© Karl Forster
‘Manon Lescaut’ onsympathiek in De Munt Brussel
De wereldpremière van ‘Manon Lescaut’ in 1893 was zo’n succes, dat Puccini wel dertig keer werd teruggeroepen voor applaus. Maar voor de nieuwe productie van ‘Manon Lescaut’ in Brussel had het toch al moeilijke Brusselse publiek slechts een applaus van vijf minuten over.
Na de wereldpremière van ‘Manon Lescaut’ werd Giacomo Puccini (1858 – 1924) geroemd om zijn effectieve orkestratie, de originele harmonieën, de rijke melodieën en de ritmische helderheid. De minutieuze schildering van de tableaus van de opera en het sterke gevoel van tijd en plaats in de akten bevestigden het theatrale talent van de jonge componist, die de dramatische situaties met gepassioneerde intensiteit had weten te tekenen. Maar ‘Manon Lescaut’ bezit ook zwakheden. Het libretto – zeven man moesten er voor het uiteindelijke resultaat aan te pas komen – heeft een gebrek aan continuïteit en de laatste akte is eentonig en eenkleurig zonder spektakel of contrast. Ook de personages van de opera zijn oppervlakkig en eendimensionaal. Daarnaast bezit ‘Manon Lescaut’ muzikaal nog niet de kwikzilveren variatie en spaarzaamheid, die Puccini in ‘La Bohème’ zou etaleren.
De Poolse regisseur Mariusz Trelinski (Warschau, 1962) benadrukt in zijn enscenering van ‘Manon Lescaut’ in Brussel – de plaats waar Puccini tijdens zijn behandeling tegen keelkanker overleed – de zwakheden van de opera meer dan dat hij de sterke kanten toont. Trelinski is sinds 2008 artistiek directeur van Teatr Wielki in Warschau – waar deze ‘Manon Lescaut’ in oktober 2012 in première ging – en hij maakt met deze productie zijn debuut in De Munt. Wellicht zou Trelinski de opera ‘Des Grieux’ hebben willen noemen, want bij hem staat de man centraal, die in de val trapt van de oppervlakkige femme fatal Manon met haar driften en inhaligheid. Trelinski maakt Manon als metrohoertje afstandelijk en nog onsympathieker dan zij in feite al is. Voor het publiek is het daardoor bijna onmogelijk om door haar ontroerd te worden. Ook de andere personages maakt de regisseur meer eendimensionaal dan zij eigenlijk al zijn. Zo wordt Manons broer een pooier en haar minnaar een geile, rijke man. De steden van het verhaal heeft Trelinski vervangen door monochrome metrostations en er is de obligatoire dubbelganger als alter ego, die inmiddels te uitgemolken is om nog interessant te zijn. Trelinski komt uit de filmwereld en probeert in ‘Manon Lescaut’ parallellen te trekken met films uit de jaren vijftig en zestig en hun thema’s liefde en opportunisme, armoede en geld, verlangen en moord. Hij werkt met fantasieën, herinneringen en denkbeelden, maar al snel blijkt dat de toeschouwer niet erg veel kan met zijn verwijzingen en citaten. Wanneer komt men er toch eens achter, dat het regisseren van opera iets anders is dan film of theater?
Als je je ogen dicht doet, kan je genieten van een muzikaal schitterende ‘Manon Lescaut’. De Nederlandse sopraan Eva-Maria Westbroek maakt haar roldebuut in de titelpartij, haar vierde Puccinirol na Tosca, Minnie en Giorgetta. Zij is een fantastische Manon. In de eerste akte klinkt zij “oprecht eenvoudig” – zoals Puccini het aangeeft – en in de tweede akte legt zij fijne, kokette kleuren in de frasen. “In quelle trine morbide” is prachtig breekbaar, de eerste noten bezorgen al kippenvel. En in de laatste akte is elke toon gevuld met tragische diepte, het “Io la deserta donna” kruipt onder je huid. De hoogte van haar sopraan is opvallend rijk, getuige haar volle hoge Cs in de duetten aan het begin van de tweede akte en in de vierde akte. Volgend jaar zingt Eva-Maria Westbroek Manon Lescaut in Baden-Baden. Nederland kan trots op haar zijn. De Nederlandse Opera (DNO) heeft haar voor de komende vier seizoenen echter niet geëngageerd.
De Amerikaanse tenor Brandon Jovanovich maakt zijn roldebuut als Des Grieux en zijn debuut aan De Munt. Zijn grote tenor is indrukwekkend en hij zingt zich vol overgave. “Tra voi, belle, brune e bionde” is elegant en ironisch, “Donna non vidi mai” zingt hij gepassioneerd en “Guadate, pazzo son” krachtig. De Griekse bariton Aris Argiris is een uitstekende Lescaut, zijn “Sei splendida e lucante” aan het begin van de tweede akte zingt hij met mooie, gracieuze lijnen. Opvallende talenten zijn de Franse tenor Julien Dran als Edmondo in de eerste akte en de Franse mezzosopraan Camille Merckx als de Musico in de tweede akte.
De Italiaanse dirigent Carlo Rizzi heeft – beter dan voor de ‘Turco in Italia’ van Rossini bij DNO – voor het verismo een goed stijlgevoel. Hij luistert uitstekend naar de zangers en geeft hen alle ruimte. Hij biedt de zangers een tapijt waarop zij kunnen zingen en laat hen helder projecteren over de zware orkestratie, zelfs door Toscanini in 1910 met goedkeuring van Puccini al lichter gemaakt voor een betere balans en verstaanbaarheid. Het Koor van de Munt dient de dirigent goed te volgen om gelijk te zijn met het Symfonieorkest van de Munt, ook al maakt de enscenering het hen niet gemakkelijk.