© Wolfgang Runkel
Censuur bij De Nederlandse Opera in ‘Un Ballo in Maschera’
‘Un Ballo in Maschera’ van Giuseppe Verdi (1813 – 1901) bij De Nederlandse Opera (DNO) had het hoogtepunt moeten worden van dit operaseizoen, maar werd na het afzeggen van de wereldberoemde tenor Rolando Villazón en topregisseur Richard Jones een teleurstelling.
De wereldpremière van ‘Un Ballo in Maschera’ vond plaats in Rome in 1859. Het werk was zeer onderhevig aan de censuur van de mid-19e eeuw in verband met het onderwerp koningsmoord, dat door de censoren van het toneel werd geweerd. De politieke lading van de opera werd veranderd door de originele Zweedse situatie te verplaatsen naar Boston en de personages te wijzigen. DNO nu brengt de gecensureerde versie van ‘Un Ballo in Maschera’ en niet de originele, 18e eeuwse, Zweeds historische context met haar meer dramatische geloofwaardigheid. En dat juist terwijl thema’s als vrijheid van meningsuiting en ook Verdi’s oorspronkelijke bedoelingen nu volop in de belangstelling staan.
Regisseur van deze DNO productie is Claus Guth (Frankfurt, 1964). Net als Christof Loy behoort hij tot de opvolgers van een generatie toonaangevende, surrealistische operaregisseurs. Guth kon bij de première rekenen op fors boegeroep van het Amsterdamse publiek. Guth is een perfectionist, die rationeel en evenwichtig consequent zoekt naar nieuwe vondsten. Maar daar gaat het in deze productie mis. Zijn ‘Un Ballo in Maschera’ heeft niet veel nieuws te vertellen en is teleurstellend banaal. Het is glad, koel en gevoelloos en omdat Guth de tragische dimensie van het werk volkomen negeert, ontroert en bezielt hij niet.
De bijrollen stelen de show in deze ‘Un Ballo in Maschera’. De Amerikaanse mezzo Marianne Cornetti kennen we nog van de ‘Lohengrin’ en het ‘Messa da Requiem’ met Jaap van Zweden dit jaar in het Concertgebouw en ze zong 3 jaar geleden de rol van Ulrica in de Metropolitan Opera in New York. Cornetti heeft de stem en het temperament voor de Verdi mezzo partijen en had geen enkele moeite na de laagliggende opening het evenwicht in de hogere muziek te handhaven. De Britse Rosemary Joshua is een muzikale en elegante Oscar, maar kreeg helaas niet altijd de ruimte van dirigent Carlo Rizzi, van wie we degelijker werk gewend zijn. Ook de Poolse bariton Andrzej Dobber hebben we beter gehoord dan hij deze avond presteerde. Deze keer zong hij Renato en met name zijn borstregister klonk vlak en niet open. Ook de Italiaanse Roberto Aronica als Riccardo had problemen met het borstregister. Hij heeft een volle, lyrische tenor en een mooie ‘fiato’. Maar dit uitstapje naar de spinto-dramatische rol van Riccardo is voor Aronica hoorbaar te ver en bij de première tekenden zich al de problemen af. De sopraan Tatiana Serjan als Amelia heeft een eenkleurige, niet egale stem, die dun en ongesteund wordt in de hoogte, waardoor ze een snel vibrato krijgt met een onrustige klank. Met deze manier van zingen zal Serjan geen heel lange carrière beschoren zijn. Ook voor DNO ligt er een taak om deze zangers tegen zichzelf te beschermen.
Het is typerend voor DNO, die geen inmenging duldt, dat zij heeft gekozen voor de gecensureerde versie van ‘Un Ballo in Maschera’. Het grootste muzikale instituut van Nederland heeft geen open discussie tussen de bestuurders en het publiek. Personen die kritiek uiten op DNO worden op de vingers getikt en van tolerantie en respect is weinig te merken. Het is jammer dat Pierre Audi zijn beleid en beslissingen niet openlijk verdedigt. Vragen blijven onbeantwoord en de publieke discussie is dood.