© Ruth Walz
Ángeles Blancas gloeit in kille ‘La Juive’ van Pierre Audi
In ‘La Juive’ van De Nederlandse Opera valt regisseur Pierre Audi opnieuw in herhaling met een afstandelijke enscenering van een verhaal, dat zou moeten bekritiseren, veroordelen en provoceren. Audi vertelt slechts het verhaal en laat mooie plaatjes zien. De opvoering wordt echter de moeite waard door het fenomenale Nederlandse debuut van de Spaanse sopraan Ángeles Blancas Gulín.
De première van ‘La Juive’ in 1835 te Parijs bracht de joodse componist Fromental Halévy (1799 – 1861) grote bekendheid. De opera is een typisch product van de eerste helft van het begin 19e-eeuwse genre Grand Opéra met zijn grootse spektakels en aangrijpende momenten in muziek en verhaal, waarin kunst en politiek versmolten werden. Het verhaal van ‘La Juive’ speelt in de vijftiende eeuw en gaat over de onderdrukte joodse juwelier Eléazar en zijn dochter Rachel. Rachel is verliefd op Samuel, die in de tweede akte echter een christen blijkt te zijn. Parallellen vallen op tussen Eléazar en de christenhatende en wraakgierige Shylock uit Shakespeare ‘Merchant of Venice’ en tussen Rachel en de geadopteerde Recha uit ‘Nathan der Weise’ van Lessing, wier christelijke wortels verborgen zijn gehouden.
De opera was ook een product van de Juli Monarchie van 1830, waarna de als absoluut vorst regerende Karel X werd opgevolgd door de liberale “burgerkoning” koning Louis-Phillipe en de theatrale censuur werd opgeheven. ‘La Juive’ diende als een theatrale uiting van het liberalisme en veroordeling van de symbolen van het theocratische regiem. De opera komt op voor de bescherming van religieuze en politiek vrijheid en de uitbreiding van de acceptatie van het Jodendom. Er bestonden tijdens de Julirevolutie echter veel sociale angsten, vooroordelen en antisemitisme. Angst voor de gevolgen van ongecontroleerd kapitalisme en industrialisatie nam vaak de vorm aan van beschuldigingen aan joodse bankiers en handelaren (het zogenaamde “antikapitalistische antisemitisme”). ‘La Juive’ leent zich dus bij uitstek voor dit engagement.
Engagement is echter in het œuvre van regisseur Pierre Audi (Libanon, 1957) ver te zoeken. Bijna ieder jaar opent Audi – inmiddels alweer bijna 25 jaar artistiek directeur van De Nederlandse Opera (DNO) en intussen ook baas van het Holland Festival en de Gastprogrammering van Het Muziektheater – zelf het seizoen van zijn DNO met een eigen productie. Zo ook dit seizoen. En terwijl elk zichzelf respecterend groot operahuis het seizoen opent met een nieuwe productie met een gerenommeerde regisseur en grote zangers, opent DNO met de bijna drie jaar oude ‘La Juive’ van Audi, die bij de première in Parijs een groot fiasco werd. In ‘La Juive’ gaat Audi elke interpretatie uit de weg. Zijn personages zijn geen politieke symbolen, sociale afspiegelingen of literaire stereotypen en de opera is bij Audi geen kritiek op intolerantie of machtsmisbruik. Een interpretatie van ‘La Juive’ – zoals regisseur Günther Krämer in zijn coproductie van ‘La Juive’ van Tel Aviv en Wenen in 1999 bood door de antisemitische sympathieën in Oostenrijk tijdens de opkomst van Jörg Haider te incorporeren – hoeft men bij Audi niet te verwachten. Audi bekritiseert, veroordeelt of provoceert niet, maar vertelt slechts het verhaal en geeft mooie plaatjes. Daardoor wordt het afstandelijk, kil en zeker geen Grand Opéra. Het decor is een ijzeren stellage en een afgietsel van Audi’s eerdere decors van ‘Wagner Dream’ en ‘Saint François d’Assise’. Ook deed het denken aan het decor van ‘Luisa Miller’ uit 1991, inmiddels alweer 18 jaar geleden. Decor en regie bevestigen de woorden van Salzburg, die Audi’s sollicitatie eerder dit jaar als artistiek directeur voor de Festspiele afwees – na zijn schijnbaar eerdere, mislukte pogingen in Parijs, Edinburgh en bij de English National Opera – dat hij “weinig internationale allure” heeft en “niet innovatief” is. Deze week kwam Audi in het nieuws, omdat hij had gezegd te vrezen voor de toekomst van het theater. Halévy zou het een “gotspe” hebben genoemd.
Maar gelukkig wordt er in deze ‘La Juive’ fantastisch gezongen. Aan de bezetting kon DNO dan ook niet echt een buil vallen, want hiervoor heeft zij het zich gemakkelijk gemaakt door te “copy / pasten” van recentere producties elders. De titelrol wordt gezongen door de sopraan Ángeles Blancas Gulín, dochter van de legendarische sopraan Ángeles Gulín Domínguez en bariton Antonio Blancas Laplaza. Haar stem lijkt als twee druppels water op die van haar moeder en ook zij lijkt de kant op te gaan van dramatische coloratuursopraan. Familiair zijn de prachtige non-vibrato tonen, het discreet naar de noot toezingen en de grote “peng” in haar gezond gesteunde sopraan. Ook zij zingt wild en woest, altijd met een enorme expressiviteit en er is geen uitvoering op CD die haar inleving in de rol van Rachel ook maar evenaart. Dennis O’Neill zingt zich prima door de complexe partij van de meedogenloze Eléazar. Toch is het jammer dat DNO er niet voor heeft gezorgd dat de cantor Neil Shicoff – die van zijn interpretatie van Eléazar zijn levenswerk heeft gemaakt en de partij wél bij Audi in Parijs zong – in deze rol kan worden gehoord door het Nederlandse publiek. Alle overige rollen – met name het lyrische geluid van John Osborn in de hoge tenorpartij van Léopold en de expressieve coloratuursopraan van Annick Massis als Eudoxie – zijn passend bezet. Carlo Rizzi en het Nederlands Philharmonisch Orkest benadrukken de lyrische kant van de partituur en een aantal onnauwkeurigheden zullen ongetwijfeld in de loop van de reeks voorstellingen verbeteren.
Voor diegene die Ángeles Blancas nog willen horen (haar moeder zong maar één maal in Nederland en nooit bij DNO) is deze productie aan te bevelen. Er zijn nog voor alle data genoeg kaarten in alle rangen te verkrijgen, want het lijkt slecht te gaan met de voorverkoop van abonnementen en losse kaarten van DNO.