© Marco Borggreve

Geen vrolijke kerst met De Nederlandse Opera en ‘Fidelio’

De Nederlandse Opera heeft Srebrenica gebombardeerd tot thema van het seizoen, want zoals eerder in ‘Roméo et Juliette’ speelt ook ‘Fidelio’ zich af in de enclave. En in plaats van met kerst een opbeurende opera of operette te presenteren, brengt De Nederlandse Opera deze donkere productie.

Al jaren wordt er geroepen om met kerst een productie van ‘Die lustige Witwe’ van Franz Lehár bij De Nederlandse Opera (DNO) te doen, maar het operagezelschap prefereert het om haar publiek tijdens de feestdagen de oude productie van ‘Fidelio’ uit 2003 voor te schotelen. Deze enscenering van regisseur Robert Carsen (Toronto, 1954) behoort – net als zijn ‘Carmen’ vorig jaar bij DNO – niet tot de hoogtepunten van zijn oeuvre. Het akoestisch desastreuze decor is het toneel voor een ondergrondse kerker, waar bewakers gevangeniskledij sorteren. In de finale van de opera komen VN blauwhelmen en de mediagenieke minister Fernando op en blijkt het één en ander zich in Srebrenica af te spelen, waar de gevangenen aan hun lot worden overgelaten. Carsen probeert een nieuwe lezing en een “ware” mening aan ‘Fidelio’ te geven en onderkeldert het verhaal over de heldenmoed van een vertwijfelde echtgenote. Deze productie getuigt opnieuw van de liefdeloze programmering van DNO en is niet een voorstelling waar het Nederlandse publiek met kerst nou op zit te verheugen.

Net als bij zijn eerdere samenwerking met Carsen, toont ook dirigent Marc Albrecht zich opnieuw niet van zijn beste kant. Helaas lijkt hij niet de “Messias” waar De Nederlandse Opera op heeft gehoopt. Albrecht boetseert vaak fraaie klanken, maar het ontbreekt hem aan een visie. Zijn lezing hangt als los zand aan elkaar. Hij dirigeert met een glimlach op zijn gezicht – ook tijdens de dramatische momenten – alsof hij het verhaal niet lijkt te begrijpen. Het lachen vergaat hem pas aan het einde van het duet “O namenlose Freude” als de solisten en orkest volledig ongelijk gaan, omdat hij de zangers niet duidelijk aangeeft.

Het mannenkoor van DNO is voor de slotscène van de eerste akte hetzij opgenomen en door speakers weergegeven, hetzij weggemoffeld achter de coulissen en figuranten spelen de gevangenen op het toneel. Het is te hopen dat het wegstoppen van zangers bij opera’s geen trend gaat worden. Gelukkig maakt een prima bezetting solisten de voorstelling nog de moeite waard.