Madama Butterfly’ van De Nederlandse Opera voor gevoelloze designfreaks
De Nederlandse Opera en Puccini zijn niet bepaald dikke vrienden. In de afgelopen vijf jaar heeft het operagezelschap slechts twee producties van Puccini opgevoerd en ook haar huidige reprise ´Madama Butterfly´ draagt niet bij aan een harmonieuze vriendschap.
Het verhaal van de opera ‘Madama Butterfly’ van Giacomo Puccini (1858 – 1924) mag bekend verondersteld worden. De Amerikaan Pinkerton komt zijn kind bij zijn Japanse geisha opeisen en daarop besluit zij harakiri te plegen. De première van de opera vond plaats in Milaan in 1904 en was een enorme flop. Daarop korte de componist de eerste akte in en deelde de tweede akte op in twee delen. Na de ‘deuxière’ een half jaar later werd de opera een doorslaand succes.
Had Puccini met ‘Madama Butterfly’ een visionaire blik? De rol van de Amerikanen in de wereldpolitiek of de noodzaak tot registratie van kinderen bij een eventueel huwelijk? Voer voor operaregisseurs zou je denken. Maar niets is minder waar bij De Nederlandse Opera (DNO).
Muzikaal zit het bij deze ‘Madama Butterfly’ allemaal nog wel goed. De Roemeense sopraan Adina Nitescu differentieert fraai in de verschillende gemoedstoestanden van Butterfly, ook al klinkt zij in de eerste akte nogal ouwelijk door teveel te drukken in haar borstregister. Richard Leech als Pinkerton heeft inmiddels een wijd vibrato en bij passagio duidelijk problemen, maar nog steeds een mooie heldere borststem en een stralende hoogte. Anthony Michaels-Moore is een monochrome consul Sharpless. Een genot is het om Jaap van Zweden als dirigent aan het werk te zien én horen. Hier debuterend bij DNO geeft hij elke inzet met verve aan en met name de strijkers zijn bij hem prachtig vertegenwoordigd. Hij laat het orkest heerlijk ontspannen mee ademen met de zangers. Hoorbaar heeft deze violist hart voor de zangstem, het instrument dat het dichtst bij de strijker staat.
Maar het lijkt alsof DNO ook ons geen vrienden heeft willen laten worden met Puccini, want voor de regie engageerde zij Robert Wilson (1941,Waco, Texas), de grootmeester van het Anglo-Amerikaanse regietheater. Wilson ontdoet ‘Madama Butterfly’ van alle clichés en deze reductie leidt vervolgens tot kilte. Ook de repeterende bewegingen en nutteloze gebaren maken de enscenering ingehouden en star. Licht is bij hem het belangrijkste element, maar dit wordt al snel een maniertje. Het is een methode die statisch is en als ook maar één schijnwerper hapert is het effect verloren. Deze ‘Madama Butterfly’ is een tijdloos bouwproject dat niet pijn doet aan de ogen, maar nieuwe esthetische bronnen worden door Wilson niet aangeboord.
Puccini noemt ‘Madama Butterfly’ uitdrukkelijk een “tragedie”, maar Wilsons concept is dat niet. Butterfly sterft bij DNO zonder haar zoon aan te raken of zelfs te aanschouwen. En de toeschouwer laat al die afstandelijkheid tenslotte onberoerd. Deze schone schijn kan toch werkelijk niet de bedoeling van opera zijn.