DNO. Sijm toonde in 2008 al zijn veelzijdigheid in ‘Snow White’ van Micha Hamel. Hij laat in ‘Legende’ de absurde gebeurtenissen in duizelingwekkend tempo over elkaar heen buitelen. In de eerste akte wordt de walvis voorgesteld door een gigantische ballon van plastic en in de finale van de eerste akte wordt het tollende schip overdonderend gepresenteerd met rondrennende personages, die begeleid worden door dubbelgangers. De zelfmoordscène van Ursula is een beetje te abstract en komt helaas niet goed uit de verf. In de finale van de opera tovert Sijm in een fraai universum van decorontwerper Marc Warning de twee geliefden naar een toekomst, vreemd genoeg begeleid door de muziek uit de verkrachtingscène…
‘Legende’ is geen meesterwerk. DNO presenteert de opera in alle bescheidenheid en heeft schijnbaar niet groots willen uitpakken voor deze scenische wereldpremière. Bij de première hing dan ook de vlag c.q. vaandel van de productie – anders dan gebruikelijk – niet uit aan Het Muziektheater.