© Forster
Robert Holl meesterlijk in sensationele seizoensopening Opera Keulen
De nieuwe intendant van Opera Keulen Uwe Eric Laufenberg begint het seizoen 2009 / 2010 met een opwindende eigen productie van ‘Die Meistersinger von Nürnberg’. De Nederlandse bas Robert Holl zingt hierin de hoofdrol magistraal, terwijl ook nog twee andere Nederlandse bassen een belangrijke bijdrage leveren.
‘Die Meistersinger von Nürnberg’ is Wagners zevende opera. Hij begon met het libretto een paar jaar voor de eerste versie van zijn antisemitische artikel ‘Das Judentum in der Musik’ en de uiteindelijke wereldpremière was in München in 1868, één jaar voor Wagners tweede versie van het manuscript. Deze nauwe tijdsrelatie laat sporen na in ‘Die Meistersinger’.
Met ‘Die Meistersinger von Nürnberg’ kon Wagner zijn pijlen op het gevestigde, muzikale etablissement van zijn tijd afvuren. Wagner was er namelijk van overtuigd dat de critici en professionele musici zijn gezworen vijanden waren. Zijn wrok is in ‘Die Meistersinger’ te proeven in de bitterheid en opzettelijke kwaadaardigheid van de schoenmaker Hans Sachs jegens Beckmesser, een karikatuur van een joodse recensent in Wagners tijd. In de opera staat de nieuwe Kunst van Walter voor Wagners eigen muziek, die wordt voorgedragen door Hans Sachs als bemiddelaar en profeet.
Hoe relatief deze Kunst met de grote K is, vraagt regisseur Uwe Eric Laufenberg (1960, Keulen) zich af in zijn enscenering van ‘Die Meistersinger’ in Keulen, waarmee hij zijn eerste seizoen als intendant van Opera Keulen opent. Om dit te laten zien gooit Laufenberg het roer in de derde en laatste akte helemaal om, nadat de eerste akte zich traditioneel in een kerk en de tweede zich op straat afspeelde. En nadat aan het einde van de tweede akte à la ‘Les Misérables’ de opstand de kop is ingedrukt, bevindt het zich in de laatste akte op het plein voor de Keulse Opera ten teken van de Deutsche Kunst. Door “High Definition screening” hier van beeldmateriaal toont Laufenberg, dat kunst voor de één Michael Jackson is en voor de ander Rudolph Moshammer en voor weer een ander Richard Wagner.
En in de finale van deze laatste akte doet Laufenberg iets sensationeels. Wagners aanname en ideaal, dat het volk wél zijn muziek begreep, komt niet alleen naar voren in de eerste akte als Sachs zegt dat het publiek de uiteindelijke jury zou moeten zijn in artistieke zaken, maar ook in de nationalistische finale van de opera als Wagner – bij monde van Sachs en het koor – schreeuwt om de etnische zuivering van de kunst. In deze finale nu lijkt Laufenberg te zeggen, dat de toebedachte dreiging ook van binnenuit kan komen. Met beelden van gebombardeerd en bevrijd Keulen wordt gemaand de Duitse kunst niet opnieuw door het nazisme te laten besmeuren. Op verbluffende wijze wordt de lading als het ware omgedraaid. Laufenbergs enscenering riep gemengde gevoelens op bij het publiek.
De Nederlandse bas Robert Holl is zonder twijfel één van ‘s werelds grootste Hans Sachsen van onze tijd. Hij zong de partij al in Bayreuth vanaf 1996 gedurende acht seizoenen en viel er dit jaar zelfs voor in. Zijn Sachs is gevoelig, doordacht, wijs, tolerant en goedaardig. Robert Holl is meesterlijk in de rol en zingt in de traditie van de grote Sachsen van weleer. Het is een schande dat deze wereldberoemde Nederlandse bas überhaupt nog nooit bij De Nederlandse Opera heeft gezongen. Bjarni Thor Kristinsson is een prachtige sonore goudsmid Pogner. Zijn Scandinavische resonansen donderen vaderlijk door de zaal. Johannes Martin Kränzle is een schitterende spielbariton als de schrijver Beckmesser in zijn woede en wrok. De absurditeiten van zijn serenade en zijn poging tot een prijslied komen voortreffelijk uit de verf.
Het is mode Wagner tenorpartijen licht te bezetten en slachtoffer daarvan is Marco Jentzsch. Zijn lyrische tenor is een maatje te klein voor Walter en mist daardoor het impulsieve en radicale van de sociaal deviante ridder. Jentzsch moest dan ook als enige solist zich boegeroep van het publiek laten welgevallen. Later dit seizoen gaat hij ook nog bij De Nederlandse Opera de rol van Erik in ‘Der fliegende Holländer’ zingen, die Wagner voor een “Nordisch düster und sturmischer Typ” schreef. De Nederlandse bassen Nico Wouterse als Strumpfwirker Hans Schwarz en Dennis Wilgenhof als de nachtwacht leveren solide bijdragen. Wilgenhof geeft met de twee soli in de tweede akte een stevige handdruk als opmaat voor onder andere Zuniga en Fasolt verderop in het Keulse seizoen.
Dirigent Markus Stenz begint de ouverture licht en bouwt spannend op naar een vol dramatisch einde. Stenz verweeft met het Gürzenich-Orchester en het Chor der Oper Köln Wagners lappendeken van patronen nauw en het wordt nooit saai, vulgair of pretentieus. Gesteund door zijn sterke en gedetailleerde lezing van de voortdurende ontwikkelingen en variaties van de thema’s, motieven en structuren weet de productie te overtuigen en te fascineren.